nr2 • 2020 • Moed houden
35e jaargang nr. 2 (november 2020)
thema: Huisgodsdienst in tijden van corona
Jan Hendrik van Wijk
Moed houden
Haggaï 2:2-10
Het winterseizoen in de kerk is inmiddels alweer flink op gang. Alhoewel ‘flink op gang’: was de coronacrisis met de seizoenstart begin september misschien voor het gevoel nog ver weg, inmiddels zitten we er weer volop in. Dat was geen verrassing, en anders dan andere jaren was het een seizoenstart vol onzekerheid. Het kan dat bijeenkomsten die zijn voorbereid, moeten worden afgeblazen. Waarschijnlijk is het elke keer weer improviseren binnen de gegeven speelruimte. Hoe start je zo’n jaar als gemeente?
Vanaf de zomer lazen we als gemeente een aantal kleine profeten. Rond de start van het nieuwe winterseizoen was dat Haggaï, dat gaat over bouwen en opnieuw beginnen in crisistijd.
Het Bijbelboek Haggaï is gericht aan mensen die naar Jeruzalem zijn teruggekeerd uit ballingschap. De twee hoofdstukken van het boek bevatten vier aansporingen van God. De profeet begint door de mensen aan te sporen om de vernielde tempel te herbouwen. De tweede aansporing (2:2-10) klinkt als de mensen op de bouwplaats Loofhuttenfeest vieren: het feest dat herinnert aan de uittocht uit Egypte en de woestijnreis. Het was ook het feest waarop de prachtige tempel van Salomo ooit was ingewijd.
Verwachtingen
Haggaï vraagt namens God aan de mensen naar hun verwachtingen. ‘Wie van jullie heeft de vroegere tempel van Salomo nog meegemaakt?’ Het zullen er niet veel geweest zijn; hoogstens wat mensen van dik in de zeventig – zij hebben de oude tempel misschien ooit als kind gezien. Dat was een prachtige tempel, gebouwd toen het volk schatrijk was en door de jaren heen natuurlijk steeds mooier gemaakt. ‘En hoe kijken jullie dan met het plaatje van die tempel in je hoofd naar de nieuwe tempel? Is het niet als niets in uw ogen?’ De mensen verwachten niet veel van de nieuwe tempel. In de wederopbouwtijd kan alles niet te veel kosten. De nieuwe tempel zal dus lang niet zo mooi worden als het vroeger was. Dit werk is toch God onwaardig, hoe zal Hij hier ooit aanwezig willen zijn? Kunnen we niet beter stoppen?
Hoewel er duizenden jaren tussen zitten en de situatie nu heel anders is dan toen, zijn de vragen herkenbaar. Wordt het allemaal wel wat met ons bouwen dit jaar? Hoe komt de kerk de coronacrisis door? Wordt het wel wat met de kerk zoals die er nu is op deze plek? Kunnen we ons niet beter een tijdje koest houden?
Bemoediging
De profeet Haggaï bemoedigt de mensen. Wees sterk Zerubbabel, wees sterk Jozua, wees sterk mensen – spreekt de Heere! Laat de moed niet zakken, kom op! Bouw door aan de tempel, want Ik ben met jullie. De Heere God spoort de mensen aan door hen op Hem te richten. Ze moeten hun eigen pessimistische verwachtingen even laten voor wat het is en kijken naar wie God is: Ik ben met u! De Heere herinnert futloze Loofhuttenfeestvierders aan de tien plagen. Aan het verbond dat Hij met hen gesloten had. Aan Zijn aanwezigheid tijdens de woestijnreis.
De woorden in Haggaï bemoedigen ons vandaag ook. ‘Wees sterk, werk door, Ik ben met u, zoals Ik er vroeger was!’ Ondanks de coronacrisis en ondanks onze pessimistische toekomstverwachtingen. Als de Heere God erbij is, is er toekomst voor de kerk. Dan hoeven we niet bang te zijn, maar zijn we vol vertrouwen.
Leiders
Ook de leiders van het volk worden aangesproken: gouverneur Zerubbabel en hogepriester Jozua. In vers 5 wordt Jozua, anders dan Zerubbabel, heel nadrukkelijk aangesproken met zijn familienaam en titel. Het lijkt erop dat ook de geestelijke leiders niet zo enthousiast zijn over de nieuwe tempel. Juist hén spreekt de Heere via Jozua aan: wees sterk, werk door – Ik ben met u!
Misschien dat in deze tijd juist leiders van de kerk dezelfde bemoediging nodig hebben. De kerkenraad, en ieder ander die in de kerk werkt. Juist zij kunnen de zorgen scherp zien. Ik vond het voor mijzelf heel bemoedigend om deze klemtoon op te merken en op mezelf toe te passen. ‘Wees sterk, werk door, want Ik ben met u, […] wees niet bevreesd.’
Heerlijkheid
Dit zijn geweldige woorden. Tegelijk leven er vragen. Wat gaan we daarvan zien? De ballingen staan bij puinhopen. Wij weten niet hoe de coronacrisis verder zal verlopen. De Heere God maakt zijn beloften heel concreet voor de tempel die de mensen in Haggaï’s tijd bouwen. Dit nieuwe huis van God, de tweede tempel, zal mooier, belangrijker, heerlijker zijn dan die prachtige tempel die Salomo ooit bouwde. Hoe? ‘Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid’ (vers 8).
Ik moet dan meteen denken: niet door het bouwwerk van mensen wordt de tempel bijzonder, maar doordat God zelf komt met zijn heerlijkheid, zijn aanwezigheid, zijn glorie. Gods heerlijkheid is prachtiger dan alle goud en diamanten van de wereld bij elkaar. God zelf zal door zijn aanwezigheid van dit onooglijke tempeltje een geweldige plaats maken!
Dat geldt ook voor ons werk. Niet wij maken dit seizoen, maar de Heere God maakt het door zijn aanwezigheid. Waar we, al is het via een scherm, elkaar ontmoeten, samen bidden, de Bijbel lezen. In de dingen die we misschien gewoon vinden, maar waar God aanwezig is, daar bouwt Hij Zijn Koninkrijk. Bemoedigend!
Maar hoe mooi ook bedacht, dit is niet waar de tekst heen wijst... In vers 7 tot 10 gebruikt Haggaï beelden die te maken hebben met het eschaton: ‘een korte tijd’, ‘de hemel en de aarde beven’, ‘de heidenvolken komen’. Als Haggaï zegt: de Heere God zelf zal dit huis vullen met ‘heerlijkheid’, bedoelt hij daarmee: met de heerlijkste, de mooiste schatten van de volken die Hij zal overwinnen in de eindtijd. Dat klinkt bemoedigend voor de arme ex-ballingen. Zij kunnen de tempel niet vullen met goud, maar de Heere zal het zelf doen!
Dit doet denken aan Openbaring 21 vers 24 waar verteld wordt over het nieuwe Jeruzalem: ‘de Heere, de almachtige God is haar tempel, en het Lam. (…) En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen, en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en hun eer daarin’.
Het is een wat raadselachtige tekst – maar de overeenkomst met Haggaï valt op. De volken brengen hun heerlijkheid en eer in het nieuwe Jeruzalem. Dat wordt wel uitgelegd als dat de volken in het eschaton de mooiste dingen van hun cultuur, wetenschap, enzovoorts meenemen tot eer van de Heere God. Zo bezien wijst de profeet vooral vooruit: de Heere God is nog niet klaar, Hij zet zijn plannen door.
Welke lijn kies je? De eerste associatie of het eschatologische perspectief? Misschien kun je het zien als twee perspectieven naast elkaar, zoals ze beide door Haggaï vervlochten zijn. Wij mensen mogen samenwerken met de Heere aan zijn koninkrijk. Wij mogen ons steentje bijdragen in de verwachting dat God het werk afmaakt en heerlijkheid geeft. Ook al hebben wij er weinig verwachting van: de Heere God zelf bouwt aan zijn koninkrijk. Wees sterk, bouw door, want Ik ben met u!
J.H. van Wijk is predikant van de Hervormde gemeente te Windesheim.
Mailadres:
- Raadplegingen: 1348