Skip to main content

nr4 • 2005 • Grenzen aan de pluraliteit

april 2005 (19e jaargang nr. 4)

   

Grenzen aan de pluraliteit.
Een verhaal uit de praktijk

Drs. Hilde Graafland


Pluraliteit in de zin van meervoudigheid en veelkleurigheid is met de christelijke gemeente gegeven. Gelukkig wel. Een gemeente bestaat uit véle leden met verschillende achtergronden, met verschillende gaven en talenten en interesses en samen met alle heiligen proeven we iets van de reikwijdte van Gods liefde en de veelkleurigheid van zijn schepping. Toch kan pluraliteit ook een moeilijke factor zijn en de gemeente uiteen doen drijven in groepjes die elkaar het leven zuur maken. Pluraliteit kan zelfs leiden tot een in zichzelf verdeeld huis, dat niet zal kunnen standhouden (Mat. 12: 25).
Ik heb het dan over de derde vorm van pluraliteit, die dr. R. de Reuver benoemt in zijn boek, de inhoudelijke pluraliteit binnen een gemeente. Hij stelt: ‘In hoeverre kunnen we inhoudelijk pluraal zijn? Blijkbaar kan deze vorm van pluraliteit alleen getolereerd worden, als deze voortkomt uit gezamenlijke liefde van Christus, dienstbaar is aan de opbouw van zijn gemeente en de identiteit en eenheid van de gemeente niet schaadt.’ Dan zeg je nogal wat. Dan is de angel er eigenlijk al uitgehaald en ben je al een heel eind gevorderd met doorpraten, elkaar aanvaarden en offers brengen ter wille van de eenheid.
Mijn ervaring is dat het een lange weg is om zover te komen. Misschien zijn sommige offers ook wel te groot. We spreken immers over een verschil van visie op inhoudelijke punten, op datgene wat je inspireert en in beweging zet, op datgene wat jij als de kern van de zaak gelooft. Als anderen tegengestelde visies hebben, leidt dat tot frustratie. Het zit dieper dan een verschil van mening. Het heeft ook met verschillend voelen en aanvoelen te maken, met verschillende spiritualiteit en dat maakt het samen belijden en vieren moeilijk.
Waar ligt het punt dat pluraliteit overgaat in verdeeldheid? Ik herken me in wat Van de Beek zegt: ‘De pluriformiteit van de kerk is haar rijkdom, de verdeeldheid van de kerk haar armoede van het eigen gelijk, van de trots om te weigeren schuld te belijden en van de angst om jezelf op te geven op de gezamenlijke weg van Christus.’ Hij legt de grens bij menselijke factoren, die maar al te vaak aanwezig zijn.
Zelf werk ik in een gemeente die niet goed loopt vanwege de pluraliteit. Maar ook ik heb sterk het gevoel dat het niet alleen de pluraliteit is die ons parten speelt.

Pluraliteit komt nooit alleen

Mijn eerste gedachte is: pluraliteit komt nooit alleen. Er is altijd meer aan de hand.
Mijn gemeente bestaat uit een samenvoeging van een hervormde wijkgemeente en een gereformeerde kerk, die van oudsher al verschillend van karakter waren. De hervormde gemeente had een confessioneel / midden-orthodox karakter, met aan beide zijden een escape naar een GB-wijkgemeente en een vrijzinnig-hervormde gemeente. De predikanten die er gestaan hebben hadden, evenals ik, een GB - achtergrond, wat nooit tot problemen heeft geleid. Het is een ‘rustige’, misschien wel gezapige gemeente. De ‘extreem’ van de gemeente is de kleine groep mensen, die zich afficheert met ‘Christenen voor Israël’. De gereformeerde kerk heeft in haar geschiedenis meer strijd gekend tussen verschillende groepen. Uiteindelijk gaf een progressieve groep de toon aan. De accenten wisselden: eerst vooral op politieke items (de IKV-discussie, kerk-Marokkanen), later meer op de studie van het Joodse leerhuis, en weer later op opvattingen van Kuitert en Den Heyer. Maar deze zelfde gemeente kent ook een kleine groep evangelischen en een grote middenmoot die dichter bij de hervormde gemeente staan.
Twee kerken met twee geschiedenissen en met eigen mores. Zelfs met een eigen taalveld (of je Christus met een G of met een K uitspreekt is een item). Daarbij zijn we met twee predikanten en in ons geval stimuleert dat niet tot éénwording. Het houdt de gescheidenheid in stand. Ik denk dat dat komt, omdat ook wij te verschillend zijn, zowel wat onze theologische positie, onze ambtsopvatting, als ons karakter betreft. Dat uit zich in de kerkdiensten. Als de ene predikant voorgaat, zit er deels een andere gemeente onder het gehoor dan bij de ander. Nog sterker zien we het in de activiteiten. We hebben activiteiten waar vrijwel alleen hervormden of juist gereformeerden aan deelnemen. Deze uitgangspositie is dus bij voorbaat gegeven. Wij kunnen echt zeggen dat wij een ‘plurale gemeente’ zijn, waar een meervoudigheid aan geloofsbeleving en geloofsexpressie is.
Is dit nu een probleem? Ja en nee. Ik kan zeggen dat het voor een groot deel van de gemeente geen probleem is. Velen vinden het een goede zaak dat onze gemeente zo breed is en dat je bij de verschillende predikanten allebei iets vindt. Het probleem ligt bij de flanken, bij de groepen die een duidelijke mening hebben over hoe het in de gemeente zou moeten gaan. Het moeilijkste ligt het bij een kleine groep gemeenteleden die zich niet kan vinden in mijn prediking en schriftopvatting en zelf het initiatief neemt tot enkele activiteiten die voor hen het zwaartepunt van het gemeente zijn gaan vormen. Het belangrijkste zijn speciale middagvieringen, die men viermaal per jaar organiseert, waarin lezingen, stilte en een creatieve verwerking hoofdbestanddelen vormen. Een deel van deze groep laat luid en duidelijk horen, dat ze vindt dat ze te weinig ruimte krijgt en dat de pluraliteit voor hen niet inspirerend werkt. Hierdoor ontstaat er een negatieve toonzetting in het geheel.
Het ligt ook wel moeilijk bij andere meer uitgesproken groepen, zoals bij de evangelisch georiënteerde gemeenteleden. Maar zij hebben meer alternatieven om inspiratie op te doen. Bovendien kunnen zij zich vinden in mijn prediking. Pluraliteit komt nooit alleen. Het zijn ook gewoon karakters die met elkaar botsen. Als je het goed met elkaar kunt vinden, vormt pluraliteit een bron van discussie en gesprek. Als dat niet zo is, kan het snel een bron van wrijving en verwijten worden.

De Schrift

Als ik kijk naar waar de echte verschilpunten liggen, dan is één van de eerste dingen waar ik aan denk, de visie op de Schrift. Of je zegt, dat wij met de bijbel ‘het Woord van God in handen hebben, waarin God zelf tot ons spreekt’, of dat de Schrift ‘meer de bron is die ons vertelt over God en die er vooral is om onze religieuze dimensie te voeden’ (beide zijn opmerkingen uit een verslag voor de kerkenraadsdag), dat maakt nogal verschil. Een deel van de gemeente heeft met vreugde kennisgemaakt met de schriftopvattingen van Kuitert en Den Heyer, die als zeer bevrijdend zijn beleefd. Bij hen heeft zich een allergie ontwikkeld voor alles wat riekt naar dogma’s en een stijle rationele schriftopvatting, waarbij ook alles wat ouderwets in de oren klinkt al snel over dezelfde kam wordt geschoren. Bovendien worden nogal wat onderwerpen als een gepasseerd station beschouwd. Ik denk aan Paulus met zijn zonde en verzoening. Ook Johannes met zijn exclusieve uitspraken is een beetje taboe geworden, en teksten die spreken over het oordeel en over ongeloof. Maar er is een ander deel in de gemeente dat met de klassieke noties van harte instemt. Een zelfde preek, die bij de één tot boosheid leidt, wordt door de ander als zegenrijk ervaren.
De visie op de Schrift heeft invloed op de stijl van preken. De eerste groep wil graag ‘ruimte’ voor eigen interpretatie, en dat kan door dingen symbolisch te duiden, of psychologisch in te vullen, of door de actualiteit een grote plaats te geven. De andere groep houdt van een preek, waarin lijnen vanuit de Schrift getrokken worden, die persoonlijk en appellerend is.

Jezus Christus

Het voorgaande heeft ook te maken met een tweede fundamenteel verschil van inzicht, namelijk op wie Jezus Christus is. Voor de één is Hij de Heer en Verlosser, en de kern van het evangelie. De ander ‘heeft niet zoveel met Jezus’, en vindt dat het Nieuwe Testament eigenlijk niets toevoegt aan het Oude. Kerst, de Stille Week en Pasen zijn de momenten dat dit pregnant naar voren komt. Wat de één gelooft en belijdt als de kern van de zaak (de incarnatie en de opstanding uit de dood) moet voor de ander niet in al te ronde bewoordingen gezegd worden.
De visie op Jezus Christus verdeelt nog verder. In de liturgie ligt het gebed van verootmoediging gevoelig. Sommigen ervaren dat aan hun goede intenties geen recht wordt gedaan door altijd maar weer schuld te belijden en om vergeving te bidden. Als niet alleen het woord ‘zonde’, maar ook ‘vergeving’ slechts een heel bescheiden rol mag spelen, komt het verzoeningswerk van Jezus Christus ook in een ander licht te staan. Eigenlijk zie je, nog een stap verder, dat het transcendente verdwijnt in het beleven van mensen. En daarmee ook de visie naar voren. Het eeuwige leven, maar ook een eeuwig oordeel - het zijn woorden uit het verleden geworden, die weinig meer gebruikt worden.
Ik zou het zo willen samenvatten, dat het geloof antropocentrisch is geworden en niet meer christocentrisch. De mens en zijn behoeften staat centraal. Het appèl en de scherpte zijn weg. Deze antropocentrische benadering verdraagt zich maar moeilijk met de christocentrische benadering. Deze pluraliteit is moeilijk. Is er nog wel sprake van eenheid in Christus? Of is die er niet en is de gemeente inderdaad een in zichzelf verdeeld huis geworden? Daar zit voor mij echt een diepe vraag. Staan we nog wel voor dezelfde zaak?

Gemeente en ambt

Nog een laatste vorm van pluraliteit in onze gemeente. Iets minder op het geloofsinhoudelijke niveau, maar wel één die zich praktisch doet gevoelen: de visie op het ambt en de gemeente. Ook dit hangt mede samen uit de verschillende achtergronden van onze gemeente. De visie van de gemeente als herberg van Hendriks wordt door een groep met enthousiasme aangehangen. De gemeente wordt van onderop gebouwd. De kerkenraad heeft vooral een sturende en organisatorische functie. De predikant is niet zozeer degene die anderen de weg wijst, maar die samen met hen op weg is. Het eigenlijke vindt plaats in de groep.
Het is al de groep die op meerdere punten anders denkt en die zich hiermee gesterkt voelt om zo hun eigen weg te kiezen, waarbij zij zich prettig voelt. Juist in de groepsbijeenkomst vinden gelijkgezinden elkaar en is er van pluraliteit geen sprake meer. Aan de andere kant staat de visie dat het ambt er niet alleen voor het organisatorische werk is, maar ook een geestelijke opdracht heeft: de gemeente van Jezus Christus bij het evangelie te houden. De kerkdienst staat dan centraal in de gemeente, zonder dat dit afdoet aan het andere werk dat in de gemeente wordt gedaan.
Deze visies zouden kunnen sporen met elkaar, maar doen dat in onze situatie niet. De intentie is te veel gericht op het in stand houden en versterken van de eigen identiteit tegenover het andere deel van de gemeente. Dan gaat het wringen.

Eenheid

Waar ligt de eenheid in onze gemeente? Die is er op sommige momenten gelukkig ook. Als er ziekte of rouw is in de gemeente, wordt er breed meegeleefd. Als het om de jeugd gaat, staat de hele gemeente pal. De gezamenlijke inspanning rond de adventsmarkt is nog zo’n voorbeeld. En ik herinner me nog goed de algemeen gevoelde vreugde in de paaswakedienst vorig jaar, waarin een jonge vrouw gedoopt werd. Het is er wel. Maar de momenten zijn schaars. Hoeveel pluraliteit kan een gemeente hebben? Hoeveel momenten van eenheid zijn er nodig, als er op diepe inhoudelijke punten verschillend wordt gedacht? Of wordt het nooit echt wat, omdat er te weinig gemeenschappelijke basis is om elkaar op aan te spreken?
Ik ervaar dat de pluraliteit in onze gemeente veel energie kost. Negatieve energie. Het gaat ten koste van de aantrekkelijkheid van onze gemeente. En dat is zonde. Er zijn grenzen aan de pluraliteit. Vooral menselijke grenzen. Onze beperkingen, ons onvermogen om elkaar echt te aanvaarden en om open voor elkaar te staan. Ons gebrek aan gerichtheid op de zaak van Christus en daar onszelf totaal voor te geven.
Maar ook inhoudelijke grenzen.
Het is troostend om te mogen geloven, dat in het eschaton zowel die menselijke als de inhoudelijke grenzen van de pluraliteit er niet meer zijn. Het zal er op een goede en geheiligde wijze veelkleurig en veelvormig zijn.


Drs. Hilde Graafland is hervormd predikant in een Protestantse Wijkgemeente in Rotterdam-Hillegersberg