Skip to main content

nr6 • 2018 • Dwalen door oude steden

32e jaargang nr. 6 (juli 2018)
Thema: Martin Luther King onder de profeten

Laatst geboekt
P. Veerman
Dwalen door oude steden

Vlak voor het aanbreken van de zomervakantie speur ik op internet de omgeving van onze reisbestemming af naar boeiende landschappen, steden en kerken. Ik vind het, zoals velen, heerlijk om door oude stadjes en karakteristieke dorpen te dwalen. In sommige steden en dorpjes buigen de eeuwen zich als het ware over je heen. De bouwwerken zijn stille getuigen van glorie die voorbijging en bleef bestaan.

Eeuwen geleden gebouwde godshuizen nemen geregeld nog een centrale plaats in binnen het leven van nieuwe generaties. Op andere plaatsen worden de met grote inspanning gebouwde kerken vrijwel alleen nog maar bezocht door toeristen. Deze laatste plaatsen verlaat ik met een dubbel gevoel. Wat is er in de loop van de eeuwen gebeurd dat mensen deze gebouwen niet meer met heilige eerbied bezoeken? Gelukkig hoef je niet altijd ver van huis te gaan om door oude steden te dwalen. Er zijn immers ook van die boeken die je mee nemen op reis en helpen om de schatten uit het verleden te ontsluiten. Verrassend als deze boeken dan ook nog, gewoon door de geschiedenis te schetsen en oude bronnen te citeren, licht werpen op de ontwikkelingen in de huidige tijd.

Opkomst en neergang

In Twee steden. Opkomst van Constantinopel, neergang van Rome (2013) tekent Fik Meijer een periode waarin het Romeinse rijk volop in transitie is. De tijd kantelt. Het zijn eeuwen waarin er onzekerheid bestaat over de toekomst. Vaste waarden worden losgelaten. Nieuwe volken dringen zich op aan de grenzen van het rijk. De boodschap van Jezus van Nazareth krijgt steeds meer invloed – zo lijkt het althans. Of het werkelijk altijd Zijn boodschap is, blijkt een goede vraag. De gedachte dat de eeuwige stad Rome onaantastbaar is verdwijnt. De neergang van Rome ‘de schoonste koningin van de wereld’ en ‘moeder van mensen en goden’  – in de woorden van de dichter Rutilius Namatianus, 414 – zet zich door. Een nieuwe keizerstad, Constantinopel bij de Bosporus, gaat de concurrentie met de metropool bij de Tiber aan. Bij de ondertitel vermeldt Meijer de jaren 330-608. Het is een periode waarbij velen vooral denken aan de neergang en ondergang van het immense Romeinse rijk. Het is de tijd waarvan de klassieke schoolboeken leren dat het de opmaat is naar de donkere middeleeuwen. Een episode van verval dus. De auteur laat ons zien dat er veel meer gebeurt in deze tijd. Er is niet alleen sprake van een beweging naar beneden. Waar het oude verdwijnt, ontstaat er een nieuwe orde. Niet alleen op andere plaatsten zoals in Constantinopel, maar ook in de stad Rome zelf. Op een knappe, vrij eenvoudige wijze weet Fik Meijer een episode uit de geschiedenis te beschrijven en neemt hij de lezer bij de hand op reis door twee wereldsteden. Historische gegevens en namen komen in een vrij vlot tempo langs. Toch blijft de grote lijn van het verhaal duidelijk. Dit komt omdat de rode draad van het boek wordt gevormd door de nadruk op de twee steden. Zij functioneren als de hoofdpersonen van het boek. Meijer weet ervoor te zorgen dat de lezer betrokken raakt op de opkomst en de neergang van deze hoofdpersonen.

Mozaïek
Na een korte inleiding begint Meijer zijn schets over de geschiedenis van de twee steden in het jaar 330. Bij de aanvang van de vierde eeuw is de eeuwige stad Rome niet langer de bestuurlijke hoofdstad van het Romeinse rijk. Een andere stad is in opkomst. Het betreft de in 330 plechtig ingewijde stad Constantinopel. Het huidige Istanbul bleek een geschikte residentie voor het door interne en externe spanningen geplaagde Romeinse rijk. Toen keizer Constantijn zijn macht definitief had gevestigd besloot hij tot de bouw van een nieuwe hoofdstad die niet onder moest doen voor Rome. Daarbij was van meet af aan duidelijk dat de nieuwe stad niet, zoals Rome in een ver verleden, zonder verdediging zou kunnen. Gelegen aan de Bosporus op een schiereiland behoefde Constantinopel slechts aan één landzijde verdedigd te worden. Eeuwen voordat keizer Constantijn zijn oog op deze stad liet vallen, hadden de Grieken dit ook gezien. Zij hadden zich hier gevestigd in een stad met de naam Byzantium. Evenals bij de stad Rome is de stichting van deze stad omgeven door mythische verhalen. Vanaf het moment dat Constantijn deze plaats uitkiest als politiek hart van het Romeinse rijk maakt zij een stormachtige groei door. Het wordt een cultureel centrum dat Rome politiek gezien de loef afsteekt. De hoofdstad van het West-Romeinse rijk laat zich echter niet zomaar overvleugelen. Met de opkomst van een nieuw bestuurlijk centrum in het Oosten wordt de positie van Rome echter wel verzwakt. Er is in deze tijd sprake van een langzame verkruimeling van het West-Romeinse rijk. Toch is de stad Rome in de periode 330-608 niet enkel in verval. Hoewel Rome meerdere keren wordt geplunderd en er een onvoorstelbare leegloop plaatsvindt, ontstaat er iets ‘moderns’ in de stad. Vanaf de vierde eeuw verrijzen er kerken en basilieken in de stad. Eerst krijgen zij een bescheiden plek aan de rand van Rome. In de loop van de tijd dringt het christendom steeds verder door tot het centrum van de stad. De auteur laat zien hoe het oude heidense Rome langzaam verandert in een stad waarvan het gezicht wordt bepaald door het christendom. Omgekeerd is er echter ook voldoende invloed. Hij illustreert dit onder andere aan de hand van het apismozaïek in de Santa Pudenziana. Dit mozaïek uit het begin van de vijfde eeuw laat duidelijk zien hoe christenen oude Romeinse elementen in het christendom inpasten. Meijer schrijft: ‘Het mozaïek toont aan dat de kerk zich presenteerde als een godsdienst die geworteld was in de Romeinse samenleving. Rome was als het ware opnieuw geboren, nu als hoofdstad van een christelijk rijk (blz. 109).’

Liturgische rellen
Fik Meijer laat zijn lezers niet alleen kennis maken met de gebouwen die wij nu nog kunnen zien als nalatenschap van grote keizers en later van pausen. Een enkele keer laat Meijer ons de bouwwerken zien waarvan we nu geen resten meer aantreffen. Het zijn de woningen van de stedelingen. Zij moesten leven in grote en gevaarlijke woonkazernes. Het waren vooral de eenvoudige bewoners van de stad die de druk van de neergang van Rome moesten dragen. Zij waren in de eerste plaats kwetsbaar wanneer de graantoevoer in Rome stokte of het water in de spaarbekkens van Constantinopel was opgedroogd. Het zijn de mensen die plaats namen in het enorme Colosseum en die stonden te juichen bij het wagenmennen in het Circus Maximus. Daar waren zij supporters van de Groene of de Blauwe partij. Daar vochten zij hun ruzies uit. Uit het zogenaamde Nika-oproer, Constantinopel 532, blijkt dat supportersgeweld geen nieuw verschijnsel is uit onze tijd. Meijer spreekt over het grootste bloedbad onder supporters uit de geschiedenis (blz. 218). Twintig jaar eerder waren er ook al rellen geweest in de stad. De aanleiding was toen van een geheel andere aard en hadden in de eerste plaats niets te doen met sport. Over de gebeurtenissen in 512 schrijft Meijer: ‘Kleine veranderingen in de liturgie in de Hagia Sophia, waarin velen invloed zagen van geestelijken die tegen de afspraken van het concilie van Chalcedon waren, hadden de woede van mensen gewekt’ (blz. 212). Hoewel de liturgische veranderingen volgens Meijer klein waren, wisten de kerkgangers ze blijkbaar wel ergens te linken aan theologische standpunten.

Tegenbeweging
Fik Meijer, die emeritus hoogleraar oude geschiedenis is, kende ik reeds van zijn boek Paulus. Een leven tussen Jeruzalem en Rome (2012). Dit laatste boek daagde mij uit om meer te lezen. Dit kwam door de manier waarop de auteur zijn kennis van de klassiek oudheid inbrengt en de wereld waarin de apostel Paulus leefde, kleur geeft. Het boek over Rome en Constantinopel maakt mijn verwachting waar. Waarbij ik besef dat de kost die Fik Meijer zijn lezers voorschotelt vooral besteed is aan historisch geïnteresseerden. Als theoloog las ik het boek met extra interesse omdat het ook vrij veel aandacht geeft aan de opkomst van het christendom. Hier en daar tekent hij de gevolgen van haar toenemende macht. Hij poneert, zoals diverse hedendaagse theologen, dat het succes van keizer Constantijn ingrijpende gevolgen had voor het gezicht van het christelijk geloof. Hij schrijft: ‘De idealen van de tegenbeweging van Jezus van Nazareth, bestrijding van armoede, navolging van Jezus’ deemoed en eenvoud en het streven naar gerechtigheid, raakten op de achtergrond’ (blz. 77). De typering van het christendom als tegenbeweging is vandaag inspirerend in een tijdsgewricht waarin het christendom losraakt uit de machtsstructuren van West-Europa. De auteur legt geen negatief verband tussen de snelle verspreiding van het christelijk geloof en de ondergang van het West-Romeinse rijk. Het is eerder andersom. Hij laat zien hoe het aanzien van Rome verandert en van een keizerlijke stad een pauselijke residentie wordt.

Augustines
Het boek van Fik Meijer heb ik met veel plezier gelezen. Politieke systemen kunnen veranderen en eeuwenlange menselijke zekerheden verschuiven. De kerkvader Augustinus, die in het beschreven tijdvlak leefde, zag dat ook. Voor hem was de neergang van Rome niet de grootst denkbare catastrofe. Hij schreef over de blijvende stad van God. Meijer citeert Augustinus: ‘Word niet moedeloos, kinderen. Aan ieder koninkrijk komt een einde. Of dat einde er nu is beschikt God. Misschien is het nog niet zover gekomen. Om de een of andere reden – het maakt niet uit of men dat nu zwakheid, medelijden of pure slechtheid noemt – hopen we allemaal dat het einde er nog niet daar is’. In een andere preek zegt de kerkvader: ‘Misschien gaat Rome helemaal ten onder, misschien wordt de stad alleen maar gegeseld en geteisterd, niet verwoest en met de grond gelijk gemaakt. Rome is immers niet het geheel van muren, maar het zijn de inwoners die Rome volgen. Als zij God prijzen zullen zij niet ten onder gaan’ (blz. 146). Diepzinnige bespiegelingen die ook vandaag nog genoeg te zeggen hebben in een kantelende tijd waarin waarden die voor generaties vaststonden verdwijnen. Aan geloofsgenoten en ongelovigen in verwarring en vol vragen vertelt Augustinus dat God de wereld bestuurt. Wie God prijst gaat niet ten onder. Inspirerend en hoopvol om deze boodschap van de grote kerkvader mee te nemen. Dwalen door oude steden is heerlijk. Ook lopend aan de hand van de reisgids Fik Meijer die zijn lezers laat zien dat steden opgaan, blinken en verzinken. Ondanks dit gaat de geschiedenis verder en Augustinus zag waar het naar toe gaat.

Dr. Pieter Veerman is predikant van de Hervormde gemeente te Katwijk aan Zee. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

N.a.v. Fik Meijer, Twee steden. Opkomst van Constantinopel, neergang van Rome, Amsterdam 2013, 439 blz.

 

  • Raadplegingen: 2606