nr2 • 2018 • Een interview met studentenpastor Maarten Vogelaar
33e jaargang nr. 2 (nov. 2018)
thema: Geloofsverantwoording
E.A. Gruteke-Vissia
De waarheid verliezen om haar te vinden
Een interview met studentenpastor Maarten Vogelaar
Hij stond voorgesorteerd om na zijn studie politicologie ambtenaar te worden. Toch koos hij ervoor om als studentenpastor aan het werk te gaan onder studenten van de UvA, waar religie wordt gezien als iets volstrekt wereldvreemds. Vijf jaar later blikt Maarten Vogelaar terug in een artikel in Wapenveld en trekt hij verrassende conclusies over de zin en de onzin van geloofsverantwoording en evangelisatie. We spreken elkaar in de Amsterdamse toegangspoort, de Eersteklas Restauratie op Amsterdam Centraal.
Met welk idee begon je vijf jaar geleden aan je werk onder studenten?
Vanaf mijn eigen studententijd was ik al betrokken geraakt bij de pioniersbeweging in Amsterdam. Dat zorgde ervoor dat ik aan het eind van mijn studie ontdekte dat studenten in de pioniersfase helemaal niet meegenomen werden. Het studentenwerk was nog heel ouderwets, daar wilde ik iets aan doen. Ik realiseerde me dat al die studenten bezig waren met volwassen worden en dat niemand hen daarbij hielp. Op de UvA, waar ik studeerde, was religie echt uit den boze maar ik zag heel veel mensen wel zoeken naar zingeving. Mijn diepste drive was dat mensen God leerden kennen. Ik wilde een soort old school network – het tegenovergestelde van het old boys network – voor studenten opzetten. Daar ben ik mee begonnen. Vanaf het begin stond ik al in dubio. Ik wilde helemaal niet evangeliseren maar vroeg me af wat dan wel. Zo begon ik.
Had je een beeld van hoe dan wel?
Ik begon direct een groepje te vormen waarin ook een atheïst zat. Ik wilde niet vanuit een comfortabele positie gaan werken. Dat klapte toen omdat die jongen zei dat ik hem toch wilde bekeren. Dat kon ik niet ontkennen, want dat was toch mijn diepste drive. De halfslachtigheid zat er dus vanaf het begin in. Richting de christelijke mensen zei ik dat ik ging evangeliseren, richting de niet-christenen zei ik dat ik een zingevingswerkgroep ging beginnen. Ik kon het niet in één inclusieve missie formuleren, dat was mijn probleem.
Waar merkte je aan dat dat ging schuren?
Vanuit IFES werd ik gepusht om na te denken over een follow-up, maar het voelde niet integer als ik dat zou doen. Vanaf het begin had ik ook al duidelijk het gevoel dat ikzelf ook erg zou gaan veranderen. Ik had al voordat ik begon een mentor gezocht en ging me realiseren dat ik veel moest opgeven.
Heb je jezelf heel bewust op het spel gezet?
Ja, en daar had ik ook wel zin in. Ik wilde niet voor een christelijke organisatie werken, dat was zo saai en zo makkelijk. Ook als mensen dominee worden, dan denk ik: ‘ja dat is zo makkelijk. Kan het geloof ook relevant zijn in je werksituatie?’ Dat is een veel uitdagender vraag, want dat lukt bijna niemand.
De insteek van je werk veranderde. Zelf formuleerde je het toen zo: ‘Ik wil als een dienende kunstenaar nieuwsgierigheid opwekken en de weg naar het hart openen, zodat studenten de vreugde van God leren kennen.’ Lukte dat?
Nee, eigenlijk niet. Ik raakte in een soort oppervlakkigheid, omdat ik het belangrijkste dat het leven zin geeft, niet meer kon benoemen. Want alles wat over God of Jezus gaat, is al snel een bedreiging voor mensen. Dat lukte dus totaal niet. Ik begon, naar mijn idee, met hele open avonden waarin we in een soort laboratoriumsetting christelijke thema’s gingen testen. Dat lukte met mensen die ik kende, en dat leidde tot mooie gesprekken. Maar voor mensen van buitenaf was het niet aantrekkelijk. Voor hen zat er teveel een totaalpakket van het christendom aan vast. Ik moest het helemaal opengooien om het ook voor hen interessant te maken. Dat voelde voor mij vervelend, want dan kon ik het niet meer over God hebben.
Waar komt bij de studentengeneratie die weerstand tegen alles wat met christelijke geloof te maken heeft vandaan?
Ik denk dat het ermee te maken heeft dat het christendom de claim op waarheid meent te hebben. Ik werd daar op gewezen door Brian McLaren, die hierover schrijft in zijn boek De grote spirituele shift (2018). Ook is het christendom is exclusief en mensen koppelen religies aan gewelddadigheid. Veel studenten zien de Bijbel als een handboek waaruit ze moeten leven en daar hebben ze geen zin in. Ze vinden dat ze dat niet nodig hebben. Mijn stagiair zei in die tijd: ‘Maarten, die christenen staan altijd op zenden, ze willen altijd iets aan me kwijt. Wat ik wel wil is dat je me inspireert. Maar christenen staan altijd op zenden, ze hebben een pakketje dat ze kwijt willen en zelf willen ze ongeschonden uit de strijd komen.’ Die jongeren voelen dus haarfijn aan dat er heel vaak geen sprake is van een echte dialoog. Dat ze een heel pakket meekrijgen, dat voor hen niet goed voelt en voor mij, inmiddels, ook niet meer. Ik zat daarbij in een bepaalde zwaarte en wilde alleen diepe gesprekken voeren. Op een gegeven moment zag ik dat mensen me daarom begonnen te mijden op feestjes.
Wat deed die scherpe analyse van de studenten met je?
Ik belandde in een soort crisis. Ik voelde me ontzettend falen en ik wist ook dat ik dat nodig had. Ik geloofde dat God me aan het vormen was door het falen heen. Ik ging me realiseren dat ik niets kon, dat ik geen kwaliteiten had voor gesprekken, voor wat ik deed. Ik voelde me ontzettend klem zitten tussen de roeping die ik voelde en mijn onvermogen. Ik zat half thuis op de bank Mega Mindy en Dr. Phil te kijken. Ik ging me realiseren dat ik dus ook iemand ben die zijn identiteit bouwt op wat anderen van mij vinden; op wat ik bereik. Dat ik niet mijn identiteit bouw op het geliefd zijn door God. Een rode lijn in mijn leven is dat ik wil kennen maar niet gekend wil worden, ik wil liefhebben maar niet liefgehad worden, ik wil zoeken maar niet gevonden worden. Dat was een pijnlijke ontdekking. Daardoor werd ik kwetsbaar en gebroken, en dat was nodig om op het level te komen van veel studenten.
Ik was in deze tijd ook nog vrijgezel en, ook al had ik mensen die zich om mij bekommerden, toch voelde ik me erg alleen. Ik heb toen ook wel geprobeerd om dan alsnog maar ambtenaar te worden, maar dat liep allemaal op niets uit.
Je formuleert in die tijd je missie weer opnieuw en zegt: ‘Ik wil bijdragen aan de bloei van studenten.’
Toen werd de missie korter en ik leerde ook wel om wat slimmer te zijn. In het begin wilde ik ontzettend eerlijk zijn. Ik leerde dat ik nog steeds transparant en eerlijk kon zijn, maar dat dat niet betekende dat ik alles hoefde te zeggen. Ik zei niet zo vaak meer dat ik ten diepste hoop dat mensen God leren kennen. Ik ging die diepste motieven niet meer zo op straat leggen. Nu zeg ik dat ik mensen tot bloei wil brengen en, als ik langer met mensen praat, zeg ik ook echt wel dat ik hoop dat ze God leren kennen.
Hoe ziet eruit om mensen tot bloei te brengen?
Voor deze generatie geldt dat dat gebeurt als ze ontdekken dat hun donkere kanten – falen, eenzaamheid et cetera – er ook mogen zijn. Ik word altijd heel nijdig als mensen zeggen dat ze alleen maar positief mogen denken. Dat denken verpest een hele generatie die oververhit raakt. Daar ruimte voor maken, ook voor de losers van deze generatie, dat is belangrijk. Ik heb op een gegeven moment met anderen een ‘Mestival’ georganiseerd voor iedereen die in de shit zit, waarin we de prestatiemaatschappij gingen bevragen. Maar ook als het ging over relaties, over daten, over de liefde, wilden we mensen een klein stapje verder helpen, zonder enige pretentie te hebben. Soms organiseerden we een workshop waarin de woorden God en geloof niet voorkwamen. En dat is ook goed. Maar na een tijdje kwam er ook wel weer een ‘maar’. Ik ervoer namelijk toch ook wel dat ik mensen ten diepste alleen maar kan helpen als er iets gebeurt met de woorden ‘laat je met God verzoenen’. Wie zich met God laat verzoenen kan omgaan met de keuzestress en de grenzen van het zelf-ontplooiingsideaal van deze tijd. Maar jonge mensen hebben geen vormen meer waarin ze zichzelf kunnen begrijpen als religieus mens, dat hebben ze nooit geleerd. Daar moest ik iets mee, op een wachtende manier. Dus wachten op het moment waarop ze daar zelf mee komen. Er moet een relatie zijn voordat dat kan. Liever te lang ermee gewacht dan te kort ermee gewacht.
Komen mensen op dat punt?
Nu zie ik dat gebeuren en dat is heel erg bemoedigend. Er zijn mensen waar je een heel aantal jaren mee optrekt en die dan toch out of the box een religieuze ervaring krijgen; mensen die interesse krijgen en zich gaan verdiepen in het christelijk geloof. Maar ook een heel aantal mensen niet. God is geduldig. Hij heeft ontzettend veel geduld met mij, ik ben een ontzettende drammer. Ik geniet er ook wel van om zo te werken; het geeft een ontspannenheid. Ik werk in de workshops ook bewust samen met niet-christenen en dat ervaar ik soms wel als lastig. Omdat je niet samen kunt bidden of elkaar kunt aanmoedigen vanuit je diepste drive. Daardoor voelt het voor mij soms ook wel moeilijk. Sommige mensen in de kerk begrijpen misschien niet meer waar ik mee bezig ben. Ik ga dat niet uitleggen op Facebook want dan schrik ik anderen weer af. Ik voel me vaak tussen die twee wereld in staan.
Eigenlijk ben je dan nergens meer thuis?
Dat riep bij mij ook wel vragen op over wie of wat God is. Ik was Hem wel een beetje kwijt. Toen ben ik op de contemplatieve weg gestuit. Ik wilde God graag op een nieuwe manier leren kennen. Ik ben een bevindelijk gereformeerd jongentje en daarvan was ik afgesneden geraakt. Toen heb ik in die contemplatieve traditie wel weer een religieuze ervaring gehad waardoor ik weer kinderlijk kon gaan geloven. Ik ontdekte, ook door het boek van Curt Thompson, dat God emoties heeft en dat Gods hart klopt voor mij. Een simpel beeld dat ik ben gaan uitpluizen. Als ik mijn hand op mijn hart leg, en het voel kloppen, dan realiseer ik me dat Gods hart klopt voor mij en voor de mensen die ik ontmoet.
In het artikel over je ervaringen van de afgelopen vijf jaar zeg je dat het belachelijk is om te denken dat geloof aan de man gebracht kan worden. Geloof is een zaak van langzaam ingewijd worden in een geheimenis. Schrijf je daarmee alle evangelisatiemethodes af?
Bij IFES hadden ze in mijn studententijd een methode, ‘Glad you asked’, waarin je getraind wordt om mensen zó nieuwsgierig te maken dat ze naar je geloof gaan vragen, en dat je dan je religieuze shit kwijt kunt. Dat vind ik echt ik heel erg. Het is wel steeds meer tot me doorgedrongen dat Jezus wars van strategie was en dat wij daar wel mee bezig zijn.
Wat doet Jezus dan wel?
Hij maakt mensen nieuwsgierig van binnenuit. Dat is vaak een lang proces en dat is zo belangrijk in deze tijd van authenticiteit waarin mensen zelf hun religieuze weg moeten afleggen. Mensen moeten het zelf doen, dat heb ik zelf ook. Wat Jezus doet, is vragen stellen, mensen aan het denken zetten, mensen nieuwsgierig maken door verhalen te vertellen en het voor te leven. Hij was ook heel scherp en dat mag ook. Ik denk dat we nog steeds wel verschillende stijlen hebben maar dat we ons ook moeten realiseren dat een God die zo aan de oppervlakte zit misschien wel helemaal God niet is, maar dat dat een God is die ons bevestigt in ons comfort.
Welke rol speelt gelijkwaardigheid tussen jou en je gesprekspartner?
Het is heel erg de shift van ‘ik heb het en ik ga het jou vertellen’ naar ‘we zoeken samen, niemand heeft het monopolie op God’. De gelijkwaardigheid is moeilijk omdat het dan nog moeilijker is om Jezus naar voren te schuiven, of een aantal christelijke dogma’s te benoemen die voor mij wel belangrijk zijn.
Kan je dat op een gelijkwaardiger manier in het gesprek inbrengen dan toen je vijf jaar geleden begon?
We hebben nu een cursus ontwikkeld, ‘Rust, ruimte en richting’, waarin we met een paar mensen christelijke spiritualiteit op een nieuwe manier proberen te ontdekken. Dat gaat dan over thema’s als sabbat, genade en overgave. Bij de avond over richting, en dat was heel spannend, hebben we mensen voor elkaar laten knielen. Daar gebeurde iets heel wezenlijks. Iemand zei dat ze toen eindelijk ging begrijpen waarom je in God zou geloven, het kan een meerwaarde hebben om te knielen voor God omdat Hij van je houdt en je tot bloei wil laten komen. Zonder die oefening had ze dat nooit begrepen. Als je op zo’n manier aan de gang gaat, gaan er ook wel dingen schuiven. Op een avond over genade deden we een biecht aan de hand van Psalm 32 en dan vroegen mensen waarom ze dan zondig waren en wat dat met God te maken had. Dan merk je dat het niet zo eenvoudig is om zo te werken, maar ik geloof er wel in.
Waar schuurt het bij een kerk die er zo vaak niet in slaagt om het goede nieuws open te leggen?
Die principiële gelijkwaardigheid en de opvatting dat het christendom niet de enige religie is die antwoorden kan hebben, die ontbreken in veel kerken en bij veel mensen die zich bezighouden met evangelisatie. Ik geef workshops waarin ikzelf ook te gast ben en dat is een uitdaging. Kerken zouden meer moeten experimenteren met principiële tussenruimtes die ook nooit een christelijke gemeenschap mogen worden. Je ziet dat ook nu weer het paradigma van pionieren is dat er toch een soort geloofsgemeenschap uit voort moet komen. Dat heb ik gelukkig buiten mijn werk kunnen houden. We hebben het echt nodig om die gelijkwaardigheid te oefenen, en dan kan dus niet het einddoel zijn dat er een gemeenschap ontstaat, dan hebben we alsnog een verborgen agenda. Een ander punt is dat we uit ons hoofd moeten komen. In training en coaching gebeurt heel veel. Daar ontstaan veranderingen; daar gaan mensen diepere drijfveren in hun leven begrijpen. Dat gebeurt, op de een of andere manier, meestal niet in een kerkdienst, met een preek. Daarmee zouden we in de kerk meer moeten experimenteren. We moeten leren van coaching en trainingspraktijken. Dat kunnen we in kleine groepen een plek geven. Een derde is meer doen met de contemplatieve traditie; de stilte. Pastoraat moet niet meer alleen door een dominee of select groepje worden gedaan, maar dat moeten we met elkaar doen, bijvoorbeeld in een groep. Leren om naar elkaar te luisteren, leren elkaar goede vragen te stellen, de ander de ruimte te geven zodat de ziel kan ademen. Als vierde is het belangrijk om inclusief te zijn. Dat is spannend maar we moeten een beweging vormen waar mensen die niet geloven volwaardig mee mogen doen. Hoe dat werkt, weet ik ook niet goed. Daar zijn we op een andere nieuwe pioniersplek mee bezig. Die gaat ‘Amsterdam deugt’ heten, daar willen we proberen een leerschool van de liefde op te richten waarin het inclusieve heel belangrijk is. We gaan daar veel doen, leren vergeven, niet teveel praten maar vooral veel ervaren.
Je zegt een paar keer dat we er niet meer van moeten uitgaan dat wij de waarheid hebben, dat is nogal een grote stap?
Maar die vind ik wel vrij logisch. Jezus bezit de waarheid, in Hem zijn alle schatten van de waarheid te vinden, Hij is de weg, de waarheid en het leven, maar Hij prijst de Samaritaan en de hoofdman van Kapernaum – twee mensen die niets met het Jodendom hebben – om hun grote geloof. Daar kunnen wij van leren. We hebben wel een serieus probleem met het christendom. Dat heeft er vooral voor gezorgd dat we een groot kapitalistisch systeem hebben waarin we in de naam van God, de planeet, de mensheid onderdrukken en hebben onderdrukt, daar moeten we echt afstand van gaan nemen. Dat zou ons wat deemoediger moeten maken. Ik ben de eerste om toe te geven dat ik me daarmee ontzettend onzeker voel worden. Dat is heel erg zoeken. In die spanning wil ik blijven staan. Wat mij heel erg aanspreekt in Abraham is dat hij alle zekerheden verlaat en God echt stapje voor stapje mag leren kennen en vertrouwen. Hij maakt daarin heel veel fouten is. Zo zie je door de Bijbel heen steeds weer mensen die dat doen, de leerlingen van Jezus, en Paulus. Zo denk ik dat elke generatie geroepen wordt om de zekerheden op te geven en voort te trekken. Dat past heel erg bij de beweging die ik in de Bijbel zie. Nodigt God ons niet ook nu weer uit om op weg te gaan?
En al die goedbedoelende evangelisatiecommissies overal in Nederland, die heel erg hun best doen, wat moeten die met jouw verhaal?
Ik zou het vooral lekker blijven doen, maar dan voor je eigen geestelijke proces. God heeft geen probleem met mensen bereiken, maar Hij heeft wel een probleem met mij. Dat leerde ik toen ik net begon. Dat leren is ontzettend belangrijk en waardevol. En God slaat ook met kromme stokken dingen recht. Bovendien heb ik ook niet de waarheid in pacht. Nu komen mensen naar mij om advies, maar wie ben ik? Ik heb alleen het idee dat we wel wat dingen fout doen. Maar hoe het wel moet, weet ik ook niet. Dat is ook de crisis waar we nu in zitten, een geestelijke crisis. We hebben allemaal zekerheden die we verliezen. Ik zie allerlei gelovige leeftijdgenoten die het geloof beginnen te verliezen. Dat klinkt heel somber maar het is niet hopeloos. We moeten door een diepe crisis heen, waarin we veel zullen verliezen. Daar is God, volgens mij, heel bewust mee bezig. Dat is hartstikke hoopvol.
Ds. Elsbeth Gruteke-Vissia is predikant in Zeewolde (PKN), radiopresentator bij de EO en redacteur bij Kontekstueel. Mailadres:
- Raadplegingen: 2492