nr5 • 2014 • Interview
28e jaargang nr. 5 (mei 2014)
thema: Lastige liefde? Over homoseksualiteit en kerk
C.J. Bosch-Klapwijk en T.W.D. Prins-van den Bos
Na zoveel jaar hebben wij ons bewezen
Interview
Een paar maanden voordat het homohuwelijk bij wet geregeld werd, gingen Daan en Patrick1 een geregistreerd partnerschap aan. Twee jaar eerder waren ze samen lid geworden van de Jacobikerk in Utrecht, waar zij zich thuis voelen, maar ook tegen niet vastgestelde grenzen oplopen. Hun tips voor kerkmensen: “Laat ons zijn. Kom uit de kast met je opvatting dat het niet mag. Praat over homoseksualiteit zonder meteen consequenties aan je mening te verbinden”.
Wanneer ontdekte je dat je homoseksueel bent?
Daan: “Tegelijk met het ontdekken van mijn seksualiteit, ontdekte ik dat ik homo ben. Ik was een jaar of zestien, zeventien. Ik wist: ik ben homo, maar kan er niets mee doen en het ook niet aan iemand vertellen. Ik kende helemaal geen homo’s met wie ik erover zou kunnen praten. Pas toen ik 21 was, durfde ik het mijn ouders te zeggen. Maar ik vertelde er ter geruststelling meteen bij dat ik geen relatie wilde. Ze waren verdrietig, vooral om mij; ik zou geen relatie krijgen, geen gezin. Ik heb veel liefde en zorg van hen ervaren. Pas rond mijn vijfentwintigste vertelde ik het ook aan vrienden.”
Patrick: “Ik kom uit een groot gezin, we hoorden bij de Gereformeerde Gemeente van Zwijndrecht. Ik heb me altijd op mijn gemak gevoeld in ons gezin en in de kerk. Mijn leven was heel ingekaderd: reformatorische school, geen televisie, op zondag geen dobbelspelletjes en niet verder dan de achtertuin. Heel veilig. Ik had niet zoveel vrienden en vond het heel interessant om naar jongens te kijken. Ook een gebeurtenis in ons gezin zette mij aan het denken over mijn eigen gevoelens. Het kwartje viel helemaal toen ik een interview las met Benno Premsela in het Reformatorisch Dagblad. Premsela was een Nederlandse binnenhuisarchitect en voorzitter van het COC. Ik dacht: dit gaat over mij, zo ben ik ook! Mijn vader las het interview ook en mopperde vanachter de krant dat het onbestaanbaar was dat het RD zo’n interview publiceerde. Ik durfde dus absoluut niet te zeggen dat ik mezelf herkende in het verhaal.
Ik heb me bij tijden erg zondig gevoeld. Het acceptatieproces begon toen ik rond de twintig was, ik deed toen de Pabo op De Driestar in Gouda. In die tijd reageerde ik op een contactadvertentie in Trouw. Ik kreeg een briefwisseling met een man met wie ik veel gemeenschappelijk had. Het was een feest van herkenning voor mij: ik stond dus niet alleen! Ik was lyrisch. Achteraf betekende ons contact voor mij veel meer dan voor hem…
Eigenlijk ben ik op een hele nare manier uit de kast gekomen. Vooral voor mijn ouders was het naar. Op een gegeven moment liep het briefcontact stuk, waardoor ik compleet van slag was. Mijn moeder merkte dat. De brieven had ik in de papierbak op mijn kamer gegooid. Daar vond mijn moeder ze. Het werd een drama die avond. Onder tranen heb ik mijn ouders beloofd nooit weer zoiets te doen. Zij huilden ook. Maar een dag later draaide mijn vader om en werd hij boos. Ik denk uit onmacht. Er werd mij veel verboden. Verder werd er niet over gesproken. Ik nam me voor uit huis te gaan zodra ik de kans kreeg.
Ik was eenentwintig toen ik klaar was met mijn studie en een baan kreeg waardoor ik het huis uit kon. Ik was al vervreemd geraakt van de Gereformeerde Gemeenten en wist dat in die kerk ook de deur voor mij zou dichtgaan. Dus werd ik hervormd. Voor een relatie had ik toen geen tijd. Ik hinkte bovendien nog steeds op twee gedachten wat dat betreft. Tot ik op een keer een nummer van Kontekstueel in handen kreeg met daarin een briefwisseling tussen prof. Graafland en W. Dekker over hermeneutiek. Ik weet niet meer precies wat Dekker schreef over homoseksualiteit, maar ik concludeerde in ieder geval dat ik er mocht zijn. Toen heb ik het aan familie en vrienden durven vertellen.
De relatie met mijn familie is, met onderling grote verschillen, nog steeds lastig. Mijn ouders accepteren onze leefwijze niet. Toch kan ik geen afstand nemen van mijn familie. Het liefst zou ik willen dat het goed is tussen ons.”
Wat maakte precies dat je homoseksuele relaties ging accepteren?
Daan: “Een preek van mijn toenmalige predikant. Vanaf de kansel zette hij een aantal zonden op een rij: pedofilie, homoseksualiteit, moord. Ik dacht: dat gaat over mij! Ben ik dan even erg als een moordenaar? Dat wilde er bij mij niet in. Ik ging naar het strand om na te denken en te bidden. Er liepen allemaal mensen hand in hand. Dat zal ik nooit ervaren, bedacht ik. Maar ik wílde dat wel ervaren. Na mijn gebed vond ik rust bij God. Toen heb ik besloten mezelf de ruimte te geven. Ik vertelde aan veel meer mensen dat ik homo was, noem het mijn tweede coming out. Ik ging ook meer lezen over homoseksualiteit en bezocht bijeenkomsten van het Christelijk Homo Jongeren Contact, het CHJC. Daar heb ik Patrick leren kennen. Ik ben geen theoloog, dus ik kan je niet precies vertellen hoe je alle Bijbelse gegevens over homoseksualiteit moet interpreteren. Bij mijn keuze voor een relatie zijn gevoel en gebed vooral belangrijk geweest.
Mijn ouders hebben mij veel ruimte gegeven. Zij stonden altijd al open voor afwijkende ideeën. Zo stuurden ze mij naar een dorpsschool in plaats van naar reformatorisch onderwijs en hadden ze een televisie. Pas bij mijn tweede coming out is het gesprek in ons gezin over homoseksualiteit echt van de grond gekomen. Mijn ouders hebben eerlijk toegegeven dat ze te lang gezwegen hebben. Nu zegt mijn vader: als het moet, zal ik van de daken schreeuwen dat je homo bent! Mijn ouders zitten in een lastige positie omdat ze nog steeds in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Katwijk zitten, die homoseksuele relaties afwijst. Ik heb nog een gesprek gehad met de volgende predikant van die gemeente. Hij was begrijpend, maar ondertussen ging ik al veel naar de Dorpskerk in Katwijk aan de Rijn. Daar ervoer ik ruimte; ik kon er opademen. Theologisch en liturgisch lag alles daar veel minder vast. Soms kom ik nog in mijn oude gemeente. Dan voel ik weer de beklemming van vroeger.”
Voelen jullie je nu thuis in de kerk?
“We voelen ons volwaardig lid van de Jacobikerk, al weten we dat er soms grenzen zijn voor ons. Die grenzen zijn niet vastgelegd, je merkt dat ze er zijn door bepaalde gebeurtenissen. Zo bedankte een aantal jaar geleden een vriend van ons voor het ambt nadat hij een homorelatie kreeg. Niet dat hij zelf wilde stoppen, maar hem werd gevraagd de eer aan zichzelf te houden. En toen onlangs een bevriend homostel ging trouwen, moest dat onder verantwoordelijkheid van een andere wijkkerkenraad.
Onze predikanten hebben ons altijd uit de wind gehouden, bezwaren vanuit de gemeente bereiken ons daardoor vaak niet, wat prettig is voor ons. Wel merken we afstand bij een aantal mensen, dat is soms lastig. Maar we merken ook dat veel mensen zich bevinden in een proces van acceptatie. Laatst stapte iemand die al jaren bij ons in de gemeente zit, zomaar op ons af voor een uitgebreid gesprek. Kennelijk is die persoon van mening veranderd in de loop van de jaren. Na zoveel jaar hebben wij ons wel ‘bewezen’ voor de meesten. Het is belangrijk voor hen dat we een stabiele relatie hebben en niets te maken hebben met homoseksuele uitwassen.
Ds. Zoutendijk maakte het thema al vroeg bespreekbaar in onze gemeente, omdat hij zag dat het problemen gaf, met name bij studenten. Hij startte een gespreksgroep met homoseksuelen. Een aantal jaar geleden heeft de kerkenraad zich ook weer over het onderwerp gebogen. In het verslag daarvan aan de gemeente trof ons deze zin pijnlijk: ‘De kerkenraad heeft niet de vrijmoedigheid om homoseksuelen van het avondmaal te weren.’ We horen er wel bij, maar dus toch niet helemaal; we worden getolereerd.”
Wat zou je aan mensen willen meegeven die oprecht menen dat er geen ruimte is voor een relatie tussen mensen van hetzelfde geslacht?
Daan: ”Houdt het bespreekbaar. Natuurlijk kun je een verschil van mening hebben, maar doe de deur niet dicht. Probeer niet te oordelen of je mening op te leggen. Wat wij doen is niet schadelijk. Moord of pedofilie wel, maar dit niet. En ik moet eerlijk zeggen; wij moeten in het gesprek ook steeds proberen anderen niet te oordelen.” Patrick: “Ik erger me er wel eens aan hoe de discussie gevoerd wordt. Dan denk ik: wij zijn ménsen! Laat ons zíjn. God is naar ons afgedaald, heeft te midden van ons geleefd, Hij is aan ons gelijk geworden. Dat is de basis van waaruit ik geloof. Dat zou wel meer het beginpunt mogen zijn in een gesprek. Niet een hoog-theologisch kader vooropstellen, maar het feit dat wij net als iedereen mensen zijn. Aanvaard de mens zoals hij is, met zijn seksualiteit. Praat erover zonder oordelen en ook zonder meteen consequenties aan je mening te verbinden. Laat kerkenraden niet alleen óver homoseksuelen praten, maar ook mét. De formulering ‘we hebben geen vrijmoedigheid’ is een voorbeeld van hoe het niet moet. Het lijkt dan alsof we slechts worden getolereerd. En tegen gemeenteleden zouden we willen zeggen: kom uit de kast met je opvatting dat het niet mag.”
Zijn jullie de Bijbel anders gaan lezen?
Patrick: “Ja, absoluut, al komen we nooit helemaal los van oude opvattingen. Natuurlijk zien we wel dat de toon van de Bijbel wat homoseksualiteit betreft niet positief is. Maar er staat ook: het is niet goed dat de mens alleen zij. Dat was ook het punt van Wim Dekker. De richtlijnen van de Bijbel zijn vooral bedoeld om een goed leven te hebben en kennelijk paste homoseksualiteit daar toen niet bij. Daan: “Als ik er nu op terug kijk, dan denk ik wel eens dat ik het contact met God kwijt was. Maar God heeft mij vastgehouden. Daarom kan ik nu nog christen zijn. Ik had een zwaar godsbeeld, maar toch wist ik: Hij is er voor mij.”
Hebben jullie overwogen een gezin te stichten?
“Voor ons persoonlijk vinden we dat een stap te ver. Bij ons is een derde of zelfs vierde partij nodig om kinderen te krijgen. Daarbij: waarom wil je een kind? Is dat zelfverwezenlijking? Soms lijkt de kinderwens een oerdrift. Misschien speelt voor mensen de gedachte mee aan verzorging als je oud wordt. Het contact met kinderen missen we niet; we hebben genoeg familie en vrienden met kinderen om mee om te gaan.”
Joke Bosch-Klapwijk is journalist te Amersfoort. Desiree Prins-van den Bosch is proponent binnen de PKN. Beide auteurs zijn redacteur van Kontekstueel.
Mailadressen:
1 Uit privacy overwegingen zijn dit niet de echte namen van de geïnterviewden. Hun namen zijn bij de redactie bekend.
‘Verdraagt elkanders lastigheden’