nr3 • 2019 • laatst geboekt
33e jaargang nr. 3 (jan.2019)
thema: Zorg voor de schepping
W. Dekker
Laatst geboekt
Over goede mannen en een moedergodin
Vlak voordat zijn boek Goede mannen verscheen, mocht Arnon Grunberg erover vertellen in de dagelijkse talkshow van Jeroen Pauw. Hij zei daar onder andere dat hij meer nog dan in zijn vorige boeken had geprobeerd door te dringen in de diepste krochten van de menselijke ziel. Na het boek gelezen te hebben kan ik niet anders zeggen dan dat dit hem aardig gelukt is.
De titel ‘Goede mannen’ slaat op een brandweerkorps, waar sprake is van een groepscultuur van solidariteit, letterlijk en figuurlijk samen door het vuur gaan. Gaandeweg krijgt de lezer sympathie voor deze stoere en tegelijk goede mannen. Aan het einde van de roman kantelt dit beeld echter volkomen, wanneer de solidariteit ook blijkt te betekenen, dat de mannen elkaar de hand boven het hoofd houden wanneer op hun feestje een groepsverkrachting heeft plaatsgevonden van de vriendin van een van hen. Deze man krijgt dan van de ploegchef te horen: ‘Een matennaaier ben je niet toch? Jij bent geen matennaaier, Janowski. Dat is het enige wat ik nu even van je wil weten’ (p. 502).
Krochten van de ziel
Deze Janowski is intussen de hoofdpersoon van het boek en op de krochten van zijn ziel heeft Grunberg zich vooral uitgeleefd. Teerhartige mensen moeten het zichzelf wellicht niet aandoen dit boek te lezen. Een mens hoeft zich ook niet onnodig te kwellen. Dat betekent echter niet, dat mijn oordeel over dit boek zou zijn, dat de schrijver zich met een commercieel oogmerk heeft uitgeleefd in masochistische beschrijvingen. Ik denk, dat het bij Grunberg oprechte nieuwsgierigheid is naar al het spinrag in de donkere kelders van de menselijke ziel. Ik denk zelfs, dat er in hem een verlangen is hiermee uiteindelijk de humaniteit te dienen. Het werk van Grunberg is niet nihilistisch, ook dit boek niet. Door af te dalen in de diepe krochten van één persoon, tracht Grunberg een close-up te maken van de grote thema’s van het menselijk bestaan: leven, dood, liefde, seks en religie. Dat geeft dan ieder mens, die ook zelf serieus met deze thema’s bezig is, genoeg stof tot overdenken. Rondom dit boek zouden mensen met heel verschillende levensbeschouwingen elkaar kunnen ontmoeten met als hoofdvraag: Wie is de mens en is hij te redden? Het religieuze thema van redding speelt impliciet in de roman een grote rol. In zijn wanhoop gaat de hoofdpersoon een tijd naar een klooster. Op een gegeven moment lijkt hij echter ook daar helemaal vastgelopen te zijn en keert hij het klooster de rug toe. God heeft hij niet gevonden. Maar op de laatste bladzijde van het boek na de desillusie van de groepsverkrachting is hij in hevige tweestrijd of hij toch niet terug zal keren. Het boek heeft een open einde: ‘Doe met me wat u wilt, Vader. En ik weet wat U wilt, ik weet precies wat U wilt. U bent namelijk net zo’n smeerlap als ik. We kunnen elkaar niet ontkomen, God. We zijn voor elkaar gemaakt’.
God executeert God
Het woord ‘smeerlap’ gebruiken voor God, kan blasfemisch zijn. Toch is dat hier zeker niet zo bedoeld. Hoe het wel bedoeld is? Ook daar zou lang over door te praten zijn. Zelf zou ik in zo’n gesprek in ieder geval de theologie van A. van de Beek inbrengen. In zijn onlangs verschenen boekje Altijd dat kruis, heeft hij die theologie nog weer eens kort en krachtig uiteengezet. Wie geen tijd of aanleg heeft om zijn dikke boeken tot zich te nemen, kan hier uitstekend terecht. Niet alleen om op bondige wijze geïnformeerd te worden, maar ook vooral om de existentiële drive te proeven, die heel het werk van Van de Beek doortrekt. Ik citeer een paar zinnen op pagina 31: ‘In deze wereld is er maar één boodschap die heil is. Dat is de boodschap van God die de hele wereld op zijn nek neemt, sterker nog: die er verantwoordelijkheid voor neemt, niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor de daders. Aan het kruis wordt God geëxecuteerd […]. En Hij wordt terecht gekruisigd, want Hij heeft zich verantwoordelijk gesteld voor de wereld.’ God wordt terecht gekruisigd want Hij heeft deze wereld zo geschapen als Hij haar geschapen heeft met al de diepe krochten van duisternis en verwarring, waarin mensen zichzelf en anderen storten.
Wordt God zo geen auteur van de zonde? Die oude vraag wordt Van de Beek begrijpelijkerwijs gesteld, als hij zo theologiseert. Maar daar heeft hij zelf natuurlijk ook wel over nagedacht. De godsleer van Van de Beek zit zeker vol interne spanningen. Het sterke punt is echter, dat deze God en deze diep verloren wereld van ons zo helemaal bij elkaar passen. Daarom vind ik het jammer dat Van de Beek zijn theologie niet in gesprek brengt met hedendaagse denkers en schrijvers zoals bijvoorbeeld Arnon Grunberg. Daar zou winst te boeken zijn, daar zou in ieder geval een zeer zinvol gesptrek mogelijk zijn. Maar Van de Beek leest geen romans, hij wil zich bovendien verre houden van apologetiek en hij heeft ook weinig verwachting, dat de hedendaagse seculiere Europeaan nog weer christen zou kunnen worden. In zijn vorige boek Mijn Vader, uw Vader, schrijft hij: ‘We moeten ons geen illusies maken. Europese mensen in de eenentwintigste eeuw zijn God kwijt en we kunnen denken, doen en willen zoveel als we kunnen, we krijgen Hem er niet mee terug. Het hemels baldakijn is voorgoed opgerold’ (p. 169). Dat klinkt mij nu net iets te defaitistisch. Wanneer ik Grunberg lees, proef ik de ambivalentie, zie ik het grote gapende gat, waar de gekruisigde God ingesprongen is en alles in mij zou het daar nog eens heel graag over willen hebben. Kome ervan wat ervan komt.
Kansen voor het evangelie?
Volstrekte tegenpool van Van de Beek zijn onze evangelische en charismatische broeders en zusters. Over een hemels baldakijn dat is opgerold hoor je hen niet. Ze lijken overal kansen te zien voor het evangelie, ook in onze een en twintigste eeuw. Zo nodig schuwen ze geen apologetiek, ze zijn zelfbewust en geloven dat ieder mens een vrije wil heeft om het evangelie te omarmen of af te wijzen. Op al deze punten gaat de theologie van Van de Beek hier vierkant tegenin.
Over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing schreef J.M.D. de Heer, predikant in de Gereformeerde Gemeente te Middelburg een zeer lijvige dissertatie. De naam van Van de Beek komt er veertien keer in voor. Wie de citaten langs loopt kan zich snel een aardig beeld vormen waar de verschilpunten liggen. Het boek is zeer waardevol juist in zijn documentaire kracht. Wie wil weten hoe in de breedte van de reformatorische kringen de laatste veertig jaar op deze bewegingen is gereageerd kan in dit boek uitstekend terecht. De Heer spreekt over deze bewegingen als spiegel en spanningsbron voor de reformatorische christenen. Dat er een spanningsbron is, dat wordt snel duidelijk. Maar dat er van een spiegelfunctie sprake is, daarover spreekt De Heer ook en dan denkt hij niet in het minst aan het missionaire élan. Hij schrijft: ‘De gevoeligheid voor de cultuur geeft de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing meer mogelijkheden om de geseculariseerde mens te bereiken met het evangelie’ (p. 507). Hierop is door dr. C.A. van der Sluijs en anderen juist weer kritisch gereageerd. De geseculariseerde mens heeft het onversneden reformatorische evangelie nodig en anders niets, is hun gedachte. Ik zou daar aan toe willen voegen dat het nogal wat uitmaakt hoe men de cultuur peilt en wat dan de boodschap is die daarbij past. Gevoeligheid bezitten voor de cultuur kan betekenen dat we zelf al onderdeel geworden zijn van de cultuur. Maar dan komen Grunberg en andere moderne schrijvers en cultuurfilosofen ons storen. Ze laten ons zien hoe voos deze cultuur in feite is en hoezeer de diepste vragen van het menszijn overschreeuwd worden in plaats van gepeild. Laat De Heer proberen de boodschap die hij verkondigt, dat God goddelozen rechtvaardigt, zo te vertalen dat er ook bij Arnon Grunberg een lampje gaat branden. Dan is hij er wat mij betreft beter in geslaagd de moderne mens aan te spreken dan degenen, die vooral inspelen op het individualisme en subjectivisme van de belevingscultuur.
Culturele inkleuring
Evangelie en cultuur, dat is in feite ook het thema van de studie waarop Ferdinand van den Bosch, predikant in de Hervormde Gemeente te Katwijk aan Zee, onlangs promoveerde. Dat zou je nog niet meteen vermoeden wanneer je de titel van het boek leest en er even doorheen bladert. Het is geen boek dat mikt op een groot lezerspubliek. Het is een zeer gedetailleerde studie over teksten uit het oude Ugarit (West-Syrië). Maar het gaat over de godin Atiratu, die waarschijnlijk erg veel leek op de in het Oude Testament veel genoemde godin Asjera of Astarte. De spannende vraag is vervolgens in hoeverre deze Kanaänitische godin geïntegreerd is in het beeld, dat Israël zich vormde van JHWH. Van den Bosch is mede geïnteresseerd in deze vraag vanwege zijn ervaringen met christenen in Zuid-Amerika, waar allerlei elementen uit de oude Maya godsdienst geïntegreerd zijn in het christelijk geloof. Gaat het hierbij om verminking of verrijking van dit geloof? Om dat te kunnen vaststellen, moet je dan eerst weten wat de unieke kern is van dit geloof. Vervoegen de elementen uit de andere godsdienstige overleveringen op de een of ander manier de betekenis van deze kern? Voor wat betreft Asjera noemt Van den Bosch vooral de elementen van het moederschap en de wijsheid. Het oude Israël wees de moedergodin scherp af, maar het beeld van JHWH bevat wel moederlijke elementen. Ze vullen die van het beeld van de Vader aan. Over de wijsheid van JHWH gaat het ook vaak. In het Nieuwe Testament wordt zelfs gezegd, dat God in Christus ook zijn wijsheid heeft geopenbaard. Dat stelt Paulus zo in 1 Korintiërs 1:30, omdat de gelovigen in Korinthe gedrenkt waren in een cultuur waarin de wijsheid zo hoog stond aangeschreven. Deze wijsheid wordt niet genegeerd, maar in de openbaring van God in Christus gekruisigd en zo tegelijk op een hoger plan gebracht. Zo zijn we terug bij het noodzakelijke gesprek, dat gevoerd moet worden tussen Arnon Grunberg en Van de Beek. Volgens mij is dat impliciet al gevoerd wanneer Van de Beek zegt dat God zichzelf heeft geëxecuteerd. Dat lees je zo niet letterlijk in de Bijbel. De verschrikkingen van de cultuur van de twintigste eeuw hebben aan de verdieping van dit godsbeeld meegewerkt.
Naar aanleiding van:
Dr. A. van de Beek, Altijd dat kruis, Utrecht 2018, 160 blz.
Ferdinand van den Bosch, De voorstelling van de godin Atiratu in de Ugaritische alfabetische teksten. Een bijdrage aan de beeldvorming van de West-Semitische godin Asjera, Utrecht 2018, 455 blz.
Arnon Grunberg, Goede mannen, Amsterdam 2018, 510 blz.
J.M.D. de Heer, Spiegel & spanningsbron. Opinievorming in Reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing, Houten 2018, 690 blz.
Dr. Wim Dekker is emeritus predikant (PKN) te Oosterwolde (Gld.) en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres:
- Raadplegingen: 2468