Skip to main content

nr5 • 2018 • Sacramenten van verzoening

32e jaargang nr. 5 (mei 2018)
Thema: Schuld

J.J. van Peperstraten
Sacramenten van verzoening
Ervaringen van vergeving

De katholieke kerk kent zeven sacramenten. Vier daarvan hebben betrekking op de vergeving van zonden. De doop en de eucharistie bewerken een kwijtschelding van zonden. De biecht en de ziekenzalving zijn echter sacramenten die bij uitstek de persoonlijke kwijtschelding van alle zonden mogelijk maken. Ik wil kort een aantal ervaringen met biecht en ziekenzalving weergeven en tot enige reflectie komen over hoe ontvangers van deze sacramenten een dergelijke vrijspraak ervaren.

Een oud en inmiddels bijna onbegrijpelijk, katholiek grapje gaat over een pastoor die net een nieuwe parochie toegewezen heeft gekregen. Nadat een collega hem vraagt hoe de nieuwe parochie ervoor staat, antwoordt hij dat zijn nieuwe gemeenschap vrijwel uitsluitend uit heiligen bestaat: slechts een enkeling gaat biechten! Of mensen in de afgelopen jaren veel beter geworden zijn, waag ik te betwijfelen, maar het is een ontegenzeggelijk feit dat het sacrament van de biecht – het meest in het oog springende sacrament van verzoening tussen God en mensen – voor velen uit het zicht verdwenen is. Toen het na enige tijd weer op vaste tijden werd aangeboden, werd daar zelfs wat verbaasd op gereageerd: ‘ik dacht dat dat afgeschaft was’, is een opmerking – of misschien voor sommigen een wens – die je geregeld kan horen.

Biecht
Inmiddels bied ik elke vrijdagavond biechtgelegenheid. Een halfuur lang. Soms komt er niemand, soms één of twee mensen. Een enkele keer – meestal in de aanloop naar hoogfeesten als Pasen en kerst – heb je het volle halfuur nodig, of zelfs nog langer, als elke biechteling direct wordt afgelost door de volgende. Wat wordt er dan in de biechtstoel te berde gebracht? We worden geconfronteerd met de jeukende littekens van het leven, de steeds terugkerende imperfecties, de zwaktes en ongelukkige keuzes waar we telkens weer extra vatbaar voor zijn. Het zijn misschien niet altijd ernstigste zaken, maar wel vaak zaken waar we ons het meest aan ergeren: het koesteren van een bittere afgunst als een collega die we niet mogen in onze ogen een onverdiende promotie krijgt. Of telkens uit de slof schieten als onze levenspartner voor de zoveelste keer precies dat éne ding doet waar we ons zo aan ergeren. Het sacrament van de biecht speelt zo zijn rol in de omgang met de dagdagelijkse modderspatten van het leven. De vergeving die we zichtbaar en hoorbaar ontvangen in het sacrament houdt niet in dat we nooit meer vuil zullen worden, maar geeft mensen wel de moed om niet in de blubber te blijven zitten. Het geeft kracht om door te gaan, om zichzelf te blijven beteren.
Een enkele keer word ik gebeld door een volslagen vreemde, afkomstig uit een andere plaats. Wat er gebeurd is, is zo pijnlijk dat de pastorant het aan niemand in de omgeving durft toe te vertrouwen, ook niet aan de eigen pastor. Het gebeurde kan ooit klein begonnen zijn, maar het is een kwalijk stuk zuurdesem gebleken dat het hele leven doordrongen heeft. De biechteling staat ermee op en gaat ermee naar bed, en vindt geen vrijheid. In de context van een biechtgesprek kan dan veel boven water komen. Gebeurtenissen van tientallen jaren geleden die voor veel pijn, schuld, verdriet en woede hebben gezorgd. Maar hoe goed men de scherven ook heeft verstopt, toch stuit men in het leven steeds weer op fragmenten. Men vindt geen vrijheid van het verleden, hoe sussend men zichzelf ook toespreekt. Vaak zijn dit mensen die op één of andere manier toch kerkelijk geëngageerd zijn, en zelfs als het engagement minder uitgesproken is, zijn het nochtans altijd gelovige mensen. Ze hebben een levende relatie met God, maar komen er met hun tweeën alleen niet uit.
Er is iemand nodig die kan luisteren en spreken – maar vooral luisteren – namens God, en uiteindelijk als alles gezegd is, door het dienstwerk van de kerk woorden van vrijspraak en vergeving kan spreken. In mijn ervaring is de opluchting, de ervaring van bevrijding, evenredig aan de lengte van tijd dat iemand ergens mee rondgelopen heeft. Het is een ervaring die je iedereen met een knooppunt of blokkade in zijn leven toe zou wensen.

Ziekenzalving
Het is kwart over vijf ’s ochtends. Terwijl het buiten nog donker is, brandt er fel licht in één van de kamers van het ziekenhuis. Kinderen en kleinkinderen staan bedremmeld rond het bed van vader, een sterke man die altijd zijn eigen boontjes gedopt heeft en zich nu met zijn laatste krachten nog vastklampt aan het leven. Hij is misschien in geen vijfentwintig jaar naar de kerk geweest, toch heeft hij op het laatste moment nog om een priester gevraagd, om de ziekenzalving. Dit sacrament heet al vijftig jaar geen “laatste sacrament” meer, maar wordt vaak nog wel zo ervaren. Zo ook hier. En zo kom ik binnen, als een verschijning uit een andere wereld. Ik betwijfel of de kleinkinderen ooit een priester van dichtbij hebben gezien. Ik werd om tien over half vijf wakker gebeld door het ziekenhuis. Het zou me een lief ding waard zijn als ze me eens de avond tevoren zouden bellen, maar ja. De vraag dringt zich vaak pas op als men vlak voor de drempel staat.
Het sacrament van de ziekenzalving is een erg zichtbaar sacrament. Er komen onalledaagse zaken in voor. Het halflege flesje ziekenolie, een steeds meer beduimeld uitziend Klein Rituale, de wat versleten paarse stool die ik voor noodgevallen in de auto bewaar. Het is geen moment voor opgepoetst zilverwerk, maar alles wat er is, dient een doel. Nog voor de zalving begint, bidden we samen de schuldbelijdenis en kan ik de woorden van bevrijding uitspreken: ‘Krachtens volmacht, mij door de Apostolische Stoel verleend, schenk ik u volledige vrijspraak en vergeving van alle zonden in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.’ Nu kan meneer de zalving ontvangen. Door het zalven van handen en hoofd met de gewijde olie vertrouwen we op Gods aanwezigheid bij meneer in zijn laatste momenten. God is boven elke ervaring, maar zijn sacramenten zijn zichtbaar en tastbaar en maken duidelijk wat Gods plan is voor de mensen.
Na de zalving ontspant meneer zichtbaar, zijn gezicht is niet langer verkrampt, hij houdt zich niet meer vast aan zijn lakens. Hij heeft het verleden mogen loslaten en is vrij om zijn laatste uur door te brengen met de mensen die van hem houden. Ik vertrek om half zes. Later die middag word ik gebeld door de familie. Meneer is in de vroege ochtend vredig overleden. De familie voelt dankbaarheid, dat ze dit moment, deze korte viering van vergeving, van het leven opdragen en overgeven aan God, hebben kunnen meemaken.

Het pastoraat van schuld en vergeving
De katholieke kerk heeft in zekere zin een proces van dubbele ontkerkelijking doorgemaakt. Niet alleen hebben mensen afscheid genomen van het kerkelijk leven als zulks, maar veel parochianen hebben hun sacramentele engagement ook terug geschaald. Voor velen beperkt het kerkelijk leven zich tot het vieren belangrijke levensmomenten, aangevuld met een terugkerend feest als kerst en Pasen. De tijd dat vrijwel elke katholiek als vanzelf kennismaakte met de sacramenten van verzoening, zoals de biecht en de ziekenzalving, is lang voorbij.
Waar eerst het wat scrupuleuze idee bestond dat God te groot is om zaken ongestraft te laten, is God nu te groot om nog kennis te nemen van onze dagelijkse beslommeringen. De individualiserende tendens in de samenleving zet zich ook door in het individuele geloofsleven. Tegelijkertijd is het eigen geweten vaak overvraagd als het geconfronteerd wordt met het eigen menselijk falen. Toch is dit geweten in de praktijk vaak het enige middel dat overblijft om ons eigen gedrag te evalueren. De mens heeft zich kunstig bevrijd van Gods ouderlijk toezicht, maar een dergelijke vrijheid heeft ook altijd een keerzijde. We komen misschien met heel veel weg, maar we blijven er tegelijkertijd wel mee zitten. De Britse psychoanalyticus Adam Phillips schreef hierover: ‘Als je ergens mee wegkomt […] heb je het goed gedaan, én je hebt het slecht gedaan. Je bent losgekomen maar je bent ook onbeschermd: je hebt jezelf – al is het provisioneel – vrijgemaakt van iets maar daarna moet je leren omgaan met je nieuw verworven vrijheid.[1] Ook als er geen instantie is die dagdagelijks boven je staat, ongeacht of deze van sociale of metafysische aard is, blijkt het ‘ergens mee wegkomen’ een gemengde ervaring te zijn.
Men is daarmee niet per se beter af. De rol van God als barmhartige en vergevende Vader moet nu worden overgenomen door het eigen geweten. Het persoonlijke geweten wordt daarmee echter niet alleen rechter in eigen zaak, maar biedt ook weinig soelaas als het onvermijdelijke zich voordoet: als het geconfronteerd wordt met een ontegenzeggelijke schuld kan het zichzelf daar niet zomaar vrij van spreken. Als het geweten zichzelf als schuldig ervaart, ervaart het zich als tekortgeschoten jegens een externe norm. Deze kan soms middels een vertegenwoordiger aanspreekbaar zijn (de persoon jegens wie ik tekortgeschoten ben, of zijn of haar vertegenwoordiger) maar vaak ook niet. Het vergrijp kan niet altijd meer goed gemaakt worden, om welke reden dan ook.
Het eigen geweten kan zich wel verontschuldigen, maar zich niet vrijmaken van een norm die uiteindelijk groter is dan zichzelf. Wie zegt hem dan genade en vrijspraak aan? De naaste is in de eerste plaats onze gelijke: hij of zij kan ons vrijspreken van datgene wat wij hem of haar hebben misdaan, maar als we hem of haar vragen namens een hogere norm te spreken, overvragen we onze naaste.
We kunnen bidden om vergeving – en moeten dit ook doen – maar hoe toont God zijn vergeving? Hoe ervaren we die? Hoe kunnen we die ervaren? Geconfronteerd met deze vragen is God voor veel mensen niet alleen te groot, maar ook nog eens te ver weg. Maar als we God niet meer als de barmhartige rechter over ons leven voelen, blijven we steken in ons eigen oordeel over onszelf. We maken er ons dan óf te makkelijk van af, óf het tegendeel gebeurt: we worden geconfronteerd met een onbarmhartig oordeel dat wij over ons eigen handelen – of uiteindelijk zelfs over ons eigen leven – uitspreken. Kunnen wij op een vruchtbare manier verder leven met zo’n oordeel? Ik betwijfel het.
Juist de concrete waarborg van vergeving, woorden van vrijspraak die na een schuldbelijdenis sacramenteel worden uitgesproken door een priester, bieden in pastoraal opzicht ook een pastorale mogelijkheid om Gods vergeving te kunnen accepteren, er niet aan te hoeven twijfelen. Op deze manier kan een pastorant een concrete bevrijding van het verleden, dat hem belast, vinden.

Dr. Jan-Jaap van Peperstraten is pastoor van Heemstede. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

[1] Adam Phillips, Missing Out: In Praise of the Unlived Life, Penguin Books 2012, p. 87.

 


  • Raadplegingen: 2265