Skip to main content

nr3 • 2016 • Laatst geboekt

30e jaargang nr. 3 (januari 2016)
thema:
Creatief rondom het avondmaal

G. van Meijeren
Laatst geboekt
Getuigen in een seculiere tijd

Het is nogal goedkoop uitgegeven en alleen in Vlaanderen te bestellen, toch wil ik graag de aandacht vestigen op De onbekende gelovige van Thierry Bizot. De auteur is een Bekende Fransman met een dagelijks tv-programma en meerdere boeken op zijn naam. Catholique anonyme zoals de oorspronkelijke titel (2008) luidt is echter niets minder dan een coming out.

Bizot beschrijft hierin hoe hij Jezus leert kennen en een volstrekt nieuw begin maakt met het geloof van zijn jeugd. Het boek begint met het alarmerende schoolrapport van zijn puberzoon. Bizot neemt als vader schoorvoetend zijn verantwoordelijkheid en meldt zich bij de klassenleraar. Die vraagt zich af of hij niet te veel het beeld van de zelfverzekerde vader neer zet, de held zonder zwakke plek, waardoor zijn zoon onder prestatiedruk staat. Geraakt door die woorden gaat Bizot naar huis.
Een jaar later krijgt hij per post een uitnodiging van de docent om een catechese voor volwassenen bij te wonen. Bizot voelt zich moreel verplicht en begeeft zich naar een desolaat zaaltje met een handjevol mensen. “Het is er muf, het ruikt naar een opeenvolging van het zweten en afkoelen van onstuimige kinderen tijdens verscheidene gymlessen”. De sprekers zijn overwegend Zuid-Amerikaanse seminaristen gewapend met gitaren en Bizot beschrijft haarscherp de ongemakkelijkheid die hij ervaart en de weerstand die deze ‘angstaanjagende onbekenden’ bij hem oproepen. Toch neemt hij nog andere dingen in zich op. Zoals de woorden van een oude priester die duidelijk maakt dat dit geen cursus theologie voor volwassenen is. “Als jullie de theorie willen leren, kunnen jullie naar de universiteit gaan. Maar niet hier. Wij zijn naar hier gekomen om met jullie een ervaring te delen. (…) Wij hopen dat het woord van Christus jullie als een speer vol in het hart raakt en jullie binnenstebuiten keert!” Thuisgekomen vertelt hij zijn belevenissen aan zijn vrouw die droogjes vaststelt dat het hier dus om een sekte gaat.

Genade voor een geslaagd mens
Bizot vertelt vervolgens hoe hij toch na verloop van tijd weer op de cursus belandt. Het gaat er over bemind worden, over zonde en over berouw. De tv-producer irriteert zich aan de oubolligheid van de inhoud, de knulligheid van de entourage en de vreemdsoortige types onder zijn medecursisten en hij besluit met de hele onderneming te stoppen. Maar hij blijft komen. Tijdens het weekend aan het eind van de catechisatie vindt er een soort moment van verlichting plaats. Bizot, die zichzelf steeds opstelde als toeschouwer en zich superieur waande aan de anderen, ontdekt dat hij is zoals zij: “Ik ben een bedelaar, stervend van de honger.”
Wat mij raakt in dit boekje is de eerlijkheid van Bizot. Verweven met zijn privéleven en de spanningen bij zijn productiemaatschappij, ontstaat er ‘een geheime relatie met Jezus’. En het zijn de woorden van de ‘honderdman’ al eeuwenlang uitgesproken bij de eucharistie, die doel treffen:
“spreek slechts één woord en ik zal gezond worden…”
Bizot heeft zijn verhaal op aandringen van zijn uitgever opgeschreven. Het is niet zonder losse eindjes maar indruk maakt wat Gods genade vermag in het goed gevulde leven van een geslaagd mens in een seculier Europees land. Er is van deze bekeringsgeschiedenis ook een speelfilm gemaakt (Qui a envie d'être aimé) maar het boek is beter. Op YouTube is verder een filmpje te zien van het Bisdom Gent waar Bizot het woord doet.

Wurgend mooie opera
Een andere Franse titel met een getuigend verhaal op feiten gebaseerd betreft Dialogues des Carmélites, de tweegesprekken van de Karmelietessen; geschreven in de winter van 1947-48 door George Bernanos. De meest recente Nederlandse vertaling, die een herdruk verdient, is uit 1989 De laatste op het schavot. Bernanos was een van de belangrijkste en begaafdste rooms-katholieke auteurs uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Onder andere Miskotte was van zijn literaire werk gecharmeerd. Een Franse dominicaan vond Bernanos bereid een filmscenario te schrijven over de geschiedenis van zestien zusters van het Karmelklooster in Compiègne die in de tijd van de Terreur na de Franse revolutie in 1792 uit hun klooster werden verdreven. Voor zijn project ging Bernanos te rade bij een novelle van Gertrud von le Fort over dit gegeven. Het filmscenario kwam er, maar de tekst van Bernanos werd na diens dood door François Poulenc gebruikt als libretto voor een opera die in 1957 in het Scalatheater in Milaan in première ging. Onlangs voerde de Nationale Opera dit werk voor de derde maal in haar vijftig jarig bestaan uit en dat is ook de reden dat ik er aandacht voor vraag.
Ger Groot noemde in Trouw de Dialogen een ‘wurgend mooie opera’ en daarmee is niets teveel gezegd. Eerst de feiten: de zusters die uit hun klooster zijn verdreven, blijven ondanks verbod en dreiging steeds weer bijeenkomen om te bidden en de eucharistie te vieren. In juni 1794 worden zij gevangen gezet en drie weken later voor een revolutionair tribunaal gedaagd en ter dood veroordeeld. Het vonnis wordt direct voltrokken en volgens de overlevering zongen de zusters – terwijl zij het schavot betraden – psalm 150.
Het is dit gegeven dat door Bernanos in tweegesprekken is verwerkt en waarvoor Poulenc zijn muziek heeft geschreven. Hoofdpersoon in de Dialogen is de jonge Blanche de la Force die wil intreden in het klooster. Als kloosternaam kiest ze voor zuster Blanche van de Doodsstrijd van Christus, een naam die de oude priores van het klooster zelf nooit heeft durven aannemen. Aangrijpend is de passage waarin deze moederoverste die voor velen een voorbeeld van geloofsvertrouwen was, sterft. Haar sterfbed is vol aanvechting en angst. Het brengt een van de zusters tot de veronderstelling dat God zich op het kritieke moment misschien vergist heeft en dat Hij de priores een verkeerde, te kleine dood heeft laten sterven, ‘zoals men in een garderobe per ongeluk een verkeerde jas krijgt.’ Iemand anders zal – als het uur van sterven komt – verwonderd zijn, dat hij er zo gemakkelijk in berust. Immers: ‘niemand sterft voor zichzelf maar de een sterft voor de ander’. Wie weet sterft de een wel in plaats van de ander?
Die ander blijkt aan het einde van dit stuk zr. Blanche. Na de ontruiming van het klooster is zij weggevlucht naar haar ouderlijk huis. Het lijkt erop dat zij zich zal onttrekken aan de gemeenschappelijke gelofte van het martelaarschap. Maar als de Karmelietessen aan het einde van deze hartverscheurende geschiedenis naar de guillotine worden gevoerd, komt Blanche de l’Agonie du Christ uit de menigte naar voren en bestijgt zij het schavot terwijl zij de laatste regels – de lofprijzing - zingt van het Veni Creator Spriritus. Zo sterven de stemmen van de zusters Karmelietessen letterlijk een voor een weg. De menigte en ook de operabezoekers gaan langzaam uiteen.
Bernanos schreef de Dialogen in de laatste maanden van zijn leven toen hij zelf worstelde met zijn levenseinde. In zijn zwanenzang draait het in feite om grote theologische thema’s: angst voor de dood, plaatsvervanging, overgave. Maar ook offer en martelaarschap. Ik vind het fascinerend dat een stuk met deze inhoud anno nu volle zalen trekt. En wat zou dit stuk nu precies oproepen bij het publiek? Godsdienstpsychologen Hetty Zock en Hans Alma hebben daar in 2002 onderzoek naar gedaan en er over gepubliceerd. Wat bleek: het publiek met een religieuze achtergrond werd het meest aangesproken door inhoudelijke thema’s, het seculiere publiek benoemde vooral de esthetiek van de muziek en de regie. Dat was dertien jaar geleden. In onze dagen hebben martelaarschap en offer nog problematischer connotaties gekregen.

Eendimensionaal
Daarmee ben ik aangekomen bij Het seculiere experiment van sociaal filosoof Hans Boutellier. Zijn grote vraag luidt: wat kun je zeggen over de morele consequenties van het samenleven zonder God? Indertijd waarschuwde zijn vader er al voor dat het zonder geloof in God ‘een zooitje’ zou worden. Na de jaren zestig is het geloof in God inderdaad door velen met het oud papier meegegeven. Maar, zo stelt Boutellier vast, het veldexperiment van de westerse secularisering is in moreel opzicht zeker niet mislukt. In mondiaal perspectief gaat het echter wel om een unieke situatie, die ook nog eens op zijn einde loopt, gelet op de wederopleving (of transformatie?) van religie, ook in politieke vorm.
Belangwekkend lijkt me zijn conclusie dat in onze samenleving het seculiere argument geen alleenrecht heeft – het is volgens Boutellier zelf ook een geloof - en dat het er om zal gaan ‘elkaar te bevragen op wat voor de ander van waarheid is.’ Hopelijk dringt dat inzicht ook door tot de politieke beleidsmakers die vaak nog in de ban zijn van de eendimensionale seculariseringsthese.
In zijn boek verwijst Boutellier naar Charles Taylor die het heeft over een ‘sense of fullness’, een ervaring van vervuld zijn. Daarmee begint religie zegt Taylor, dat je ervaart deel uit te maken van iets wat groter is dan jezelf. ‘De sense of fullness lijkt ondergronds te zijn gegaan’ zegt Boutellier. We vinden het moeilijk er over te praten, laat staan van te getuigen; zie aanvankelijk Thierry Bizot. Maar dat is niet het laatste. Van zowel Bizot als de teksten van de Dialogues des Carmélites geldt niet alleen dat er ruimte voor is in onze samenleving, hun getuigenissen vinden ook gehoor en raken zelfs het hart.

Ds. Gerrit van Meijeren is predikant in algemene dienst (PKN) en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

George Bernanos, De laatste op het schavot, Baarn 1989, 168 blz.
Thierry Bizot, De onbekende gelovige, Antwerpen 2013, 238 blz.
Hans Boutellier, Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven, Amsterdam 2015 239 blz.