nr2 • 2014 • Kroniek
29e jaargang nr. 2 (nov. 2014)
thema: Gereformeerde hermeneutiek. Heeft de Bijbel het voor het zeggen?
Kroniek
Israël; echte vriendschap
J. Wienen
Deze zomer was er weer een zware strijd rond Gaza. Raketbeschietingen vanuit Gaza op Israëlische doelen, Israëlische bombardementen om de raketinstallaties uit te schakelen, strijd om tunnels die waren gegraven om Israël ongemerkt binnen te kunnen gaan om aanvallen uit te voeren. Het is al vele jaren een patroon dat vriend en vijand van Israël in zulke perioden van strijd ook hun verbale strijd opvoeren.
Dat geldt ook voor deze groepen in de kerk. Het is een eindeloos herhaalde discussie, die somber maakt, omdat partijen geen stap dichter bij elkaar komen. Zoals Israël en de Palestijnen gevangen zitten in hun conflict, zitten hun vrienden in Nederland en in de kerk dat evenzeer. Nieuw waren wel de massaliteit en heftigheid van betogingen van Nederlandse Moslims tegen Israël en de Joden. Sommige uitlatingen roepen heel pijnlijke herinneringen op aan het vocabulaire van de nazi’s. Ook elders in Europa waren er heftige anti-Israëlische demonstraties.
In de Domkerk in Utrecht werd een tentoonstelling georganiseerd van War Child. Met foto’s van volwassenen wordt getracht een beeld op te roepen van het lot van Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenissen. Een groep gemeenteleden met als bekendste vertegenwoordiger Hebe Kohlbrugge heeft hiertegen verzet aangetekend. De ongelukkige kerkelijke geschiedenis als het gaat om antisemitisme en de antisemitische effecten van veel protest tegen Israël maken dat de groep gemeenteleden vind dat deze tentoonstelling in de kerk niet kan.
In Trouw gaf een kerkenraadslid commentaar: “Israël is een vriend. Maar je mag een vriend wel bekritiseren.” Die zin bleef bij mij haken. Ik vroeg me af waarom. Je hoort het vaak als er in kerken harde kritiek op Israël wordt geleverd. We voelen ons verbonden, we zijn vrienden, maar juist daarom wijs je ook de fouten aan. Het is als in het kindergedichtje van Hieronymus van Alphen: “Een vriend die mij mijn feilen toont … heeft op mijn hart een groot vermogen.”
Ware vriendschap
Zonder twijfel is dat een aspect van echte vriendschap: dat je elkaar de waarheid durft te zeggen, zeker als je het gevoel hebt dat je vriend iets heel verkeerds doet. Toch komt de uitspraak op mij niet overtuigend over. In een vriendschap uit je je kritiek tegenover je vriend. Je gaat er niet mee de straat op om de echte of vermeende fouten van je vriend en je afkeuring daarvan luid te verkondigen. Zo verspeel je normaal gesproken de vriendschap. Het kindergedichtje is hier niet van toepassing. Dan zou het eerder zijn: een vriend die mijn feilen toont aan anderen … wekt in mijn hart bitterheid.
Er is nog een ander aspect dat vragen oproept: de timing van de openbare kritiek. Stel je hebt een vriend die door velen met de nek wordt aangezien. Sterker, heel de buurt spreekt schande van hem. Bovendien is die vriend in een heftig conflict terecht gekomen met zijn buren. Als je op zo’n moment in je huis een fotocollage ophangt om te laten zien hoe slecht je vriend is en dat je het gedrag van je vriend net als iedereen afkeurt, dan is de kans klein dat de vriendschap in stand blijft. Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.
Er zijn veel vrienden van Hamas die hun meeleven betuigen met het lijden van de Palestijnen. Ze zijn verontwaardigd over het onrecht dat hen wordt aangedaan en ze zijn boos op Israël. Maar het gebeurt niet vaak dat ze dan de straat op gaan om te protesteren tegen standrechtelijke executies op straat van vermeende verraders, het afschieten van raketten op burgerdoelen en het plaatsen van lanceerinstallaties bij scholen en ziekenhuizen. Laat staan dat ze, terwijl er in Gaza Palestijnse kinderen sterven, een tentoonstelling gaan organiseren over het verdriet van Israëlische ouders die kinderen verloren bij Palestijnse aanslagen. En ik begrijp dat wel. De vriendschap en solidariteit maakt dat je juist in zo’n moeilijke en spannende periode eerder steun biedt dan met openlijke kritiek komt.
Of een tentoonstelling als in de Domkerk antisemitisme oproept, weet ik niet. In ieder geval staat zo’n tentoonstelling in een reeks naast demonstraties waarin wordt opgeroepen zionisme en zionisten te vernietigen en waar haat tegen Israël en Joden dicht bij elkaar blijken te liggen. Ik begrijp de kerkgangers die zich er om die reden niet thuis bij voelen en die het gevoel hebben dat dit antisemitisme mogelijk in de kaart speelt. De organisatoren kunnen het gevoel hebben dat ze dat risico op de koop toe moeten nemen om hun verontwaardiging over de slechte behandeling van kinderen te kunnen uiten. Maar misschien moeten ze dan ook op de koop toe nemen dat velen de tentoonstelling niet zullen ervaren als een uiting van een vriend van Israël, maar eerder als een demonstratie van het einde van de vriendschap.
Meer dan het kindergedichtje van Van Alphen is hier een fabel van Jean de la Fontaine van toepassing: “Iedereen noemt zich vriend; alleen een gek vertrouwt daarop: die naam is gewoon genoeg, maar echte vriendschap is zeldzaam.” Maar vooral denk ik dat je moet concluderen dat het organiseren van zo’n tentoonstelling niet zozeer getuigt van een oprechte vriendschap als wel van een verloren vriendschap.
Er blijft een verdrietig gevoel over. Ik herinner me de dag dat we een bezoek brachten aan het Bijbel Instituut in Bethlehem en hoorden van de pijn en het verdriet van Palestijnse christenen die afgesneden waren van hun geboortegrond en familie in Jeruzalem. Even later waren we terug achter de muur bij onze Nederlands-Israëlische vrouwelijke gids die niet goed kon begrijpen dat we op bezoek gingen bij en ook begrip hadden voor Palestijnen. Zij bliezen onschuldige mensen, mannen, vrouwen en kinderen op. Haar man was vrijwilliger bij de Israëlische Rode Davidsster en had meegeholpen bij het bij elkaar zoeken van de verspreid liggende ledematen van slachtoffers van bomaanslagen op bussen. Terwijl onze gids weer de beste verhoudingen had met Palestijnse winkeliers bij wie we op bezoek waren. Die waren anders, want die kende ze en dat waren lieve mensen. Maar achter die muur leefde de haat. Er is zoveel angst en verdriet en daarachter verdwijnt de menselijkheid van de ander.
Kun je dan niet opkomen voor kinderen in de gevangenis of kun je geen vragen stellen over de vele burgerslachtoffers? Kun je niet geraakt zijn door de hopeloosheid van de situatie van de Palestijnen? Absoluut wel. Juist als vriend kun je je beklemd voelen. Maar als vriend ga je niet mee met eenzijdige kritiek in een tijd dat Israël en daarachter de Joden gedemoniseerd worden. Dat doe je niet als vriend en eerlijk gezegd ook niet als goed geïnformeerd mens. Niet omdat je de pijn van Palestijnse kinderen niet ziet, maar omdat je iets weet van de verscheurende werkelijkheid, waarbinnen zij pionnen geworden zijn van het grote gelijk dat beide partijen claimen. Als je vriend bent of wilt zijn kun je andere manieren zoeken om iets te doen aan dit hopeloze conflict en aan harde behandeling van kinderen.
Hebe Kohlbrugge heeft een leven van opmerkelijke eigenzinnige keuzes achter zich, van moedig en actief verzet in de Tweede Wereldoorlog en gevangenschap in concentratiekamp Ravensbrück, tot pionier in de contacten met kerkelijk Oost-Europa en steun aan dissidenten daar. Ze is ondertussen honderd jaar, maar dat doet niets af aan haar scherpe blik. Als kerkgangsters van de Domkerkgemeente verzet ze zich tegen een eenzijdige presentatie op het verkeerde moment. Ze heeft (weer) gelijk.
Misschien is het goed een aan Augustinus toegeschreven woord in gedachten te houden: “Een vriend is iemand die alles van je weet en toch van je houdt.” Dat maakt je niet blind en ook niet stom als je vindt dat dingen niet goed zijn. Maar vriendschap moet ook ergens uit blijken.
Kerk voor atheïsten
In september kregen we in Nederland een nieuw fenomeen: een atheïstische kerkdienst. In eerste instantie kreeg ik hier een absurdistisch gevoel bij. De oorsprong ligt in Engeland en daar zijn een paar komieken de aanvoerders. Dat past dan wel weer: het lijkt een grap. Hoe kom je er bij bijeenkomsten voor atheïsten kerk te gaan noemen? Ondertussen blijkt dat het misschien toch iets anders ligt. Ik begrijp dat het feitelijk gaat om bezinningsbijeenkomsten waar mensen niet bij voorbaat in God geloven, maar zich wel willen laten inspireren door bijbelverhalen. Ook gelovige mensen doen mee. Het klinkt bijna als een Alpha-cursus zonder evangelisatiedoelstelling.
Ik las dat gezegd wordt dat kerkdiensten voor niet-gelovigen ontoegankelijk en vreemd zijn. Dat zal waar zijn. Het zijn ook geen bijeenkomsten voor ongelovigen, maar bijeenkomsten van mensen die Jezus willen volgen of zoeken. Dat is ook het probleem voor atheïstenbijeenkomsten. Ze hebben alleen gemeen dat ze iets niet geloven, en zelfs dat blijkt dus niet zo te zijn. Voor het overige blijken de diensten opmerkelijke paralellen te hebben met kerkdiensten. Er is een soort preek, er wordt samen gezongen, er is een stiltemoment en er wordt geld opgehaald. Ik las dat er in Engeland zelfs al een scheuring is geweest in de atheïstische kerk. Je zou bijna zeggen: atheïstische kerkdiensten zijn bijeenkomsten voor mensen die de kerk eigenlijk een beetje missen. Die het fijn vinden om samen te komen, gemeenschap te ervaren en te delen. Dat is een boeiende constatering: zelfs mensen die niet in God geloven kunnen de kerkdiensten niet missen.
We kijken wel eens wat te treurig naar de kerkdiensten. Het CBS heeft onlangs weer eens de stand opgemaakt en laten zien dat er weer wat mensen minder naar de kerk gaan. Je kunt per gemeente kijken hoe het er voor staat. In Urk gaat bijna 94% van de bevolking naar de kerk. In Zandvoort is dat slechts 2,6% In Nederland gemiddeld ligt dat percentage op 17%, inclusief moskeebezoek overigens. Soms maken we de diensten misschien wel treurig saai en er is alle reden veel aandacht te geven aan de kerkdienst. Mensen komen niet meer vanzelf. Maar het is iets prachtigs om in een individualistische tijd samen te komen en gemeenschap en vreugde te ervaren in een gedeeld geloof. Hetzelfde CBS publiceerde deze zomer een onderzoek waaruit blijkt dat mensen die tot een kerkelijke groep horen iets vaker gelukkig en tevreden zijn dan mensen die dat niet doen. En dat degenen die één maal per week of vaker naar de kerk gaan beduidend gelukkiger zijn dan mensen die zelden of nooit gaan. Best boeiend, die droge statistieken van het CBS. En ik houd het maar bij echte kerkdiensten, dat lijkt me heel wat inspirerender dan de atheïstische variant.
Drs. Jos Wienen is burgemeester van Katwijk en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres:
Om dit nummer te bestellen, klik hier