Skip to main content

nr5 • 2018 • Van Britney Spears tot Johnny Cash

32e jaargang nr. 5 (mei 2018)
Thema: Schuld

C. van den Berg
Van Britney Spears tot Johnny Cash
Over schuld en boete in de popmuziek

Het was ergens in 2000, in mijn eerste gemeente, op een jeugdavond met een ‘open podium.’ De jeugd presenteerde zich via liedjes, acts, of iets anders. Een stel meiden deed een streetdance act op het liedje Oops!... I did it again van de jonge zangeres Britney Spears. Er werd behoorlijk simultaan gedanst, maar ik werd nog meer getroffen door wat ik om me heen zag: de hele zaal stond hard mee te zingen.

Het is een pittig uptempo nummer, terwijl het over spijt en schuldgevoel gaat. Dat lijkt te wringen, maar het kan het ook juist spannender maken. De song gaat inhoudelijk over een meisje dat een jongen het hoofd op hol gebracht heeft. Hij dacht dat zij de ware voor hem was en omgekeerd. Maar het meisje denkt daar anders over: ‘Oops, I did it again/ I played with your heart/ Got lost in the game/ Oh, baby, baby/ Oops, you think I'm in love/ That I'm sent from above/ I'm not that innocent.’ Dat ‘oops’ suggereert dat het schuldgevoel niet heel diep gaat. Bovendien is het ook niet de eerste keer dat het gebeurt. Verderop in het liedje blijkt ook dat ze een dromerig type is, dat zich makkelijk laat meevoeren. Alsof ze er ook niet veel aan kan doen.
Is dit tekenend voor de benadering van schuld en boete in de popmuziek? Deels. Er zijn genoeg voorbeelden aan te wijzen waarin op deze manier spijt en schuld ter sprake komen. Maar het kan ook dieper gaan, zoals in het liedje Guilty van Randy Newman. De overeenkomst zit ‘m in dat wat er mis is gegaan op het intermenselijke vlak. Nu hoort dit aspect ook bij schuld en boete. Denk aan de bekende bede uit het Onze Vader: ‘gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’, die je hier zeker aan kunt verbinden. Maar hoe zit het met die voorafgaande bede, die hier onlosmakelijk aan verbonden is: ‘Vergeef ons onze schulden’? Die verticale kant van de zaak, de relatie tot God, kom je minder tegen in de huidige popmuziek. Ze is er echter wel.

Kendrick Lamar
Neem het album dat de meeste jaarlijstjes van 2017 domineerde: DAMN. van de rapper Kendrick Lamar. Hiphop is op dit moment de populairste stroming in de popmuziek. Dat komt door het directe karakter ervan. Je wordt snel meegenomen door de beats én de onverbloemde teksten. Dat geldt zeker ook voor DAMN. Die albumtitel lijkt provocerend, maar als je goed luistert naar Lamar, blijkt dat die titel staat voor dat wat in Gods ogen verwerpelijk is. Lamar schroomt niet om daarbij uit Bijbelboeken als Leviticus en Deuteronomium te citeren. Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is het leven dat Lamar als popster leidt. Dat is niet vanzelf gegaan. Hij is afkomstig uit Compton, een beruchte achterbuurt uit Los Angeles, waar drugsbendes en geweld de dienst uitmaken. Lamar groeide daar op en het had weinig gescheeld of hij was daar niet uitgekomen, letterlijk en figuurlijk. Maar door de muziek lukte dat. Op dit moment is hij de populairste hiphopartiest. Tegelijk heeft dit hem zeer vermogend gemaakt. Hierdoor kwamen er de nodige verleidingen. Daar is de hiphop ook bekend om geworden: de ‘blingbling’ en de verheerlijking van allerlei genotsmiddelen. Je zou er buiten je schoenen van gaan lopen. In het nummer Humble roept Lamar andere rappers daarom op om nederig te blijven. Hij noemt trots zelfs ‘een erfzonde, die tot de dood leidt’, alsof Augustinus en Calvijn hier aan het rappen zijn…
Lamar richt zich niet alleen tot anderen. Hij is ook eerlijk over zijn eigen strijd en missers. In Yah – een verwijzing naar de godsnaam – biecht hij op: ‘My cousin called, my cousin Carl Duckworth/ Said know my worth/ And Deuteronomy say that we all been cursed/ I know he walks the Earth/ But it's money to get, bitches to hit, yah/ Zeroes to flip, temptation is, yah/ First on my list, I can't resist, yah/ Everyone together now, know that we forever— Buzzin', radars is buzzin'/ Yah, yah, yah, yah, etc.’ Die radar is een fraaie metafoor voor hoe God alles doorziet, dus ook de missers en z’n tweestrijd. Lamar biecht het eerlijk op. Hier is niet alleen het intermenselijke in het geding, maar ook de relatie met God, hier aangeduid als Yah. Ik vind het boeiend om te midden van alle rauwe teksten op dit album zoveel eerlijkheid en kwetsbaarheid tegen te komen. Als ik dan beelden zie van het laatste concert van Kendrick Lamar in een uitverkochte Ziggo Dome, dan raakt het me hoe duizenden jongeren deze teksten woordelijk mee rappen. Blijkbaar raakt het bij hen aan identieke snaren. Is het niet juist bevrijdend om een identificatiefiguur als Kendrick Lamar z’n eigen feilen en falen te horen benoemen, juist in een tijd en cultuur waarin de prestatiedruk zo hoog is en mensen zo snel afgerekend worden?

Sufjan Stevens en T Bone Burnett
Dat popmuziek allesbehalve oppervlakkig vermaak hoeft te zijn, bewijst de singer-songwriter Sufjan Stevens al jaren. Aanvankelijk wilde hij schrijver worden, hij studeerde ook literatuurwetenschappen, maar later legde hij zich toe op de muziek. Toch hoor je zijn liefde voor de literatuur daar nog sterk in terug. Neem zijn meesterwerk Illinois, op dit album schetst hij in maar liefst 22 nummers de gelijknamige Amerikaanse staat. Misschien wel het aangrijpendste liedje daarop is John Wayne Gacy, Jr. Daarin bezingt Stevens een seriemoordenaar. In het eerste couplet tekent hij deze meneer Gacy: hij is geliefd bij z’n buren, vanwege z’n aandacht en humor. Maar kijk eens onder z’n vloer, wat daar ligt… Het zijn 27 lichamen, die Gacy vermoord heeft. Hij verkleedde zich daarbij als clown. Het lijkt een bizarre horrorfilm, maar het is realiteit. Er is niets verzonnen aan. Fluisterzacht zingt Stevens over deze gruwelijke gebeurtenissen, met de sobere begeleiding van een akoestische gitaar en een piano. In het laatste couplet komt er nóg een wending, Stevens richt de camera als het ware op zichzelf: ‘And in my best behavior/ I am really just like him/ Look beneath the floor boards/ For the secrets I have hid.’ Maar misschien is het allerlaatste wel het meest aangrijpende: twee duidelijk hoorbare zuchten. In die zuchten van Sufjan Stevens hoor ik de erkenning van iemand die weet dat op de bodem van zijn hart ook van alles ligt dat het daglicht niet kan verdragen. In die zuchten hoor ik ook een diepe zelfkennis en de erkenning van het oer-reformatorische adagium: ‘de mens is geneigd tot alle kwaad’.
Iets vergelijkbaars gebeurt in het rake liedje Criminals van T Bone Burnett. Daarin wordt eerst onze houding geschetst ten opzichte van misdadigers: we zien ze als aliens en sluiten ze op als dieren. Vervolgens gaat het verder: ik ken een misdadiger die tot van alles in staat is; de hele zondencatalogus wordt opgesomd. Het laatste couplet is dan: ‘He's capable of anything/ Of any vicious act/ This criminal is dangerous/ The criminal under my own hat.’ Sufjan Stevens en T. Bone Burnett maken het uiterst persoonlijk. Zoals dat ook in de boetepsalmen gebeurt: ‘tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd’ (Psalm 51:6). Zoals je dat terug hoort bij die jongste zoon in Jezus’ gelijkenis: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u’ (Lucas 15:18). Zoals die tollenaar bidt in een andere gelijkenis van Jezus: ‘God, wees mij zondaar genadig’ (Lucas 18:13).

Johnny Cash en Paulus
In 1994 kwam het album American Recordings van Johnny Cash uit. De carrière van de beroemde countryzanger was in het slop geraakt. Eigenlijk werd hij niet meer zo serieus genomen. Totdat ene Rick Rubin zich over hem ontfermde. Deze producer hield zich destijds vooral bezig met heavy metal en hiphop, maar hij zag wel wat in Johnny Cash. Hij had daar wel een uitgesproken mening over. Johnny Cash moest niets meer meenemen dan alleen zijn akoestische gitaar. Meer begeleiding wilde Rubin niet. Zo kon alle nadruk liggen op Cash’s geweldige stem, die diepe bariton. Rubin leverde een aantal liedjes van anderen aan, die Cash zou moeten zingen, naast een paar eigen nummers. Zo gezegd zo gedaan. Het album sloeg in als een bom, niet alleen bij country-liefhebbers, maar ook bij jonge hipsters. 
Op dat album American Recordings staat ook het liedje The beast in me. Oorspronkelijk is dat van de zanger en acteur Kris Kristofferson, maar Johnny Cash weet het geheel naar zijn eigen hand te zetten. In deze song gaat het over het beest dat in ons schuilt. Het zit achter tralies, maar wil eruit breken. Van de buitenkant ziet het eruit als een teddybeer, maar het is een beest. Het doet denken aan de novelle Dr. Jekyll and Mr. Hyde van Robert Louis Stevenson, die ook meermalen verfilmd is. Dokter Jekyll heeft een drankje gebrouwen. Hierdoor verandert hij in zijn alterego Hyde, die van alles durft en onderneemt in tegenstelling tot de schuchtere dokter. Maar dat alterego wordt steeds sterker en beestachtiger, totdat hij aan het moorden slaat. De dokter krijgt deze geest niet meer terug in de fles. Dit beest is te sterk. Terug naar het liedje: niet voor niets zingt Johnny Cash: ‘God, help the beast in me’.

Theologisch gezien doet dit denken aan het tweegevecht in een gelovige tussen de oude en de nieuwe mens. Paulus heeft dit onvergetelijk beschreven: ‘Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. […] Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?’ (Rom. 7:19, 23 HSV) Deze klacht, gevuld met schuldgevoel, schaamte en berouw, hoor je ook terug in de popmuziek, bijvoorbeeld in de genoemde nummers van Kendrick Lamar, Sufjan Stevens, T. Bone Burnett en Johnny Cash. Nu stopt Paulus niet bij die klacht. Het is net als bij zoveel klaagpsalmen. Ook hier gaat het over in dank: ‘Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere’ (Rom. 7:25 HSV). Dank en verlossing zijn hier in één kernachtige zin gevangen.
Op American Recordings vind je deze dank en verlossing niet in de song The beast in me. Daar is het alleen ellende en een gebed om verlossing. Maar het album kent nog een ander treffend liedje: Redemption. De tekst hiervan komt zelfs uit Cash’s eigen koker. Hier schildert hij het kruis als een boom, waar gedoemden heen kunnen. Daar vinden ze verlossing en bevrijding. Het kruis is een levensboom, dat hen vruchten biedt: ‘And the blood gave life/ To the branches of the tree/ And the blood was the price/ That set captives free/ And the numbers that came/ Through the fire and the flood/ Clung to the tree/ And were redeemed by the blood.’ Het heeft de inhoud en verbeeldingskracht van een hymne. Ellende, verlossing en dankbaarheid zijn er alle in terug te vinden. Met terugwerkende kracht had ik het graag laten horen op die jeugdavond in mijn eerste gemeente.

Kees van den Berg is predikant van wijkgemeente Pauluskerk (PKN) in Gouda. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 


  • Raadplegingen: 2506