nr5 • 2014 • Deskundig en betrokken
28e jaargang nr. 5 (mei 2014)
thema: Lastige liefde? Over homoseksualiteit en kerk
W. Dekker
Deskundig en betrokken
Over Prosman, Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit1
Het vraagstuk rond homoseksualiteit is aan de ene kant een vraagstuk, dat met heel concrete mensen te maken heeft, die al zo vaak en zoveel beschadigd zijn, dat je het liefst meteen onder elke discussie een streep zou willen zetten. Alleen het woord ‘vraagstuk’ al in mijn eerste zin zou homoseksuele lezers af kunnen doen haken.
Ze zouden kunnen denken: waarom moet mijn bestaan waar ik toch ook niet voor gekozen heb, maar waar ik het for better and for worse mee te doen heb, steeds geproblematiseerd worden? Er is echter ook een andere kant. Het gaat bij wat ik toch nog maar even het ‘vraagstuk’ blijf noemen, ook om zaken die verder reiken dan een mens die bondgenoten zoekt, broeders en zusters die hem de hand reiken op de levensweg. Je kunt die ene concrete mens alle geluk en vrede toewensen, die je maar wilt en tegelijk denken: wat betekent het wanneer seksualiteit zo wordt losgekoppeld van huwelijk en gezin? En wat betekent het wanneer het homohuwelijk wordt ingevoerd door de overheid? Wordt hiermee de uniciteit van het huwelijk tussen één man en één vrouw niet teniet gedaan? Wat voor relaties worden in de toekomst nog meer als een wettig huwelijk gezien? En wanneer het gaat om een specifiek christelijke visie: kan een homohuwelijk ook kerkelijk ingezegend worden of moet dat juist niet? Zou je als kerken moeten zeggen, dat een geregistreerde partnerrelatie wel kan, maar dat een huwelijk een brug te ver is? En als je homohuwelijken inzegent, accepteer je daarmee ook dat adoptie van kinderen mogelijk is? Ga je die ook dopen? Deze vragen zouden nog wel met enkele te vermenigvuldigen zijn. Het zijn bepaald geen onzinnige vragen, want ze hebben te maken met de gebinten van de samenleving en ook met fundamentele overtuigingen binnen de christenheid in zake God de Schepper en zijn heilzame ordeningen voor het leven.
Denker en pastor
Deze twee kanten van het thema homoseksualiteit verdragen elkaar slecht. Dat was me al eens vaker opgevallen, maar het viel me opnieuw heel sterk op tijdens het lezen van het boek van Ad Prosman. Prosman is een theoloog, die op een heldere wijze wetenschappelijk verantwoord schrijft. Voor ieder toegankelijk, maar in grote delen van zijn boek ook met een zekere wetenschappelijke distantie. Dat is goed. Zulke bezinning hebben we nodig. Tegelijk is hij een pastor, die in het laatste praktische deel van zijn boek zeer invoelend schrijft. Je ziet hem al lezend als het ware zelf tobben met de vragen, die hij in het eerste deel heeft opgeroepen. Immers, het gaat om mensen, die vaak al zo kwetsbaar zijn, het gaat om medeleden van het lichaam van Christus, die wij als volkomen gelijkwaardige broeders en zusters lief zullen hebben. Juist omdat je in dit boek de beide gestalten van de denker en de pastor tegenkomt, wil ik graag ds. Prosman bedanken dat hij dit boek heeft willen schrijven. Hij zou het niet direct zelf gedaan hebben, hij is ertoe uitgenodigd door het bestuur van de Gereformeerde Bond, die hem vroeg dit boek te publiceren als deel van de Artiosreeks, een serie boeken die bedoeld zijn als toerusting van de gemeente in de vragen van deze tijd.
De meeste boekjes in deze reeks zijn wat dunner en graven ook wat minder diep. Het is goed dat men in dit geval gekozen heeft voor een wat dikker boek, dat toch tegelijk goed leesbaar is. Het onderwerp is het waard en kreten worden al genoeg geslaakt. Nergens is het boek van Prosman kort door de bocht, laat staan kreterig. In deel 1 wordt de discussie verkend, in deel 2 volgt een bijbels-theologische benadering, in deel 3 een hermeneutische verantwoording, deel 4 geeft een kort maar zeer instructief historisch overzicht o.a. gebaseerd op een driedelig standaardwerk over de thematiek van de hand van de Franse denker Michel Foucault. Zelf heb ik hier nog het meeste van geleerd. Wat me vooral opviel was dat de weerstand tegen homoseksualiteit lang niet altijd van de kerk gekomen is, dat er zelfs hele perioden geweest zijn waarin de weerstand van de samenleving groter was dan die van de kerk. En wat betreft de Middeleeuwen, toen kerk en samenleving elkaar nog grotendeels dekten, viel me op, dat Prosman schrijft: ‘Er was een fobie voor seksualiteit, maar niet speciaal voor homoseksualiteit’. Men was van mening dat seksualiteit tegen de natuur inging als die niet op voortplanting gericht was of die onmogelijk maakte. Daarom werd bijvoorbeeld ook masturbatie stevig bestraft: tweemaal veertig dagen vasten. Voor homoseksuele handelingen gold een straf van vijf jaar vasten en voor seks met dieren zeven jaar vasten. Dat maakt allemaal nog wel wat verschil, maar er was toch sprake van een nevenschikking: in alle gevallen wordt het zaad verspild (p. 170).Na deze historische verheldering volgen in hoofdstuk 5 en 6 praktische en pastorale overwegingen (p. 183-253). Het boek wordt afgesloten met een uitvoerig literatuuroverzicht en een weergave van talrijke geraadpleegde websites.
Oude en Nieuwe Testament
Wie zou menen dat hij alle Bijbelse gegevens en tevens de discussie er omheen over dit onderwerp wel kent, zou toch nog eens in dit boek voor zichzelf kunnen checken of dat zo is. Prosman volgt in ieder geval wel een eigen weg en geeft zich ook steeds rekenschap van de hermeneutische vragen. Hij beseft heel goed, dat teksten niet klakkeloos geciteerd kunnen worden. Anderzijds wijst hij er terecht op, dat de Bijbels-theologische bezinning in de kerken die uiteindelijk fuseerden tot de Protestantse Kerk in Nederland op dit punt nooit zo diepgaand en zo breed is geweest. Vaak werd geconcludeerd, dat het in de betreffende Bijbelteksten zou gaan over homoseksuele handelingen verbonden met de heidense cultus of tempelprostitutie. Zo waterdicht zijn de bewijzen hiervoor echter niet. De teksten kunnen ook gaan over homoseksualiteit zonder religie of cultus. Moeten we dan snel concluderen, dat ze in ieder gevalníetgaan over homorelaties inliefde en trouw, zoals wij die vandaag kennen en dat de betreffende veroordelingen in deze teksten daar dus nietop van toepassing zijn? Dat gaat volgens Prosman te gemakkelijk. Tegelijk vindthij het ook niet mogelijk vergaande conclusies te trekken op grond van de traditionele exegeses van Leviticus 18 en 20 en Romeinen 1.Voor Prosman is de meest gezaghebbende tekst, die ik tot nu toe in deze discussies niet tegengekomen was, die van Handelingen 15, het Apostelconvent. ’Handelingen 15 haalt een streep door heel de Israëlitische wetgeving. Toch blijven er vier kernpunten over. Die blijven staan. Daarmee maakt de christelijke gemeente front tegen het heidendom’ (p. 119).
Ontucht
De vier kernpunten waar christenen uit de heidenen zich van zullen onthouden zijn: afgoderij, ontucht (porneia), het bloed en het verstikte. Prosman ziet deze niet, zoals een aantal commentatoren en ook de theoloog Van Ruler, als tijdelijke maatregelen met een beperkte reikwijdte, maar als de gezaghebbende kernen, die vanuit de totale Mozaïsche wetgeving ook de heidenchristenen gelden. Ze zijn niet willekeurig, maar alle vier terug te vinden in Leviticus 17 en 18 als geboden waaraan ook de vreemdelingen zich moesten houden. Er loopt dus een lijn van de vreemdelingen naar de heidenchristenen en daarmee blijven de Jodenchristenen wat betreft hun voorschriften aan de heidenen in de lijn van hun traditie. Tegelijk is ons hierin een sleutel gegeven om willekeurig gebruik van teksten uit de Mozaïsche wetgeving tegen te gaan. Allerlei geboden zijn vervallen, maar wanneer het om deze kernen gaat, dan zijn ze niet vervallen. Hiermee suggereert Prosman intussen, dat hij op deze wijze ook belangrijke zaken gezegd heeft over homoseksualiteit. De kern ‘geen ontucht’ betekent ‘een afwijzing van en een protest tegen de (homo)seksuele praktijken die in de antieke wereld gepraktiseerd werden’ (p. 101). Mijn reactie is: dat zou kunnen, maar de vraag rijst dan ogenblikkelijk hoe wij ontucht vandaag uit moeten leggen. Wat moeten wij eronder verstaan? Uit zijn historisch overzicht blijkt bijvoorbeeld, dat de kerk daar ook eeuwenlang masturbatie onder heeft verstaan en dat de leidende gedachte in alle gevallen was: er mag geen zaad verspild worden. Bijna ieder zal hier vandaag toch wel vraagtekens bij hebben. Als Prosman vier kernen aanwijst, dan zou ik benieuwd zijn naar wat nu de kèrn van deze kernen is. Hoe maken wij vandaag de vertaalslag naar ons leven en onze cultuur? ‘De seksualiteit rein’, zegt Prosman onderaan pagina 101. Akkoord. Maar dan begint de discussie pas, zou ik denken.
Afwijzing homorelaties?
In het derde praktische deel blijkt dat Prosman geen vrijmoedigheid heeft op grond van de Bijbelse hoofdlijnen om homorelaties als legitieme mogelijkheid te zien. Mij is niet helemaal duidelijk geworden op grond waarvan. Ik val hem van harte bij wanneer hij het opneemt voor het huwelijk. Ik vind zelfs dat hij het huwelijk teveel relativeert als hij stelt, dat Paulus in Efeze 5 het huwelijk uit z’n schepselmatige structuur haalt en op de herschepping richt (p. 250). Dat laatste is volgens mij waar, het eerste absoluut niet. Ik denk, dat het huwelijk bij de schepselmatige structuur van de wereld hoort en daarom ook onder alle volken en in alle religies op de een of andere manier als grondstructuur wordt gerespecteerd en met rituelen wordt omgeven. Hieruit verklaar ik ook de grote tegenstand in een door en door geseculariseerd land als Frankrijk tegen het homohuwelijk. De kerk heeft in ieder geval op grond van haar geloof in God de Schepper alle reden om voor het huwelijk van man en vrouw op te komen. Er zijn echter mensen, die tot dit huwelijk niet in staat zijn. Het moet hen dan ook ernstig ontraden worden. Tegelijk hebben zij wel het schepselmatige verlangen niet alleen te zijn. En dat laatste kan de Schepper volgens Genesis 2 heel goed begrijpen. Zouden zulke mensen dan geen vervulling van hun verlangen niet alleen te zijn, mogen vinden in de relatie met iemand van hetzelfde geslacht? Is dat een vorm van porneia? Op dit punt heeft het boek me niet overtuigd. De bekende ethicus Bernd Wannenwetsch legt het begrip porneia als volgt uit: ’Het is iedere vorm waarop wij op een bezittelijke manier omgaan met ons lichaam, die het reduceert tot object of instrument in dienst van een innerlijk zelf dat naar believen bepaalt wat er met het lichaam gebeurt’.
Hier lijkt mij een criterium te liggen voor elk praktiseren van seksualiteit, in een relatie tussen man en vrouw, tussen twee mensen van hetzelfde geslacht en wanneer je met jezelf alleen bent. Seksualiteit is immers altijd aanwezig. Deze sterke ingeschapen kracht doet altijd iets met je. Wanneer wij niet meer bezittelijk omgaan met ons eigen lichaam, omdat wij het erkennen als gave van onze Schepper, mogen we de angst voor seksualiteit afleggen. Dan is er meer ruimte naar mijn overtuiging dan in dit overigens zeer waardevolle boek.
Dr. Wim Dekker is hoofd stafafdeling theologische en missionaire advisering bij de IZB en sectorhoofd Areopagus en hij is redacteur van Kontekstueel.
Mailadres:
1 Dr. Ad Prosman, Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering,
Heerenveen, 2013, 288 blz. € 12,50.