nr5 • 2016 • Inleiding bij een herontdekt artikel
30e jaargang nr. 4 (maart 2016)
thema: Noordmans - kerk en toekomst
C.C. den Hertog
Inleiding bij een herontdekt artikel
Het recent herontdekte artikel van Noordmans dat in de laatste editie van de Noordmans-nieuwsbrief gepubliceerd werd en dat ook in dit nummer van Kontekstueel is afgedrukt, verscheen voor het eerst in 1941 in het centrale orgaan van de Nederlandse Hervormde Kerk: het weekblad van de N.H. Kerk. Noordmans' stuk was het laatste in een reeks van vijftien artikelen.
Wat was de aanleiding van de artikelenreeks? Het begin van Noordmans’ stuk geeft een aanwijzing. De woorden die als een soort motto boven het artikel staan, komen - zo staat ook te lezen - uit de Boodschap der Synode. Omdat niet iedereen direct paraat zal hebben welke boodschap bedoeld is even een klein stukje kerkgeschiedenis.
Reorganisatie
De boodschap waar het hier over gaat, was opgesteld door een buitengewone vergadering van de Algemene Synode en was op 27 oktober 1940 in veel kerkdiensten voorgelezen. In verschillende protestantse kerken in Nederland werd op die zondag meegedeeld dat namens zes Nederlandse kerkgenootschappen een protest was ingediend bij de Rijkscommissaris in verband met de ‘onlangs uitgevaardigde voorschriften, waarbij de benoeming en bevordering van ambtenaren en andere personen van Joodschen bloede in Nederland wordt verboden, met dringend verzoek aan den Rijkscommissaris te willen medewerken tot de intrekking van bovenbedoelde voorschriften’. De Algemene Synode der Nederlands Hervormde Kerk liet naast deze mededeling nog een kanselboodschap voorlezen waarin gesproken werd over ‘schuld en roeping der Kerk’. Dit stuk besloot met drie punten waar de Synode de Kerk bij wilde bepalen: 1. Het hoge goed van de geestelijke vrijheid; 2. De plaats en waarde van het christelijk gezin en de opvoeding der jeugd en 3. Een nieuwe waardering van de dag des Heren.[1]
Dat de Synode zich op deze wijze tot het (kerk)volk richtte, had velen verrast. De Hervormde Kerk functioneerde immers nog altijd onder het Algemeen Reglement van 1816, dat weliswaar sinds de invoering enkele wijzigingen had ondergaan, maar dat nog altijd uitging van een Synode die zich had te richten op het besturen van de Kerk en nìet op het doen van uitspraken omtrent de leer. Laat staan dat de Synode de kerkordelijke ruimte had om een actueel woord tot de Kerk of de samenleving te richten.
Die ruimte was in de jaren voor de bezetting wel gezocht. Al sinds het begin van de twintigste eeuw waren er pogingen gedaan om een andere organisatie van het kerkelijk leven te zoeken. En vooral in de jaren dertig hadden de bewegingen van Kerkopbouw en Kerkherstel veel werk verzet bij hun zoeken naar een andere kerkorde. Maar dit zoeken naar Reorganisatie van de Hervormde Kerk was juist vlak voor de bezetting in een impasse geraakt, waarvan niemand vermoedde dat deze snel te boven gekomen zou worden. In januari 1938 was weliswaar het gezamenlijke voorstel van de bewegingen Kerkopbouw en Kerkherstel met een nipte meerderheid door de Synode aan de classes voorgelegd, maar in de loop van het jaar was duidelijk geworden dat er uiteindelijk geen draagvlak was voor het Reorganisatieontwerp. Met name vanuit de vrijzinnigheid en de Gereformeerde Bond waren forse bezwaren ingebracht. Deze richtten zich vooral op de wijze waarop het Reorganisatieontwerp sprak over de belijdenis: de vrijzinnigen waren benauwd voor invoering van leertucht, terwijl de Bond de omgang met de belijdenis veel te dynamisch vond. Noordmans behoorde tot degenen die met veel inzet gewerkt hadden aan het Reorganisatieontwerp.
De teleurstellende gang van zaken van 1938 beschadigde verschillende persoonlijke verhoudingen en leek de klok van de kerk jaren achteruit te zetten. Het ‘vermogen om te duren’ (Noordmans) van het Reglement was maar weer eens gebleken.
Bezetting
Eind jaren dertig waren verschillende vooraanstaande Hervormden daarom somber gestemd als het ging om de toekomst van de kerk. Daarbij voegde zich sinds 15 mei 1940 en de daarop volgende overwinningen van Duitsland op België en Frankrijk het besef dat Europa vermoedelijk voor langere tijd onder Nazi-bezetting zou hebben te leven. Een vooraanstaand politicus als Colijn gaf half juli 1940 zijn brochure Op de grens van twee werelden in druk, waarin hij vaststelde: “Het alles domineerende feit is dan dat, tenzij er werkelijke wonderen gebeuren, het vasteland van Europa in de toekomst geleid zal worden door Duitschland. (...) Moeten we in die richting nu zelf meewerken of moeten we gelaten afwachten, wat er over ons beschikt wordt? Wij kiezen uit volle overtuiging voor het eerste. Omdat er zooveel op het spel staat.”[2] Velen deelden de analyse van Colijn – minder mensen ook zijn keuze. Hoe dan ook: men stelde zich noodgedwongen in op het vormgeven van het leven onder Nazi-bewind. Een bewind met een heel eigen religieus programma, dat principieel antichristelijk was en vooral terug wilde naar de eigen Germaanse ‘roots’.
In deze wereld verhief ineens de Synode haar stem met een kanselboodschap waarin enigszins bedekte, maar voor de goede verstaander desondanks klare taal werd gesproken – en liet bovendien weten dat samen met andere kerken protest was aangetekend bij Seyss-Inquart in verband met de anti-Joodse maatregelen. Koopmans - één van de vurige pleitbezorgers voor een nieuwe kerkorde, juist omdat hij vond dat de Kerk zich tot overheid en samenleving moest kunnen richten met een kerkelijk woord – gaf blijk van zijn blijdschap in zijn Kroniek in Woord en Wereld: “Laat ons eerlijk zijn: wie onzer had dit in het jaar 1938 voor mogelijk gehouden? Er is, gezien inhoud en beteekenis van de derde boodschap, geen andere conclusie mogelijk, dan dat God zich eindeloos over de Hervormde Kerk heeft ontfermd.”[3]
Artikelenreeks
Zoals gezegd: de boodschap van de Synode was bedekt en ook kort. Daarom volgden op de boodschap 15 artikelen in het Weekblad van de Nederlandsche Hervormde Kerk waarin verschillende prominenten hun commentaar schreven bij een klein gedeelte van de kanselboodschap, dat steeds vóór het betreffende artikel werd afgedrukt. Op 28 november 1940 verscheen het eerste stuk van de hand van Kraemer. Op 8 maart 1941 sloot Noordmans de serie met zijn overwegingen bij de reeks Bijbelwoorden waarmee de kanselboodschap eindigde.
Kort gezegd: Kerk en toekomst was op het moment dat Noordmans zijn artikel schreef een thema waar velen vermoedelijk terughoudend en misschien wel somber over gestemd hadden. Al gaf dan het gegeven dat de Synode ondanks het vigerende reglement ineens tot spreken in staat bleek voorzichtige hoop. Me dunkt dat het bedenken van de twee gegevens van vastgelopen initiatieven tot Reorganisatie en de ontzetting over Nederlands bezetting door Duitsland goede dienst doet bij het lezen van Noordmans’ artikel Kerk en toekomst – dat nu dan volgt!
Ds. Niels den Hertog is predikant (CGK) te Surhuisterveen en redacteur van Kontekstueel. Mailadres:
[1] Voor de kanselboodschap, zie H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk. Deel II Documenten van het Kerkelijk Verzet, ’s-Gravenhage 1946, 17v.; Voor achtergronden, zie: H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk. Deel I Geschiedenis van het Kerkelijk Verzet, ’s-Gravenhage 1946, 48-50.
[2] De brochure is opgenomen in H. Colijn, Saevis tranquillus in undis. Toelichting op het antirevolutionair beginselprogram, tweede druk, waarin opgenomen als aanhangsel “Op de grens van twee werelden”, Amsterdam 1940, 581-615, 613v.
[3] J. Koopmans, ‘Kroniek’ in Woord en Wereld (Jrg.2, 1940), 315-317, 316.
- Raadplegingen: 3785