Skip to main content

nr4 • 2018 • Gracieus oud worden?

32e jaargang nr. 4 (maart 2018)

thema: Gracieus ouder worden

C.C. den Hertog en P.A. Verbaan
Gracieus oud worden?

Voor de verandering zijn we dit illustratieloze tijdschrift eens begonnen met een plaatje.
trap des ouderdoms

Deze gravure van de trap des ouderdoms stamt uit het begin van de zeventiende eeuw. Gelardeerd met oude volkswijsheden geeft het iets aan van de levensloop van de traditionele burgermaatschappij. Het maatschappelijk hoogtepunt wordt bereikt rond het vijftigste levensjaar, daarna wacht de levensavond waarbij de stervenden en gestorvenen zich dichtbij de hoog bejaarden ophouden.

Wie goed kijkt ziet dat 'des menschen op en nedergangh' idealiter toen al tachtig of negentig jaar omspande. Maar hoe anders is dat plaatje vandaag? Door de explosieve toename van onze levensverwachting is oud worden niet meer wat het eeuwenlang geweest is. We worden niet alleen ouder, maar ook ánders oud. De afgelopen eeuw is de levensverwachting gestegen met maar liefst vijfentwintig jaar. Dat is een even grote winst in levensverwachting als die tijdens de afgelopen vijfduizend jaar! Diverse oorzaken hebben hieraan bijgedragen, voorop de verbetering van de hygiëne en van de medische voorzieningen. In de gerontologie, de wetenschap die het 'ouder worden' bestudeert, spreekt men inmiddels van een Derde Leeftijd (65-85, actieve ouderdom) en de Vierde Leeftijd (85+, korte tijd van afhankelijkheid en kwetsbare gezondheid). Er bestaat nu een trap des levens waarin je na de vijfenzestig een oudere man fit onder een palmboom in een zwembroek ziet zitten en die periode zet zich zo'n twintig jaar voort...

Paradox
Maar wat gebeurt er nu met het beeld van de oudere? Ergens blijft gelden wat altijd gold: ze herinneren ons aan de menselijke kwetsbaarheid. Maar het paradoxale is: het liefst wordt deze menselijke kwetsbaarheid weggestopt en gecamoufleerd. In de beeldvorming ten aanzien van ouderen zien we terug wat ook in onze maatschappij een paradox is: nog nooit zijn we zo oud geworden, maar veel ouderen spiegelen zich aan de dominante waarden van onze samenleving: zo lang mogelijk jong en vitaal blijven. Denk aan de senior die skiet, reist en wekelijks twee of drie keer aan fitness doet. Daarnaast kent onze maatschappij nog een ander beeld: dat van de kwetsbare, zorgbehoeftige oudere, vaak met rollator of rolstoel. Voor velen is dit het schrikbeeld, omdat het wél de kwetsbaarheid en het verval toont. Vooral als dit samengaat met verschijnselen van dementie, in welke fase van de ziekte dan ook. En daar wringt – tot in de ouderdom – de schoen: die tegenstelling tussen autonoom versus zorgafhankelijk, meetellend versus afgeschreven, vitaal of overbodig. Daarbij komt, zo stelt dr. Frits de Lange, dat de moderne ouderdom zich voltrekt in een soort niemandsland waarin collectieve zingevingsbeelden ons ontvallen zijn. De zin en onzin van wat goed oud worden inhoudt, staat niet meer van te voren vast. We moeten zelf op zoek naar zin en zelf betekenis geven aan onze eigen levensloop....

Een mooi voorbeeld van hoe dat werkt geeft H.A. Andriessen in zijn De tijd te vriend houden. Hij beschrijft de volgende situatie. Een groep ouderen wilden samen nadenken over hun ouderdom. Maar onder welke titel, vroegen zij zich af. Dat werd gracieus oud worden. Dat woord gracieus is natuurlijk veelzeggend. Het heeft betekenissen als: bevallig, mooi, natuurlijk, ongedwongen, ongekunsteld, bekoorlijk, elegant en hartveroverend. Dat is het beeld waarop deze ouderen zich willen oriënteren en waarmee zij zich met hun ouderdom willen verbinden.
Dat dit beeld niet voor alle ouderen geldt, moge duidelijk zijn. Maar de keuze zegt veel. Gracieuze ouderen willen in hun ouderdom een eigen weg gaan en zij zoeken een eigen manier van omgaan met de kwaliteiten en beperkingen van de leeftijd. Rimpels hoeven daarbij niet gecamoufleerd te worden, ze worden aanvaard als natuurlijke getuigen van de laatste levensvorm. Andriessen benadrukt in zijn reactie dat gracieus ouder worden een opdracht is. Er moet veel werk voor worden verzet. En hij geeft zelfs heel concreet een flink aantal 'ontwikkelingstaken' die horen bij goed ouder worden:

  • - aanvaarden van lichamelijke grenzen, met als mogelijk gevolg het leven anders te moeten inrichten of soms ook moeten verhuizen
  • - kunnen omgaan met toenemende afhankelijkheid
  • - verwerken van verliezen, familie, vrienden, collegae
  • - verantwoordelijkheid nemen voor de komende generaties, door zelf uit verworven bronnen en waarden te putten
  • - overgebleven contacten met aandacht verzorgen
  • - op orde komen met zaken uit het verleden die 'onaf' zijn – onopgeloste conflicten of onvervulde verlangens
  • - dankbaarheid oefenen voor de goede dingen die het leven aanbracht en -brengt
  • - balans tussen geestelijke in- en ontspanning
  • - voldoende bewegen en lichamelijk welzijn aandacht geven
  • - leren aanvaarden van de eigen dood.

Verlegenheid
Bij het paradoxale verschijnsel van de smalle scheidslijn tussen de autonome en de zorgafhankelijke oudere voegt zich nog een factor, die maakt dat de ethische discussies rondom de levenseindeproblematiek zoveel losmaken: iedereen in de moderne westerse samenleving wil eigenlijk én een mooi leven én een mooie dood. En wat een mooie dood is, wordt ook meteen ingevuld: dat je geen pijn hoeft te lijden, en dat het niet te lang duurt... Hoe vaak hoor je mensen niet na een plotseling overlijden, hoe ingrijpend voor de nabestaanden ook, niet onderweg tegen elkaar zeggen: 'ja, erg voor de familie, maar op zich wel een hele mooie dood, ik teken ervoor'.
Velen koesteren het ideaal van een pijnloze, tijdige, controleerbare dood. Maar we blijken zelf minder controle te hebben, want we zijn afhankelijk van de medisch-technische mogelijkheden. Die zijn er volop, zowel om lijden te verzachten, maar ook om het leven te rekken. Niet alleen artsen vinden het lastig om te bepalen wanneer behandelen geen zin meer heeft, ook de patiënt zelf wil soms uit alle macht toch nog die ene operatie. Wie wil er nu lijdzaam afwachten hoe de ziekte voortschrijdt?

In steeds meer situaties gaat aan de dood een medische beslissing vooraf. Dat kan zijn: afzien van verder behandelen, toedienen van morfine of palliatieve sedatie. De hedendaagse dood is – in plaats van een natuurlijk onderdeel van het leven – steeds meer omringd door medische keuzes, geprofessionaliseerde besluitvorming en wet- en regelgeving! Voorstanders van euthanasie en 'voltooid leven' noemen dat vaak als de belangrijkste reden om de regie zelf in handen te houden in plaats van die af te staan aan de medische (sommigen zeggen: bureaucratische) wet- en regelgeving. Je kunt natuurlijk ook redeneren en zeggen dat het een geweldige winst is dat er ook op dit punt veel zorgvuldigheidscriteria en toetsingscommissies zijn ontwikkeld en dat zo arts én patiënt de kaders weten waarbinnen ze kunnen, mogen en moeten handelen. Maar ook dan is autonomie ver weg.
En om nog een omgevingsfactor te noemen die ons denken over het levenseinde sterk beïnvloedt: onze hedendaagse omgang met de dood is veel afstandelijker geworden. Verschillende onderzoekers hebben daar al eerder op gewezen – Kellehaer, Elias – maar het is voor iedereen herkenbaar. Doodgaan is in deze tijd tragischer geworden, antisocialer ook, ook als ik kijk in de eigen praktijk: thuis opbaren komt minder voor dan vijfentwintig jaar geleden, al zijn de mogelijkheden daartoe legio. Doordat de dood klinisch is geworden, raakt zij steeds meer op afstand van het gewone leven. Hoe bijzonder waardevol de setting van het hospice ook voor heel veel mensen is – toch lijkt op deze menslievende wijze de dood ook ergens weer verder 'achter de coulissen van het gewone, maatschappelijk leven weggestopt'.
En als het dan toch om verlegenheid gaat. Dan hebben we het nog niet gehad over de groeiende groep mensen die niet langer kan of wil terugvallen op een levensbeschouwelijk repertoire van vaststaande formuleringen en handelingen. Iedere dominee merkt het bij (de voorbereiding van) de uitvaarten die hij of zij mag leiden. Creativiteit gevraagd! Iedereen wil iets authentieks en passends, maar wat? Veel mensen die als kind nog de psalmen hebben leren zingen (die soms niet meer in God zeggen te geloven en soms nog wel) zingen liever niet meer in de afscheidsdienst, maar laten liever mooie klassieke muziek klinken. Ze weten gewoon echt niet wat ze voor zinnigs over de dood, over God en over het leven hierna moeten denken en geloven. Maar als diezelfde mensen aanwezig zijn bij de zegen op het sterfbed, na een dankgebed voor dat leven, zijn ze tot in het diepste van hun bestaan geraakt en zeggen ze dat ze zich even dat kind weten dat ooit met moeder naar de kerk ging, in plaats van die moderne autonome mens waar dat gelovige kind zich al zo lang in schuil hield...
Maar ook zij die zondag aan zondag in de kerk zitten, staan anders tegenover het sterven dan de generaties voor ons. Zoals de dood uit het leven wordt weggeduwd, zo komt hij ook in preken minder aan de orde. De druk om in de kerk niet zwaar en moeilijk te doen, manoeuvreert dit thema in de sfeer van taboe. Het doopgebed, de klassieke avondgebeden en -liederen – ze worden ingeruild voor ‘eigentijdser’ formuleringen waarin de op zichzelf wellicht legitieme ‘Bejahung’ van het leven één en al lijkt te worden. Keerzijde hiervan is dat de rijke traditie van stervenskunst (Luther, Ursinus, de ziekentroost) voor velen een gesloten boek blijft. En daarmee dus ook de krachtige troost die daar opgetast ligt.

Gracieus & Gratia
Bovenstaande observaties geven in bredere en meer beschouwende zin een beeld van de context van wat er gaande is rondom de levenseindeproblematiek en wat ook als achtergrond speelt bij het maatschappelijke actuele debat rondom het thema 'voltooid leven'. Hoe actueel het is bleek juist in de maand februari. Op 5 februari kwamen in het dagblad Trouw drie kerkleiders – kardinaal Wim Eijk, aartsbisschop van Utrecht, Joost Röselaers, algemeen secretaris van de remonstranten en René de Reuver, scriba PKN – naar buiten met een waardevolle en persoonlijke bijdrage aan de discussie vanuit een brede christelijke visie. Twee weken later, 20 februari jl. richtte de Raad van Kerken zich in een brief met document aan de minister.[1] Monseigneur Joris Vercammen stelde op de persconferentie dat in Nederland te eenzijdig de focus ligt op autonomie en op zelfbeschikking. Prof. Theo Boer wees met recente cijfers op wat hij noemde het 'Werther-effect'. Met het bespreekbaar maken van de thema’s, zo is zijn mening, wordt het thema tegelijk gecultiveerd. Hij verwees daarbij naar recente cijfers van het CBS, waaruit blijkt dat in Nederland in de tien jaar tot 2016 het aantal zelfmoorden is toegenomen met 40 procent, terwijl het cijfer in een vergelijkbaar land als Duitsland juist omlaag is gegaan met 10 procent. Een woordvoerder van het CBS legde de cijfers uit met: We praten in Nederland zo vaak over de dood. Doordat we het bespreekbaar maken, groeit bij sommigen de wens naar de dood. Boer noemde dat het Werther-effect, waarbij hij verwees naar het beroemde boek van Goethe: Die Leiden des jungen Werthers. Dat is zelfs een tijdje uit de handel genomen, stelde Boer, omdat er in de regio-Leipzig sprake was van een toename van het aantal suïcides. ‘Het aanbod schept de vraag’.

Wij hoeven in dit artikel geen conclusies te trekken, als we dat al zouden kunnen. We hebben bewust als titel gekozen: gracieus oud worden. Waarom? Omdat het voor ons in zijn etymologie ten diepste naar nog een ander gegeven verwijst. Misschien kunnen we het voor de gelegenheid verbinden met een oud boekwerkje dat je vindt op vrijwel iedere boekenmarkt. En het staat ook nog bij sommige oudere gemeenteleden in de kast. Het is het boek van Dr. J.H. Gunning J.Hz De morgenstond nadert – een troostboek voor christenen in den avond des levens. Gunning schreef het boek in 1934, nadat hij van zijn zus uit Duitsland een boek had gekregen getiteld Alterstrost – Ein Buch für den Lebensabend dat hem zo inspireerde dat hij dit als voorbeeld en vertrekpunt nam.
Gunning was 76 jaar toen hij dit boek schreef en zegt in het voorwoord: 'Zelf niet altoos geneigd mij in de bezwaren des ouderdoms blijmoedig te schikken, meende ik goed te doen nog een geschriftje (van 330 bladzijden!) uit te geven dat anderen, die wellicht dezelfde of soortgelijke moeiten doormaken, een weinig bemoedigen en troosten kan'. Hij schrijft invoelend over 'de wolken in ons geestelijk leven': de ene donkerheid na de andere maakt onze ziel somber, gelijk wij het in het dagelijkse leven gevoelen bij een lange, triestige regendag. We kunnen niet altijd de juiste oorzaak opnoemen van onze bedruktheid, maar het is soms alsof daar een zware steen op onze blijdschap ligt en wij kúnnen hem maar niet afwentelen. Hoe droevig krachteloos kan onze stemming dan wezen! Nergens lust in. In de bijbel niet. In een ander mooi boek ook niet. Geen bezoek, as-'t-u-blieft. Maar als we alléén zijn is 't ook weer niet goed. Alles bezwaart ons. Elk geluid is ons te veel en de stilte bevalt ons al evenmin. Het is niet goed, het mag niet zo wezen bij een kind van God, en toch... Ik ken maar één medicijn: o armen, droeven, blinden, de hoofden opgericht! Laat u door Jezus vinden, want Hij is toch ook ons licht en onze troost, niet waar?”(81)
Hoe anachronistisch ook, we hebben het boek nagekeken op de term voltooid leven. Eén keer slechts komt het voor. De auteur kent het woord uitsluitend in de zin dat God voltooit, wat bij ons levenslang onvoltooid, een Unvollendete zal blijven.
Een van de gemeenteleden, die het boek ter hand was gesteld, zei: ‘Nou, dominee, ik heb het met aandacht gelezen. Die gedachten, gedichten, grafopschriften en meditaties van hem geven werkelijk te denken. Ik heb het boek steeds weer gepakt, maar eerlijk gezegd ook een paar keer weggeslingerd. Er wordt wel erg gedaan alsof het geloof voor alle zaken de oplossing is...’ Er blijven natuurlijk, juist als het om de levenseindeproblematiek gaat, ook als gelovige volop vragen. Maar wie weet van genade, hoeft misschien niet alle antwoorden te hebben om toch gracieus oud te worden?

Bronnen voor dit artikel geraadpleegd:
Voltooid leven – over leven en willen sterven. Els van Wijngaarden, Atlas 2016
Zin in de Ouderdom, Jan van Baardwijk en Rene Rosmolen, Skandalon 2015
De mythe van het voltooide leven, Frits de Lange, Meinema 2007.
De morgenstond nadert – een troostboek voor christenen in den avond des levens, Dr. J.H. Gunning J.Hz, H.J. Spruyt 1935
De tijd te vriend houden, H.A. Andriessen,Ten Have 2009

Ds. Niels den Hertog is predikant te Nijmegen (CGK) en ds. Peter Verbaan is predikant te Ermelo (PKN). Beiden zijn redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

[1] http://www.raadvankerken.nl/fman/9785.pdf

 

  • Raadplegingen: 2700