Skip to main content

nr3 • 2018 • Oriëntaals-orthodox christendom in Nederland

32e jaargang nr. 3 (jan. 2018)

thema: Kennismaking met Oriëntaals-orthodox christendom

J. van Slageren
Oriëntaals-orthodox christendom in Nederland[1]

In veel steden en soms ook dorpen in Nederland vinden samenkomsten plaats van kerkelijke gemeenschappen en kerken die behoren tot de groep van Oriëntaals-Orthodoxe Kerken. Het gaat hier om een vorm van christendom dat in de eerste eeuwen in en rond het Midden-Oosten is ontstaan, maar in Nederland een vrij recent verschijnsel is.

Onder deze groep vallen de Syrisch-Orthodoxe Kerk, de Koptisch-Orthodoxe Kerk van Egypte, de Armeens-Apostolische Kerk, de Ethiopisch-Orthodoxe Tewahedo Kerk en de Eritrese-Orthodoxe Tewahedo Kerk.

Migranten, vluchtelingen en textielarbeiders
De meeste van deze kerken zijn ontstaan vanaf de jaren tachtig als migranten en vluchtelingen gemeenten. Maar andere dateren uit de jaren daarvoor zoals in Twente, waar destijds nog een grote behoefte bestond aan buitenlandse textielarbeiders. Zo kwamen de eerste Armeense christenen, die nu in Almelo over een fraai en groot kerkgebouw en gemeentezalen beschikken, bijeen in cafés, clubhuizen en later scholen. Datzelfde geldt voor de Syrisch-Orthodoxe Kerk die in de Twentse steden Hengelo, Enschede, Rijssen, Oldenzaal en ook in Amsterdam over meerdere grote en eigen kerkgebouwen beschikt. Het kerkelijk werk is daar kleinschalig begonnen onder invloed van de toenmalige aartsbisschop Jeshu Cicek. Hij kocht het vroegere room-katholieke klooster in Glane, onder de rook van Enschede. Dat functioneert nu onder de naam St. Ephrem de Syriër Klooster als een belangrijk trefpunt voor de Syrische kerkgemeenschappen en christenen in Twente. Veel oudere papieren heeft de Armeens-Apostolische Kerk van Amsterdam, met het monumentale kerkgebouw aan de Krombootsloot. Deze dateert uit de zeventiende eeuw waarvan de leden nauw betrokken waren bij de VOC voor de handel in Oost-Indië.

Kerkasiel
Veel Oriëntaals-orthodoxe christenen, evenals veel moslimmigranten, werden in de jaren zeventig van de vorige eeuw in Nederland als asielzoekers erkend, omdat zij in 1976 en 1977 door een algemeen pardon voor een verblijfsvergunning in aanmerking kwamen. Maar voor hen die daarna in Nederland kwamen, werd deze status geweigerd. Uit protest tegen dit toelatingsbeleid zijn veel kerken van alle gezindten, rooms-katholiek en protestant, er toe over gegaan hun deuren voor asielzoekers te openen om hun opvang en verzorging te bieden. Hele teams van kerkelijke vrijwilligers waren dag en nacht in de weer om hen te beschermen tegen een mogelijk ingrijpen van de politie. Aan deze spannende periode kwam een einde toen de regering uiteindelijk positief besloot over het asielverzoek. Toch heeft een groep van de asielzoekers, die verbleven in de consistorie van de kerk in Rottevalle, nog meer dan twee jaar moeten wachten tot ook zij in 1996 toestemming kregen hier te blijven. Hierbij moet vermeld worden dat veel van de Syrische vluchtelingen, die na het opkomend oorlogsgeweld in Syrië en Irak sinds 2010, hun weg zochten naar Europa, juist in Nederland niet welkom waren. Ondanks de druk van de Raad van Kerken en zelfs van een meerderheid van het Nederlands parlement, was de regering niet bereid een duizendtal gezinnen hier toe te laten. Gelukkig voor hen dat Duitsland en vooral Zweden toen wel een veel ruimer toelatingsbeleid hanteerde, met als gevolg dat het aantal Syrische christenen in die landen dat van Nederland verre overtreft (rond 150.000 in Zweden en 1.000.000 in Duitsland). Wel moet gezegd worden dat met de stroom vluchtelingen, uit vooral Syrië en Afrika, die een aantal jaren geleden Europese landen trachtten binnen te komen, ook velen in Nederland terecht zijn gekomen. Dat waren overwegend moslims en zij werden opgevangen in nieuw gecreëerde asielzoekerscentra. De daar aanwezige christenen krijgen spirituele ondersteuning en materiele hulp van hulpcomités die de oriëntaals-orthodoxe kerken zelf hebben opgezet.

Geschatte aantallen Oriëntaalse christenen in Nederland
Wat het aantal christenmigranten in Nederland betreft, wordt wel het getal van 1.300.000 genoemd, Afrikaanse, Aziatische, Indonesische en oosters-orthodoxe en oriëntaals-orthodoxe christenen inbegrepen. Het geschatte aantal christenen van de oosters-orthodoxe kerken, zoals de Russisch-Orthodoxe en de Grieks-Orthodoxe Kerk, zou rond 145.000 bedragen en die van de oriëntaalse christenen rond 65.000. Dat wil zeggen: de Syrisch-orthodoxen 25.000, de Armeens-apostolischen 25.000, de Kopten 9.000, en de Ethiopisch en Eritrese christenen samen rond 9.000. Hierbij moet worden opgemerkt dat vooral de Eritrese Kerk een grote groei doormaakt met veel nieuwe locaties van liturgische vieringen, overal in Nederland. Ook veel bootvluchtelingen met hun trauma’s vinden daar geestelijk soelaas. Zij genieten daar therapeutische begeleiding van de dienstdoende priesters en zij die de catechisatielessen volgen, worden royaal in deze gemeenschappen opgenomen. Opvallend is ook dat het hier om locaties gaat waar voorheen door de Nederlandse kerken aan vluchtelingen asiel werd geboden. Bijvoorbeeld in Balk, waar ds. Johan Heegsma eertijds het kerkasiel organiseerde en nu als emeritus predikant fungeert als gastheer en koster van de Eritrese kerkgemeenschap. Zij komt daar voor haar liturgische bijeenkomsten en christelijke feestdagen in hetzelfde gebouw bijeen als voorheen. En ook daar geeft de Eritrese Kerk veel aandacht voor jongeren die bereid zijn een bekeringsweg te volgen en zich in de kerk thuis gaan voelen.

Glane als trefpunt van veel oriëntaals-orthodoxe christenen
Ik noemde al het klooster St. Ephrem de Syriër als belangrijk trefpunt van de Syrische christenen in Twente. Door de inspirerende invloed van de nieuwe Syrisch-Orthodoxe bisschop Mor Polycarpus is het klooster van Glane in toenemende mate gaan functioneren als steunpunt voor zowel de Syrische-Orthodoxe Kerken in Nederland als alle andere Oriëntaals-Orthodoxe Kerken. Deze functie heeft zij in de eerste plaats te danken aan de grote begraafplaats naast het klooster waar Syrische christenen uit nagenoeg heel West-Europe hun laatste rustplaats vinden. Dat veroorzaakt een grote toeloop naar het klooster en vooral op de zondag na Pasen. Dat is de dag waarop met een plechtige viering de doden van het afgelopen jaar worden herdacht en de tienduizenden gasten worden ontvangen met rijk voorziene tafels en stands met hapjes en drankjes. Maar daar zijn nog meer grootschalige bijeenkomsten. Het Syrisch-Orthodoxe Jongeren Platform (SOJP) nodigt op de zaterdagavond voor het kersfeest alle jongeren van de oriëntaalse kerken uit voor een gezamenlijke kerstviering. Deze kerstbijeenkomst met koorzang is een feestelijk gebeuren dat wordt voortgezet op het plein voor de kerk met een levende kerststal, een boekenstand en ook dan weer veel hapjes en drankjes.

Verder worden in Glane ten hoeve van de theologische en liturgische bezinning studiebijeenkomsten voor oriëntaalse priesters, diakenen en lectoren gehouden. Periodiek wordt tevens voor een breed oriëntaals publiek de goddelijke liturgie gevierd. Ook lokale groepen uit heel Nederland komen vaak naar het klooster voor een rondleiding.

De Syrisch-Orthodoxe Kerk als moederkerk
Maar er is nog iets anders dat het bijzondere karakter van de Syrisch-Orthodoxe Kerk markeert. Deze kerk kan worden gezien als de oudste kerk die is voorgekomen uit de prediking van de apostelen Petrus en Paulus en die de taal die Jezus sprak, het Aramees, tot vandaag als liturgische taal bewaard heeft. Vanuit Antiochië is deze vroeg-christelijke kerk tot bloei gekomen in het zuidoostelijk deel van het huidige Turkije. Dit gebied heet Tur’Abdin en staat vanouds bekend om haar grote kloostergemeenschappen. Hun monniken en nonnenkloosters fungeerden ook als liturgische en landbouwkundige vormingscentra voor de hele bevolking. In deze streek wordt nog steeds het ‘Suryoye’ gesproken dat verwant is aan het Aramees van de eerste christenen. Deze taal is met de Syrische christenen op hun vlucht naar Europa en Amerika mee verhuisd, terwijl dit gebied zelf, na al het geweld dat hier sinds de Eerste Wereldoorlog heeft gewoed, nu een verweesde en verlaten indruk maakt.

De Syrische Kerk wordt ook wel als bakermat van het vroege christelijke geloof beschouwd en als moederkerk van de kerk van Armenië, Georgië, Perzië, China, India (Kerala), Ethiopië en Eritrea. Dat komt deels door Syrische monniken en predikers die door de wereld trokken tot ver in Azië en Afrika. De liturgische tradities die zij van huis uit meenamen, werden vervolgens doorvertaald in de talen en de tradities van die nieuwe landen.

Concilie van Chalcedon
De oriëntaalse kerken beroepen zich wat hun geloofsleer betreft op de eerste concilies van de ongedeelde kerk van de eerste eeuwen (Nicea, 325 en Efeze, 431) waar de goddelijkheid van Christus en de goddelijkheid van de Heiige Geest werden onderstreept en waarin werd vastgesteld dat het goddelijke en menselijke op volmaakte wijze in Jezus verenigd zijn, zonder vermenging en ongedeeld. Op basis van deze concilies bestond er geen verschil van geloofsopvatting tussen oosters-orthodoxe en oriëntaals-orthodoxe kerken en gelovigen. Maar toen kwam het concilie van Chalcedon (451), dat onder invloed van de Oost-Europese keizer Marcianus aan deze geloofsformulering elementen toevoegde waarin de Oriëntaalse kerken zich niet konden vinden. Naar hun mening werden hiermee de vroegere geloofsuitspraken over de eenheid van de gestalte van Christus onderuit gehaald. Deze onenigheid leidde tot een onherstelbare breuk tussen deze grote kerkfamilies. Maar dat niet alleen. Hierop volgde een zware keizerlijke vervolging van de oriëntaals-orthodoxen, waarbij veel bloed vloeide. Een blijvend geloofsverschil tussen deze beide orthodoxe kerken is dat de oosters-orthodoxen in de liturgie vooral de betekenis van de dogma’s onderstrepen en de oriëntaals-orthodoxen in de goddelijke liturgie het mysterie van de incarnatie (de vleeswording van Christus) vooral poëtisch en zingend beleven.

Bijzondere kenmerken en onderlinge verschillen tussen deze kerken
Hoewel de oriëntaals-orthodoxe kerken een zijn in geloof en belijden, wil dat weer niet zeggen dat ze in alle opzichten gelijk zijn en dezelfde geestelijke kracht uitstralen. Om te beginnen: de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Deze kerk is in haar lange geschiedenis rijk gezegend met een traditie van theologen, kerkleraren en dichters die nog steeds tot de verbeelding spreken. De gedachtenis aan St. Ephrem, Jacob van Sarug en Isaak van Ninevé wordt niet alleen gevierd tijdens heiligendagen die aan hen zijn gewijd. Bisschoppen, priesters en theologen maken ook studie van hun geschriften en citeren hun uitspaken in preken en voordrachten. In het algemeen zijn de Syrische christenen veel meer dan de andere oriëntaalse christenen gericht op studie en ze tellen dan ook veel hooggeschoolde kerkleden in hun midden. Mor Polycarpus, bijvoorbeeld, onderhoudt veel wetenschappelijke contacten met centra voor oosterse studies in het buitenland en in Leiden, Amsterdam en Nijmegen.

Wat de Koptische Kerk betreft: deze is rijk gezegend met herinneringen aan het ontstaan van de eerste vormen van het christelijke kloosterleven en houdt de namen van de heiligen Antonius, Pachomius en Sjenoete in ere. Ook koesteren zij de legendes die zijn ontstaan rond de vlucht van Maria, Jozef en het kind Jezus naar Egypte en hoe zij zich daar schuil hielden voor de dreigingen van koning Herodes (Mt. 2:13 vv.). De Kopten hebben bovendien een eigen manier ontwikkeld om zich te weren tegen de frequent voorkomende agressie van fanatieke moslims, door moedig van hun geloof te blijven getuigen. Veel Kopten in Nederland met verblijfsvergunning zijn werkzaam in de industrie of in de financiële en zakelijke sector. Zij bezitten eigen kerkgebouwen in Amsterdam, Den Haag, Utrecht Eindhoven en Assen. En onlangs werd een koptisch klooster geopend in Lievelde, bij Doetinchem.

En dan de Armeens-apostolische Kerk: deze Amsterdamse kerk telt veel leden die een maatschappelijke en wetenschappelijke functie bekleden als sociale werker(ster), advocaat en universitair docent. De kerk van Almelo telt onder haar leden velen die actief zijn in verzekeringen, de zorg, het vervoer en de voedselketen en men telt er weinig of geen werkelozen. Maar er zijn ook ouderen die als kind de Armeense genocide van de jaren 1915 hebben meegemaakt en hulp behoeven om hun trauma’s te verwerken.

Geheel anders is de situatie van de Ethiopische en Eritrese kerken die van oudsher als één kerkelijke gemeenschap onder het hoog kerkelijk gezag van de Koptische Kerk van Egypte vielen. Nadat de eeuwen door deze kerken nauw met elkaar verbonden waren, gingen zij in 1993 als twee afzonderlijke zelfbesturende kerken uiteen. Deze kerken delen in de zelfde traditie van de zogenoemde negen heiligen uit de vijfde eeuw. Dat waren evangelisten uit voornamelijk Syrië die als stichters worden gezien van het Ethiopisch/Eritreese monnikenwezen en als vernieuwers van het toen bestaande christendom. Om hen te gedenken worden naast de zondagse bijeenkomsten, door de week en in de nacht van vrijdag op zaterdag vieringen van deze en andere heiligen gehouden. In de jaren 1970 zijn om politieke redenen veel christenen hun land ontvlucht die destijds gemakkelijk toegang vonden in Nederland. Van hen zijn de meesten in het bezit van een verblijfsvergunning en zij hebben ook betaald werk gevonden. Maar dat geldt meestal niet voor de Eritreeërs die later naar Nederland zijn gekomen, zoals ook veel jonge priesters die van een uitkering moeten zien rond te komen en onbetaald hun priesterschap vervullen. Nog nijpender is de situatie van jonge Eritrese bootvluchtelingen die hier binnenkomen en onder toezicht en zorg van priesters in de kerk en de samenleving hun weg moeten proberen te vinden en op een andere manier de Nederlandse taal moeten zien te leren.

De spiritualiteit van deze kerken
Om iets van de spirituele sfeer van de oriëntaals-orthodoxe kerkelijke samenkomsten te begrijpen, doet men er goed aan met veel geduld en aandacht als buitenstaanders aan deze diensten deel te nemen. In de Armeense vieringen zal men verrast worden door de uitnodiging om als gedoopte christenen aan hun eucharistieviering deel te nemen. Daar en ook in de diensten van de andere kerken zal men worden gevraagd voor in kerk te gaan zitten en zal er iemand zijn om uitleg te geven over de betekenis van de liturgische gewaden, van de symboliek van de brandende kaarsen, van de muziekinstrumenten en van de met iconen versierde iconostase (liturgische scheidingwand) die steeds maar open en dicht gaat. Wanneer men een Koptische dienst bijwoont, krijgt men bovendien een koptelefoon aangereikt, waarin je in perfect Nederlands het hele verloop van de liturgie kunt beluisteren. Maar let er wel op dat je nuchter ter kerke gaat, want pas na afloop word je, net als alle aanwezigen, uitgenodigd voor een feestelijke maaltijd.

Met deze opmerkingen heb ik willen wijzen op het blijmoedig karakter van deze liturgische vieringen. Met aandacht en geduld volgen de kerkgangers de dienst die vaak wel drie tot vier uur duurt (de diensten in de Armeense-apostolische kerken duren overigens niet langer dan twee uur). Samengevat zou je kunnen zeggen dat het in de hele liturgie en in al haar onderdelen van gebeden, lezingen en verkondiging, gaat om het liefdesdrama van God en de mensen. Dat geheim ligt besloten in de eucharistie waar Jezus zichzelf via bemiddeling van de dienstdoende priester meedeelt aan de mensen. En dit heil krijgt voor hen nog extra betekenis als zij zuiver en verantwoord met dit geloof in hun dagelijks bestaan bereid zijn om te gaan.

Dr. J. van Slageren was o.a. werkzaam als hervormd predikant en secretaris van de Nederlandse Zendingsraad. Hij is thans gastlid van het OEK (Overleg Episcopale Kerken). Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

[1]Zie ook: Jaap van Slageren, Wijzen uit het Oosten, Oriëntaals-orthodoxe kerken in Nederland, Raad van Kerken, 2015; 76 p. Jaap van Slageren, Wijzen uit het Oosten uit zo verren land, Oriëntaals-orthodoxe kerken in Nederland. Over hun geschiedenis, liturgie en geboorteverhalen van Christus, Bar Ebroyo Press, Glane, 2016, 204 p.

  • Raadplegingen: 4165