nr4 • 2018 • Ervaringsverhaal 2: een predikant
32e jaargang nr. 4 (maart 2018)
thema: Gracieus ouder worden
Ervaringsverhaal 2: een predikant
Of ik een gezin wilde begeleiden van wie de moeder, een jaar of 45, dementerend geworden was. Vanaf het begin had zij aangegeven waar haar grens lag; als zij haar man en kinderen niet meer herkende, wilde zij euthanasie ontvangen. De toestemming was gegeven, de datum was vastgelegd. Alleen hun predikant was niet bereid om de begrafenis te leiden. Zo kwam de familie bij mij terecht, predikant in een naburig dorp. Ik heb het ervaren als een vraag waar ik niet onderuit kon. Hoe graag ik het ook gewild had. Maar intuïtief voelde ik aan dat een dubbel ‘nee’ vanuit de kerk meer kwaad dan goed zou doen. En dat je als predikant in een situatie als deze een priesterlijke rol kunt hebben. Tenminste, om die reden heb ik uiteindelijk de ruimte ervaren om het gezin te begeleiden in dit proces en de uitvaart te leiden.
Wat heb ik geworsteld met dit beroep dat op mij gedaan werd. Formeel kon ik er onder uit; het waren tenslotte niet mijn gemeenteleden en ook op collegiale gronden had ik de vraag af kunnen houden. Het verwijt dat mijn collega mij maakte was niet gering en de verhoudingen zijn niet meer zo geworden zoals ze waren. Maar onverwachte steun kreeg ik vanuit de kerkenraad. Ik geloof dat zij iets begrepen van de noodzaak om een dienst van barmhartigheid te bewijzen in een gezin waar zoveel lijden en zoveel wanhoop was gekomen. Maar mijn worsteling was groot. Ik werd er door verscheurd. Nog altijd vraag ik mij af of het niet anders had gekund. De doelbewuste dood van een mens, ik kon het niet verdragen. En nog vliegt het mij naar de keel als ik aan haar denk, aan het gezin, aan de onmacht, het niet-weten wat wijsheid is, ergens aanvoelen dat het te groot is en tegelijk niet weten hoe het anders kan. Hoe aangrijpend om te zien dat een moeder als een kind wordt, en haar tienerkinderen ineens zo volwassen waren.
De kaarten waren al geschud. We hebben er nog wel over gesproken, voorzichtig vroegen ze hoe ik er tegen aan keek, tegen de keuze die ze gemaakt hadden. In alle terughoudendheid heb ik iets van mijn gedachten weergegeven. Maar dat het er eigenlijk niet zoveel toe deed, op dat moment. Omdat ik er voor hen ben, om hen in Godsnaam nabij te zijn. En dat was goed om zo te delen. Het gaf ons allemaal een bepaalde ruimte, denk ik, om deze weg ook verder te gaan. Ze verwachtten ook niet van mij dat ik met hun besluit van harte zou instemmen.
Maar de beslissing was al gevallen, dat heb ik vanaf het eerste gesprek geweten. Ik heb dat moeilijk gevonden. Wat was ik er graag eerder bij betrokken geweest. Om de pijn te delen, de vragen aan te gaan, de angst te erkennen. Dat was al geweest. Nu was het vooral praktisch, en organisatorisch. Het was een ongelijktijdig proces. Dat heb ik hen niet kwalijk genomen, maar het heeft de begeleiding voor mij wel anders en moeilijker gemaakt.
Uren heb ik geworsteld met God. Gebeden, gevraagd, gewacht, geluisterd. Ik kon haar dood, deze bewuste dood, niet verdragen. Nog altijd niet. Ik denk dat het een andere weg had moeten zijn. Ik zat klem, zo heb ik dat ervaren. Klem tussen ambt en roeping en geweten. Maar in de worsteling heb ik uiteindelijk de ruimte ontvangen, de volle ruimte om nabij te zijn. Zonder aarzeling, met al mijn vragen en vertwijfeling, maar zonder aarzeling heb ik mijn ambt gedragen en ben ik hen priesterlijk nabij geweest. Ik heb voor hen gebeden, psalmen gelezen, hun namen genoemd bij God. Haar naam genoemd bij God, in de ruimte van de kerk. En het was goed om daar te zijn, waar het boek van de Psalmen ons woorden aanreikt, waar diep verdriet en woorden van hoop samen op kunnen gaan.
- Raadplegingen: 2224