nr1 • 2015 • tegendraads genoeg
30e jaargang nr. 1 (september 2015)
thema: Pionieren: vrucht of vlucht?
Tegendraads genoeg?
Over Wim Dekkers Tegendraads en bij de tijd
E. van ’t Slot
Wim Dekker markeert zijn afscheid als ‘huistheoloog’ van de IZB met een boek over de betekenis van Dietrich Bonhoeffer voor kerk-zijn anno nu: Tegendraads en bij de tijd: Verder in het spoor van Bonhoeffer. Bonhoeffers geschriften gaan al jaren met hem mee, en een passender ‘slotakkoord’ is dus nauwelijks denkbaar. Hoewel: slotakkoord… In verschillende recensies heb ik al gelezen dat het boek vraagt om een vervolg.
Ook ik hoop van harte dat er nog vele pennenvruchten zullen volgen. Eigenlijk komt de inleverdatum voor deze bespreking me te vroeg. Ik heb nog niet het idee dat ik al klaar ben met dit boek of dat mijn beoordeling al helemaal afgewogen is. Maar vermoedelijk zou een inleverdatum over twee maanden nog altijd te vroeg komen, omdat ik dan nog steeds aan het broeden ben op wat Dekker biedt. Ik hoop dus dat uit de onderstaande regels vooral zal blijken hoe ik dit boek lees, dat is: nog aan het herlezen en overwegen ben. Dit is dus geen boek dat je na lezing weglegt om het niet meer op te pakken. Integendeel. Ik ben veel mooie en leerzame passages tegengekomen die wel een tijdje met mij mee zullen gaan. Op de eerste bladzijden schrijft Dekker bijvoorbeeld, tegen de individualisering in, over “de gemeente die allang aan mijn individuele keuzes is voorafgegaan.” (17) Prachtig, onopgeefbaar. Ook heel mooi zet hij uiteen hoe de hoorder van Bonhoeffers preken moet hebben gemerkt dat Bonhoeffer de sores van het alledaagse leven werkelijk zag, en hoe de openbaring in Christus in die preken echt concreet met die sores te maken blijkt te hebben, en er schurend en botsend op ingaat (200-202). Over de betekenis van de disciplina arcani, kringen en biecht lees ik hier een actualiserende uitleg met veel waardevols.
Mooi dus dat Dekker een heel boek wijdt aan Bonhoeffer en de toestand van de kerk anno nu. Hij beseft daarbij heel goed dat Bonhoeffers wereld en de onze niet zonder meer op elkaar passen. En dat er genoeg lijnen in Bonhoeffers denken zijn waarbij kanttekeningen zijn te plaatsen. Toch heeft Bonhoeffer in zijn tijd ontwikkelingen gepeild die in alle hevigheid nog steeds spelen, en hij heeft er een theologie naast gelegd, en denksporen gewezen, die deze ontwikkelingen nog altijd raken.
Tegelijkertijd heb ik boven deze bespreking een kop met vraagteken staan. Ik las laatst in een NRC-column van Carolien Roelants de vuistregel: als een kop zo’n ja/nee vraag bevat, is het antwoord vrijwel altijd ‘nee’. Ik vrees dat ze daar gelijk in heeft.
‘Verder in het spoor van’
Hoe zit dat nu eigenlijk met dat ‘spoor van Bonhoeffer’ in dit boek? Dat is mijn eerste vraag. Dekker wil verder in dit spoor. Betekent dit dat hij lijnen wil doortrekken waar ze bij Bonhoeffer zelf afbreken? Die indruk wekt het boek zeer sterk. De hoofdstukken beginnen steeds met een Bonhoeffer-citaat, waarna er aanduidenderwijs enkele gedachten van Bonhoeffer worden uitgelegd; maar het meer substantiële deel van bijna elk hoofdstuk gaat vervolgens ‘verder’. Verder dan Bonhoeffer, zeg ik geregeld. Of: anders verder dan Bonhoeffer. Bonhoeffer heeft een aanzet gegeven, Dekker geeft daar op zijn eigen wijze een vervolg aan. En vaak, ik onderstreepte het al, is dat een interessant vervolg, het overdenken waard. Prima om deze benadering te kiezen. Maar wijst Bonhoeffer onvermijdelijk dezelfde kanten op? Meer dan eens heb ik daar mijn vraagtekens bij. Toch lijkt Dekker wel dichtbij Bonhoeffer te willen blijven. Voorin het boek geeft hij aan Bonhoeffers denken in al zijn complexiteit en gelaagdheid toegankelijker te willen maken (6). Dan moet je dus een toegankelijke Bonhoeffer-exegese schrijven – maar dit boek is meer dan dat, en bij de exegese heb ik geregeld vragen. Daarop wil ik, bij alle waardering, hieronder het accent leggen. Want ik vraag me af: had wat meer in het spoor van Bonhoeffer misschien een nog radicaler boek opgeleverd?
Psychisch – pneumatisch
Belangrijk voor Dekker is het onderscheid dat Bonhoeffer maakt tussen ‘psychische’ en ‘pneumatische’ vormen van gemeenschapsleven (laten we, met Dekker, dat laatste voor het gemak even gelijk stellen aan gemeenteleven). In het begin van Leven met elkander (of Verborgen omgang) beschrijft Bonhoeffer hoe ‘psychische’ gemeenschappen gebaseerd zijn op allerlei sociale en emotionele factoren, verlangens, behoeften en keuzes. Een ‘pneumatische’ gemeenschap staat daar tegenover en is geworteld in het verlangen van de Geest. Het is niet verkeerd dat er psychische gemeenschappen bestaan, integendeel, maar als een christelijke gemeenschap slechts op ‘psychische’ wijze functioneert, is het gevaar levensgroot dat we elkaar in die gemeenschap binnen de kortste keren afrekenen op onze gemeenschapsidealen, theologische ideeën, en wensdromen. Zulk gedroom breekt de gemeenschap uiteindelijk alleen maar af en Bonhoeffer schrijft daarom kernachtig: “Gott haßt die Träumerei”. In een ‘pneumatische’ gemeenschap worden we daarentegen langs de meetlat van de Geest gelegd, of beter gezegd: daar bindt de Geest ons samen en Hij tilt ons er boven onze gedachten en wensen uit. Vaak juist door ons oog te openen voor de diepe christelijke waarde van een gemeenschap die helemaal niet beantwoordt aan onze idealen. “Draagt elkanders lasten” (Gal. 6:2)!
Dekker haakt nu sterk in op die geopende ogen. Voor hem wordt een pneumatische gemeenschap vooral een pneumatische benadering (29, 38-39). Je kunt dan naar één en dezelfde gemeenschap op twee manieren kijken: psychisch of pneumatisch. Daar zit een belangrijke kern van waarheid in. Want als onze ogen allemaal geopend worden voor een pneumatische manier van kijken, dan zal dat ook resulteren in pneumatische gemeenschappen. En toch denk ik dat hier ten opzichte van Bonhoeffer iets verloren gaat. Pneumatische gemeenschappen kunnen ook gestalte krijgen ondanks onze vertroebelde blikken. Het gaat hier om een realiteit die ondanks onszelf onder onze handen, door de Geest, gevormd wordt. Pneumatische gemeenschappen zijn wel degelijk gemeenschappen waarin voortdurend beweging zit, waarin van alles verandert en veranderen moet, niet op grond van onze idealen, maar gedreven door de Geest die waait waarheen Hij wil. Daar wil Bonhoeffer de lezer op attent maken, en voor openstellen. Wanneer een pneumatische benadering alleen nog betekent dat ik anders kijk naar gegeven situaties, bestaat het risico dat er een deel van deze tegendraadse dynamiek verloren gaat.
Status quo
Zo lezen we in Dekkers boek over een reformatorische binnenstadsgemeente die gerust haar Psalmen vol deugdzaamheid (zie 119) op hele noten mag blijven zingen, en haar kledingvoorschriften of gewoontes prima kan handhaven, en toch missionair kan zijn: als ze maar het besef uitstraalt net zozeer van genade te moeten leven als haar omgeving, en als ze maar oog heeft voor de taken die ze in die omgeving aantreft. Het is al een getuigenis op zich, vindt Dekker, dat zondag aan zondag al die aldus geklede mensen daar samenkomen (176). Tja. Is dat waar? Zal een binnenstadsbewoner niet alleen maar een vreemde cultuur zien binnenschuiven in dat kerkgebouw? En als er doordeweeks mensen uit deze gemeente onder stadsbewoners doen wat hun hand vindt om te doen, hoe zal zo’n binnenstadsbewoner dan verder kunnen komen dan: ‘die lui zijn toch best oké hoor, al begrijp ik niks van hun taaltje’? Die taal is immers van 1773 (of eerder)… Dekker maakt het de gemeente hier toch te gemakkelijk.
Er zijn passages waaruit ik de indruk krijg dat de ideale gemeente de in een kerkgebouw zittende, naar preken luisterende gemeenschap is. En als die preken (weer) goed (‘profetisch’) zijn, dan zal de gemeente tevreden en pneumatisch zijn, en missionaire uitstraling hebben. De kerk heeft immers een goed verhaal: ‘Kom binnen en het zal je duidelijk worden!’
Ik wou dat dit laatste waar was. Natuurlijk heeft Dekker hier opnieuw een enorm belangrijk punt te pakken, en bijvoorbeeld het mede door hem opgerichte preekinstituut Areopagus doet op dit vlak belangrijk werk. De preek zal het verhaal van de Schrift sterk communicatief en doorleefd naar voren moeten brengen, en daarbij obstakels moeten slechten in plaats van zelf een obstakel te zijn. En toch is de gemeente ook in haar concentratie op het Woord meer dan alleen een preken luisterend gezelschap, en zal er over de vorm van de eredienst inclusief de preek kritischer na moeten worden gedacht. Er zijn genoeg mensen die ook een goede preek niet verstaan, mensen die vroeger misschien bleven ondanks dat, maar vandaag echt niet meer.
Verlangen
Voor Dekker is de huidige tijd een tijd van afval. Hij probeert bij Bonhoeffer manieren te vinden om gelovig over deze afval na te denken. Maar ik geloof er niets van dat Bonhoeffer deze beoordeling van onze tijd zou delen – en dan ook nog zo berustend reageert als Dekker beschrijft (106-108). Bonhoeffer is juist degene die vond dat het met het verschijnsel ‘religie’ nu ook echt maar eens over en uit moest zijn. Hij was daar, in tegenstelling tot wat Dekker zegt, stelliger in dan Barth (126-127). Bonhoeffer legt zijn vinger bij het religieuze gehalte van de kerktaal en zegt: we zullen op zoek moeten naar nieuwe woorden. En niet alleen woorden. Want in de kerk gebeurt er wat anders dan wat ‘religie’ beoogt. Het geloof is niet in de eerste plaats het antwoord op een algemene “stille hunkering naar iets overstijgends, een diep-menselijk verlangen naar geborgenheid” (45), die mensen helaas op allerlei andere manieren proberen te bevredigen. Dat de weg van Christus juist tegendraads tegen zulke verlangens ingaat, zullen we zeer goed duidelijk moeten maken, met woorden en in daden van navolging. Anders blijft de wereld alleen maar de club die niet wil begrijpen dat wij de echte antwoorden op haar vragen koesteren (177-178), en laten we haar aan zichzelf over. Bonhoeffer is niet alleen de man van de overgave, maar ook van het verzet. Vermoedelijk is Dekker gewoon een tikkeltje religieuzer dan Bonhoeffer. Of dat goed is of niet? Wat mij betreft is dat jammer – maar dat zegt misschien nog het meeste over mezelf. Waar het om gaat is dat hier ergens een verschil zit tussen Dekker en Bonhoeffer.
Verder
Nu de bespreking is afgerond pak ik het boek weer op en blader het nog eens door. Er zijn geen mensen die dichterbij het geloof staan dan anderen, lees ik nu weer. “Er is maar één verhaal voor allen, dat is het verhaal van het leven, het lijden en de opstanding van Jezus. We geloven dat dit verhaal zijn eigen dynamiek en kracht zal bewijzen.” (124) Dit verhaal breekt onze werkelijkheid open, lees ik. “Het is niet nodig eerst een antwoord gevonden te hebben op de vraag hoe dat kan.” (125). Ja, zo is het, zeg ik. En er is veel meer wat ik prachtig vind en volmondig beaam. Heb ik Dekker met mijn vragen dan wel recht gedaan? Ik hoop het. In ieder geval zet hij aan tot vragen die ertoe doen.
Prof. dr. Edward van ’t Slot is bijzonder hoogleraar Systematische theologie en kerk in de 21e eeuw aan de Rijksuniversiteit Groningen en predikant (PKN) te Zwolle. Hij is voorzitter van het Bonhoeffer Werkgezelschap (Nederlandstalige sectie).
Mailadres: