nr5 • 2018 • Oordelen als maatwerk
32e jaargang nr. 5 (mei 2018)
Thema: Schuld
E.A. Gruteke-Vissia en M.J. Ouwerkerk-Louter
Oordelen als maatwerk
Een ontmoeting met Leendert Verheij
Het is zijn laatste week als president van het Haagse Gerechtshof, en het is de week voor Pasen. Leendert Verheij ontvangt ons in zijn ruime werkkamer, met aan de muur een schilderij van Jan Sanders van Hemessen (1500-1579) van de Vlucht naar Egypte. Een legaat van een raadsheerplaatsvervanger van zestig jaar geleden, met de nadrukkelijke opdracht dat het altijd in de kamer van de voorzitter van het Hof moet blijven hangen.
We beginnen ons gesprek met het eigene van de Stille Week. Spelen de Stille Week en Pasen een rol in het denken van Verheij over schuld? ‘De begrippen schuld, vergeving en genade, daar ben ik mee opgevoed. Ik kom uit een traditie waarin die schuld echt wel werd genoemd, maar waarin de genade ook altijd heel nadrukkelijk klonk. Mijn ontwikkeling is er eentje naar aandacht hebben voor gezichtspunten die maken dat je anders tegen schuld aan gaat kijken. Je moet niet alleen naar een strafbaar feit kijken, maar ook naar de mens die daarvoor verantwoordelijk is. Dat leer je in dit vak. Vaak is er niet maar één iemand verantwoordelijk. Je hebt soms zaken met verschillende daders, maar je hebt ook geregeld te maken met eigen schuld. Een slachtoffer bijvoorbeeld kan ook een fout maken, zoals bij verkeersongelukken nogal eens gebeurt. In het recht is dan de vraag of er een verdeling van de schuld, van de aansprakelijkheid, moet komen. Dat scherpt je denken over schuld, dat het vaak niet zwart-wit is.’
Is dat een ontwikkeling in uw loopbaan? U bent begonnen als advocaat en later rechter en voorzitter van het Hof geworden. Kijkt u nu, aan het einde van uw loopbaan, anders tegen schuld aan dan toen u begon?
‘Als advocaat was ik per definitie met één kant van het verhaal bezig. Het was mijn taak om mijn cliënt er zo gunstig mogelijk uit te laten komen. Als rechter kijk je naar precies diezelfde feiten en ben je veel genuanceerder bezig met beide kanten van de weegschaal. Dat heeft ook mede mijn ontwikkeling bepaald.’
Dus schuld is niet zo absoluut?
‘Nee. Bovendien zit er nog een ander element in – vooral in het strafrecht – namelijk de vraag of iemand volledig toerekeningsvatbaar is. Los van de vraag of iemand iets heeft gedaan, is er de vraag of iemand in staat is geweest om zijn wil te bepalen. Het komt overigens niet zo vaak voor dat je tot de conclusie komt dat iemand helemaal niet toerekeningsvatbaar is.’
U heeft een christelijke opvoeding gehad. Welke verhalen uit de bijbel over schuld, boete en vergeving zijn met u meegegaan door uw leven heen?
‘Een verhaal over dit onderwerp dat al heel lang meegaat, is het verhaal van David en Batseba. Het moment waarop voor David duidelijk wordt dat hij niet onder zijn verantwoordelijkheid uit kan komen, en wat hij dan zegt in het gebed van Psalm 51, dat is iets waar ik altijd weer bij terug kom, omdat je daar ook de mogelijkheid van vergeving ziet en de vraag om herstel. “Schept in mij een rein hart”, bidt David. Mijn vader was predikant, op zijn begrafenis citeerde ik iemand die over hem had gezegd: “Hij kan je in zijn preken echt op je ziel geven maar hij eindige altijd bij de genade van Jezus Christus.” In dat klimaat ben ik opgegroeid.’
Was het nieuwe begin, waar het bij David over gaat, altijd te verbinden aan de zaken waarmee u te maken kreeg?
‘Wat je in het strafrecht heel veel doet is, als iemand voor het eerst voor de rechter komt, kijken of het de voorbode is van erger en of je straf op kunt leggen die de betrokkene weer op het goede spoor krijgt. Je legt dan heel vaak een deel van de straf voorwaardelijk op, of volstaat met een taakstraf, zelfs als je ook een gevangenisstraf kunt opleggen. Dat doe je dan om iemand weer op het juiste spoor te zetten. Maar komt iemand dan voor de tweede keer, binnen afzienbare tijd, dan kan het heel anders liggen.’
U heeft er geen geheim van gemaakt dat u geïnspireerd bent door Benedictus. Heeft hij ook invloed op uw denken over schuld, boete, vergelding?
‘Benedictus besteedt in de regel voor zijn orde aandacht aan mensen in het klooster die zich gingen misdragen en zich niet aan de regels hielden. Wat opvalt is dat hij aan de ene kant heel duidelijk is over de regels, en ook laat zien dat er een moment kan komen waarop er sancties gaan gelden, bijvoorbeeld dat iemand tijdelijk buiten de gemeenschap wordt gezet. Maar wat hij daaraan toevoegt, is dat er dan een paar andere broeders worden aangewezen om speciaal aandacht te geven aan de betrokkene om hem weer terug te laten keren. Dus deze regel was niet alleen bedoeld om te straffen, maar ook om iemand weer terug te krijgen. Voor Benedictus is maat houden heel belangrijk. Ik denk dat dat een heel bijbelse gedachte is, waar Benedictus mij op heeft gewezen. Voor mij betekent dat ook: kijken naar de persoon die de wet heeft overtreden. Wat zijn de omstandigheden? Waarom handel je zo? Dus niet simpelweg naar het feit alleen kijken, maar ook kijken naar wie de mens is. Dat is maatwerk leveren.’
Is er een verschil tussen juridisch denken en christelijk denken over schuld?
‘In ons rechtssysteem zijn veel dingen uit onze joods-christelijk traditie indirect terug te vinden, maar er is ook verschil omdat we inmiddels in een andere samenleving leven en daarin een bepaalde ontwikkeling in het denken over schuld heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld over de verschillende mate van toerekeningsvatbaarheid, dat vind je zo in de bijbel niet terug. Het is ook weer niet zo dat ons systeem totaal haaks staat op allerlei bijbelse noties.’
Schuren die twee weleens?
‘In de bijbel, zeker in het Oude Testament, heeft de wetgeving zowel een maatschappelijke component als een verticale component. Dat is in onze samenleving niet het geval. In het strafrecht is die horizontale component in beeld. Ik heb zelf het gevoel dat je als rechter voldoende mogelijkheden hebt om dat maatwerk van Benedictus in het recht te leveren. Dat betekent dat je als rechter soms de emoties in de samenleving moet trotseren. Je kunt dwars tegen de publieke opinie heen zeggen dat je niet zo hard gaat straffen als de samenleving op dat moment vraagt. Dat moet je dan uitleggen, maar dan weet je ook dat je de toorn van een deel van de samenleving over je heen kunt krijgen. Dat is een van de redenen waarom rechters in Nederland tegen minimumstraffen zijn. Waar die minimumstraffen er wel zijn, zie je dat rechters oplossingen gaan bedenken om die straffen te omzeilen. Laat de norm helder zijn en laat het aan de rechter over om in het concrete geval te beoordelen. Dat is ook altijd onze boodschap geweest aan de politiek. Dat betekent dat je soms in een situatie, waarin een delict op papier heel ernstig is, tot een bijna symbolische straf komt, of zelfs tot schuldigverklaring zonder straf.’
Is er een koppeling te maken tussen de manier waarop er nu in de samenleving wordt gedacht over schuld en de ontkerkelijking waar diezelfde samenleving mee te maken heeft?
‘Ik denk intuïtief dat die relatie er is, maar het is wel ingewikkeld. Wat je in onze samenleving in de loop van de tijd bent gaan zien, is dat wij een afrekencultuur hebben ontwikkeld. Er gebeurt ergens iets, dan moet er vervolgens een onderzoek komen met een rapport, en daarna worden er mensen veroordeeld. Dat zie je ook in de rechtszaal, iemand heeft iets gedaan, er zit publiek bij en dat publiek vindt dat er stevig opgetreden moet worden. Ik zeg dan altijd maar, stel dat ik jou over een jaar achter het hekje heb, dan denk je er anders over. Dan vraag jij ook aan de rechter om genuanceerd te kijken. Ik zou mij kunnen voorstellen, dan keer ik het om, dat als je je werkelijk bewust bent van hoe wij tegenover God staan, als mensen met schuld, dat je je dan wat eerder probeert te verplaatsen in de positie van degene die achter het hekje staat. Het lijkt mij een christelijke deugd om je in de ander te verplaatsen en voorzichtig te zijn met je eigen oordeel. Laat het oordeel over aan de mensen die daartoe geroepen zijn. Je ziet geregeld dat mensen oordelen zonder dat ze de feiten kennen. We krijgen vaak kritiek op onze uitspraken, terwijl mensen die uitspraak helemaal niet gelezen hebben, maar hem wel afbranden. Dat is een ontwikkeling in onze samenleving die eerder sterker is geworden dan zwakker. Als je je echt bewust bent van je eigen positie, van je eigen feilen en van je eigen schuld dan helpt je dat om geduldiger te zijn.’
Wat is die schuld dan? Is dat de gedachte dat u er ook had kunnen staan?
‘Dat denk je bij een aantal gevallen niet, soms kun je je helemaal niet verplaatsen in de ander. Dat wil overigens niet zeggen dat het niet zo is. Kijk maar naar David, dat was een man naar Gods hart en die doet dingen die echt niet kunnen. Toen ik me op dit gesprek voorbereidde, las ik een prachtig commentaar op wat er over Kaïn in de bijbel staat, als hij met God in gesprek is, nadat hij Abel heeft gedood. In dat commentaar staat dat je als mens vatbaar bent voor machten van de boze en dat die machten groter en sterker worden naarmate je jezelf daar voor openstelt. Dat kan ieder mens raken.’
Ziet u het ook als uw taak om de samenleving over een thema als schuld iets te leren?
‘Ik heb altijd geprobeerd om mensen te stimuleren om eens naar een zitting te gaan, om te kijken wat daar nou echt gebeurt en om erover door te praten. Wat je vaak merkt is, ook als het mensen uit de kerk betreft, dat er dan een wereld voor ze opengaat. Dat ze menselijke schuld anders gaan waarderen.’
Hoe zou je in de kerk kunnen spreken over schuld? Dat ligt nog weleens moeilijk…
‘Dat is een taak van voorgangers, om mensen daarop te wijzen, om dat te oefenen met elkaar. Ik heb een keer een zaak behandeld uit een kerkelijke gemeente waar iemand van 70 verdacht werd van seksueel misbruik van jongentjes. Het betrof een koordirigent. Toen die zaak aan het licht kwam, bleek dat hij dat ook al deed met de vaders van die jongentjes. Die vaders stuurden rustig hun zoontjes mee op kamp. Toen zaten er allemaal mensen uit de gemeente op de publieke tribune en ik kon het niet nalaten om daarnaar door te vragen. Het bleek dus nooit besproken te zijn. Er was blijkbaar een non-interventie cultuur in die kerkelijke gemeenschap met grote schade tot gevolg. Toen vroeg ik aan de man of er nog weleens iemand uit de kerk bij hem op bezoek kwam. Het antwoord was nee. Dit is een pijnlijk voorbeeld. We moeten ons als kerken bewust zijn dat zulke dingen met wijsheid en voorzichtigheid besproken moeten worden. Het is zó niet heilzaam om er niet over te spreken.’
Hoe moeten predikanten preken over schuld?
‘De bijbel reikt daar veel voor aan; over de verhouding tussen schuld en barmhartigheid maar ook over de helderheid van de norm. Het is bij God niet zo dat alles maar uiteindelijk onder het tapijt gemoffeld wordt, en zeker niet als het enorme schade oplevert in de relatie met Hem of met anderen. Dat is wel iets dat benoemd moet worden. Dat is ook de positie van de burgerlijke rechter; die kan niet bij alles zeggen dat hij het begrijpt en met de hand over het hart strijken. De burgerlijke rechter moet soms ook zware straffen opleggen. Ik heb in mijn leven ook een paar keer levenslang op moeten leggen. Dat zijn wel heftige dingen.’
Heeft dat ook met een spanningsveld tussen schuld en tragiek te maken?
‘Als het accent op tragiek ligt, zal je proberen de barmhartigheid meer naar voren te halen. Als het accent echt op schuld ligt – iemand die steeds gewaarschuwd is, hulp aangeboden heeft gekregen en dat alsmaar naast zich neerlegt en misschien al meerdere straffen heeft gehad en daar niks mee doet – dan kan het moment komen dat je moet zeggen dat er een zware straf opgelegd wordt. Dat is normbevestiging maar ook bescherming van de levens van anderen.’
Als het gaat over het denken over de schuld in de samenleving, wat is dan uw wens nu u de rechtsspraak verlaat? Waar moeten we heen met elkaar?
Naar een samenleving waarin beter geluisterd wordt en minder de onderbuikgevoelens de toon zetten. Je hebt nu situaties waarin iedereen weet of de verdachte schuldig is of onschuldig voordat de rechter de zaak heeft onderzocht. Dan hebben mensen ook een bijbehorend oordeel over wat er moet gebeuren. Als de rechter daar dan niet aan voldoet, dan heeft de rechter het verkeerd gezien. Dat heeft wel iets te maken met een bepaalde mentaliteit in de samenleving. Ik zou wel willen dat mensen zich wat meer realiseren dat ze vaak niet tot oordelen bevoegd zijn. Wat Jezus ook zegt: “Oordeel niet opdat jezelf niet geoordeeld wordt.” Leg niet een ander een maat op die je zelf helemaal niet kan houden. Oordeel niet ongehoord. Daar gaat het vaak mis. We oordelen zonder te weten hoe het zit. Voor de leefbaarheid zou het heel goed zijn als we op dat punt weer een stapje terug doen. Daarbij helpt het als mensen zich steeds weer realiseren dat ze zelf ook op die plaats, achter dat hekje, zouden kunnen staan. Het helpt echt om je dat allemaal te realiseren. En onze taak is om daarin evenwicht aan te brengen en uit te leggen waarom je tot beslissingen komt. Daar hoort ook respect bij voor de mensen die deze beslissingen nemen.
Mr. Leendert Verheij was tot 1 april van dit jaar president van het gerechtshof Den Haag. Eerder was hij o.a rector van het Studiecentrum Rechtspleging te Zutphen en president van het Gerechtshof Amsterdam. Verheij is nu raadsheerplaatsvervanger.
Elsbeth Gruteke-Vissia is predikant in de PKN, radiopresentator bij de EO en redacteur bij Kontekstueel. Mailadres:
Hanneke Ouwerkerk-Louter is predikant in de PKN (Schoonhoven) en redacteur bij Kontekstueel. Mailadres:
- Raadplegingen: 2287