nr6 • 2018 • Collega Mike King
32e jaargang nr. 6 (juli 2018)
Thema: Martin Luther King onder de profeten
C.M.A. van Ekris
Collega Mike King
Over de profetische dimensie in prediking
Afgelopen april drukte Trouw integraal een preek van hem af, Stephan Sanders schreef een sterk stuk in de Groene Amsterdammer, een oude preekbundel werd vertaald, zijn kleindochter Yolanda Renee kreeg wereldwijde media-aandacht door drie giechelende zinnetjes die zij uitsprak tijdens een protestmars van scholieren. Martin Luther King Jr., geboren als Michael/Mike King, is een iconische prediker geworden.
Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat hij vermoord werd door een boze witte man, zo zouden we dat nu zeggen. De herinnering aan King – of beter gezegd: een bepaalde herinnering aan King – wordt door velen gekoesterd. Wat is het geheim achter dat iconische en hoe dat te duiden? Wat zegt het theologisch over de receptie van het profetische en wat zegt het ons over de kracht van de preek? In deze bijdrage enkele culturele en homiletische reflecties ten bate van predikers van nu, die net als King leerlingen zijn in de christelijke practice of preaching.
Iconografie rondom een dominee
Wat me fascineert is het iconografische proces dat ontstaan is rondom ‘dr. King’. Martijn Kleppe heeft in zijn dissertatie onderzocht hoe de wording van iconische foto’s in zijn werk gaat.[1] Waarom, bijvoorbeeld, herinneren we ons de foto van het napalm-meisje dat wegrent uit een gebombardeerd Vietnamees dorp: naakt, schreeuwend van pijn, haar handen in een crucifix-houding? Kleppe noemt een aantal factoren die foto’s iconisch maken. Hij noemt de kwaliteit van een foto (qua compositie) en het direct evidente. Daarnaast noemt hij de kracht van de foto om emotie op te wekken en het paradigmatische en symbolische in de foto: in de foto komt een context tot leven. Kleppe wijst ook op het archetypische: foto en context overstijgen tegelijkertijd het particuliere. Er is de rol van gate-keepers: redacteuren van kranten en boeken die steeds een foto herhalen, en er is het vermogen van de foto om in andere en latere contexten nieuwe betekenis te krijgen. Als een foto die eigenschappen heeft, is de kans groot dat de foto beklijft in het collectieve geheugen.
Als je deze criteria toepast op de prediking van ‘dr. King’ zie je de overeenkomsten, en begrijp je er ook iets van waarom juist deze prediker iconisch is geworden. De preken hebben kwaliteit (qua retoriek, qua performance, qua actualiteit). De relevantie ervan is direct evident en context-overstijgend. De archetypische kracht is groot: het is de stem van een lijdende gemeenschap die gekleineerd wordt door structureel racistisch onrecht, en een vertolker daarvan roept om recht. De preken zijn authentiek: biografie en gemeenschap resoneren in de woorden, als ook intellect en emotie. Bovendien: de woorden kunnen nieuwe betekenissen krijgen in andere contexten. Het is niet vreemd dat culturele en theologische gate-keepers deze fragmenten steeds weer onder de aandacht brengen. Door dat iconografische proces ontstaat zoiets als een homiletische intertekstualiteit. Als bishop Michael Curry te midden van God’s frozen people (lees: de Britse Anglicanen, met dank aan Ciska Stark), Martin Luther King aanhaalt, participeert hij eigenlijk even in diens woorden van woede, kracht en liefde, en je merkt hoe dat effect heeft op tijdgenoten. Mind you, Twitter en The Guardian schreven over de preek als het hoogtepunt van de dag.
Hoe moet je dit nu duiden? Allereerst kritisch en met distantie, denk ik. King is een icoon geworden in een soort globale mediatheek. De wise-assess van Apple maakten ooit een mooie, maar tergende commercial (Here’s to the crazy ones’, 1997[2]), over de genialiteit en de eigenzinnigheid van mensen als Einstein, Picasso, Gandhi en natuurlijk ook King. Verrassenderwijs hoort Steve Jobs daar dan ook bij.[3] King wordt geportretteerd als een genie, een eenling, een troubleshooter, a crazy one. Overigens, wij leven in onze mediacultuur opvallend genoeg tegelijkertijd in een iconoclastische tijd. Wij hangen aan iconen en spugen op hen wanneer ze ons narcisme niet meer bevestigen en stimuleren. Dat is de vreemde paradox. We leven in een decennium van het voortdurende demasqué. Priesters, kleine kinderen en hun begeerte, grote sporters en hun vuile spel, filmmakers, grote acteurs, jeugdhelden als Bill Cosby en hun mask of innocence dat ontmaskerd wordt. We wantrouwen iconische figuren en ons hart, die fabriek van idolen, produceert ze aan de lopende band. Je hart moet immers iets hebben om te aanbidden, als je God kwijt bent.
Nu, vergeet wat dat betreft niet dat ook over ‘MLK’ meerdere verhalen te vertellen zijn. In de kerk zouden we daar niet van moeten schrikken. Wij hebben ten eerste geen idolen nodig – en dus zijn we niet zo van de kaart als iemand ook duistere kanten heeft – en bovendien weten wij van de zonde, die schaduw rondom al het goede. Wie een ander deconstrueert vanwege de zonde is naïef over zichzelf.
Het profetische als een archetype
Er zijn redenen genoeg om met enige reserve over deze iconische receptiegeschiedenis van King te spreken. En toch vertik ik het. Je kunt namelijk ook anders kijken. Je kunt ook zeggen: in vertraagde zin (zoals de profetie altijd vertraagd erkend werd, ook in de canon, namelijk: in de loop van de tijd) is in brede kringen – academisch, kerkelijk en maatschappelijk – gaandeweg in King iets herkend van de kracht van het godswoord. Zo kun je er ook naar kijken. God heeft iets gezegd in het leven van deze man, iets over racisme en haat. De receptiegeschiedenis mag allerlei onzuivere elementen hebben, maar waarom kan daarachter niet iets zitten van een diep maatschappelijk en menselijk verlangen naar woorden en naar levens als dit? Misschien kun je zelfs zeggen dat in het profetische de kerk haar tijdgenoten het meest nabij was. Het missionaire is uitstekend en ook het priesterlijke hoort bij het spreken van de kerk, maar ik heb de intuïtie dat juist in het waarachtige, profetische de tijdgenoot zich het meest gekend zal voelen. En nog iets: misschien verwachten mensen dit eigenlijk van de kerk en van predikers, man en vrouw. Misschien is King als type archetypisch, en misschien belichaamt hij wel iets van dat eigenlijk ‘iedereen’ van een dominee verwacht: dat je met huid en haar gelooft, dat je diep van Jezus houdt en je door Hem geroepen weet, dat de tranen in je ogen springen en de spanning in je lijf vanwege lijden en onrecht, dat je alle taal, alle denken en alle emotie die je tot je beschikking hebt, inzet voor dit evangelie en voor de prediking ervan.
Wat mij betreft, om het wat prikkelend te zeggen, is King geen icoon, maar een reguliere dominee. Geen genie of een crazy one, maar een master of a practice. Zonder prediking – dat wat velen van ons wekelijks doen – was er geen ‘dr. Martin Luther King’ geweest. Hij heeft de prediking verder geholpen, zeker, maar hij is in een nog fundamenteler zin met name leerling in die praktijk van prediking. Bovendien was King niet origineel. ‘Dr. King’, schreef Richard Lischer in zijn schitterende boek The Preacher King, ‘was only a voice in the tradition’s continual cry’. Prachtig, King was een moment, een stem slechts, in de continue schreeuw van zijn traditie. King belichaamt en verwoordt dus een traditie. Hij is traditioneler dan we denken. Hij was niet origineel qua compositie, qua theologie, qua hermeneutiek of qua performance. Al die onderdelen had hij geleerd van zijn vader, van zijn kerk, van zijn traditie, van de Schriften, en om hem heen waren en zijn er duizenden predikers die dezelfde dingen zeggen, op dezelfde manier. King zag zichzelf primair als dominee – en als christen. We moeten Steve Jobs niet met ‘collega King’ aan de haal laten gaan. Martin Luther King, zo moeten wij benadrukken, gaf zijn leven voor Jezus. Hij wist dat deze dood waarschijnlijk zou komen. Meer dan vijftig moordaanslagen zijn door de FBI gedurende zijn leven verijdeld. Maar King was dominee – geroepen en kon niet zwijgen. Voor mij zijn zijn preken eerder een hoofdstuk in de lange traditie van de theologia crucis van de kerk, dan een hoofdstuk in een boek over Great Speeches of the 20th Century. Tegelijkertijd beschouw ik King als een contemporaine stem in de profetische traditie van de kerk.
De theologische logica van de profetische dimensie
In mijn boek heb ik uitgewerkt wat ik onder die profetische dimensie in prediking versta.[4] Dat profetische kun je niet tot een quote of een formule reduceren. Het is een stratum in het geestesleven van Israël, de kerk, en breder: in culturen en samenlevingen. Het is iets dat God geeft; de goede God, steeds opnieuw, op verwachte en onverwachte plekken. Het is een fenomeen dat je niet kunt vastleggen, want het ontwikkelt zich en het muteert. Het is qua manifestatie ook afhankelijk van de geestelijke context waarbinnen het gebeurt. In mijn studie probeer ik de inductieve factoren te benoemen en tegelijkertijd het epifanische te bewaken. In de ‘theologische logica’ die het fenomeen kenmerkt, zie ik vijf coördinaten of concepten.
1 In het profetische wordt het destructivum zichtbaar gemaakt. Dat wat het geloof en het mens-zijn vanuit christelijk perspectief beschadigt, wordt benoemd. Dat destructivum is vaak verborgen. Het wordt verhuld door taal of censuur, door taboe of geestelijke verblinding. In het profetische wordt wat het destructivum verhult, gedeconstrueerd, open gebroken. In die zin is de profetische stem een tegenstem, en vraagt het moed en roeping om dit ‘ongemakkelijke’ te zeggen.
2 In het profetische wordt het destructivum geïnterrumpeerd. Het aan het licht brengen wat verborgen blijft en vermeden wordt in een gemeenschap of een cultuur, is op zich al een daad van interruptie. Maar ook explicieter wordt dat wat schade brengt aan het geloof en aan het humanum tegengesproken. Het is mij opgevallen hoe dialogisch die tegenspraak in preken vaak is. Het profetische is een dialoog die kan katalyseren tot een dispuut, maar het is nooit een interventie die de communicatieve processen beëindigt.
3 In het profetische gebeurt de illuminatie waardoor het destructivum een naam krijgt, en waardoor het heil benoemd kan worden. In profetische preken herkent een prediker een Woord uit de Schriften als een woord voor het heden, en de profetische preek participeert in de kracht van dat Schriftwoord. Door die illuminatie gebeurt ook de geestelijke kwalificatie van het heden. Het ‘nu’ van de hoorders wordt benoemd in theologische en geestelijke begrippen.
4 In het profetische wordt het destructivum doorbroken en overwonnen. Het gaat in het profetische moment niet slechts om het analytische en het kritische, maar juist ook om het cathartische en zelfs om het exorcistische. Het destructivum dat benoemd wordt, is niet onschuldig of onschadelijk. Het vervormt het leven, het vertekent de ziel en het vervreemdt van God. In het profetische moment wordt dat doorzien, maar er ontwikkelt zich ook een geestelijke tegenkracht, die dat destuctivum aankan, uitdrijft en overstijgt. Je komt als een ander mens uit deze preken vandaan, op een bepaalde manier herboren en beschut.
5 In het profetische word je zowel ingewijd als participant gemaakt. Ik zie dat het catechetische of didactische moment in profetische preken ontspringt aan de voorafgaande facetten. God is ontdekt in de tijd in Zijn gevecht met tegenstand, en de initiatie in dat gevecht maakt enerzijds deelgenoot aan Gods gevecht (dat is Nachfolge, discipelschap, ethiek) en tegelijkertijd maakt het participant in de crisis van je tijd. In het profetische verinnerlijkt de kerk in zekere zin de crisis van haar tijd. De prediking is de tameion, de binnenkamer van de kerk – en soms ook de binnenkamer van een cultuur – en daar hoort de gemeente de Geest tot haar spreken, en daar vindt zij dus een woord voor de kerk en voor de cultuur.
Ik heb dat in mijn boek in de slothoofdstukken uitgewerkt in het concept van zien. In het profetische wordt zichtbaar gemaakt, wordt inzicht overgedragen en wordt er ruimte gemaakt voor de gemeente om te participeren in de kracht van het visioen. Dat gebeurt dus in het profetische moment in prediking: Making See.
Het profetische als het provocerende
Martin Luther King is voor mij een voorbeeld geworden als prediker omdat hij de memoria passionis belichaamt; de herinnering aan het lijden. Daar ligt het hart van het profetische. Het is Leidenssprache, Krisensprache, Sprache der Anfechtung. Het roept om de overwinning van het kwaad en het weigert zich te laten troosten zolang dat uitblijft. Profetische mensen zijn christenen die in zekere zin ongetroost zijn. Ze laten zich niet meer troosten door de mythologieën van hun tijd. Ze blijven spreken over de lijdenden, en ze blijven wijzen op hoe een samenleving lijdenden schept en hen vervolgens verzwijgt of dumpt. Als Jezus de zoekers naar recht, de treurenden en de vervolgden zalig spreekt – stuk voor stuk ongetrooste mensen – heeft ook dat iets te zeggen over onze prediking. Zeker, prediking is ook doxologie, het is ook didactiek en soms apologie, het is priesterlijk in een diepe zin. Maar het profetische in de preek provoceert ook steeds onze hang naar harmonie, naar ‘in vrede met jezelf leven’, naar het lijden postmodern esthetiseren zodat het bijna mooi wordt, naar een leven, een liturgie en een prediking waarin de schreeuw van de lijdende niet meer te horen is.[5] De paradox is: je komt er, door heel dicht op de huid van de tijd en de hoorder te zitten. Hem, haar en hen ten goede.
Dr. Kees van Ekris is predikant in Zeist en studieleider van Areopagus/IZB. Hij promoveerde in mei 2018 aan de PThU met een dissertatie over de profetische dimensie van prediking.
[1] Martijn Kleppe, Canonieke Icoonfoto’s. De rol van (pers)foto’s in de Nederlandse geschiedschrijving, Delft 2013, 44.
[2] ‘Here's to the crazy ones. The misfits. The rebels. The troublemakers. The round pegs in the square holes. The ones who see things differently. They're not fond of rules. And they have no respect for the status quo. You can quote them, disagree with them, glorify or vilify them. About the only thing you can't do is ignore them. Because they change things. They push the human race forward. And while some may see them as the crazy ones, we see genius. Because the people who are crazy enough to think they can change the world, are the ones who do.’
[3] ‘dat Apple een bedrijf is dat gewoon computers en telefoons maakt, die vaak in fabrieken in China in elkaar worden gezet onder barre werkomstandigheden, dat dat bedrijf er alles aan doet om zo min mogelijk belasting te betalen en met zijn producten juist een zo groot mogelijk conformisme bij zijn klanten teweeg probeert te brengen, laat zien hoe gemakkelijk de geestelijke erfenis van Gandhi en Mandela te corrumperen valt wanneer je die terugbrengt tot een handvol tot niets verplichtende trefwoorden’ […] Veel hedendaags massa-engagement is zo: je kunt het belijden zonder jezelf te veranderen’. Bas Heijne, Wereldverbeteraars. Gandhi, King, Mandela – hun erfenis, Amsterdam 2017, 70-71.
[4] C.M.A. van Ekris, Making See. A Grounded Theory on the Prophetic Dimension of Preaching, Zurich/Berlin 2018.
[5] Johann Baptist Metz, Memoria passionis: Ein provozierendes Gedächtnis in pluralistischer Gesellschaft, Basel 2006), 26-27.
- Raadplegingen: 2848