nr5 • 2021 • Om een gewoonte vol te houden
35e jaargang nr. 5 (mei 2021)
thema: Waarom zou ik naar de kerk gaan?
T.W.D. Prins-van den Bosch
Om een gewoonte vol te houden
Als tweede reden om naar de kerk te gaan noemt Van Ruler: om een gewoonte vol te houden. Op het eerste gezicht is er geen saaiere en meer oppervlakkige reden te noemen dan simpel en alleen: een gewoonte vol houden. Niets over de theologische diepe waarde van de kerkdienst, weinig prikkelend en enthousiasmerend. Wie wil iets doen, puur en alleen om een gewoonte vol te houden?
Nu hebben we in coronatijd wel kunnen ontdekken wat het met een mens doet, als allerlei gewoontes abrupt worden afgebroken. In het dagelijks leven: het ritueel van je tas inpakken, de autosleutels zoeken en naar je werk rijden. Ik herinner mij een verhaal in de krant van een vrouw die dat ritueel er ondanks het thuiswerken inhield, maar nu alleen om een ommetje te maken en zo de overgang te markeren naar een werkdag thuis. Maar zeker ook op zondag zijn allerlei gewoontes gesneuveld: het klaarmaken voor de kerk, of het bezoekje erna bij opa en oma. Er zit iets in gewoontes en wat Van Ruler daarover schrijft spreekt mij aan.
Inmiddels is er natuurlijk het nodige verschoven in de kerkgang. Waar in de tijd van Van Ruler een grote groep christenen uit gewoonte twee keer en elke zondag naar de kerk ging, is die groep nu kleiner geworden. Meer en meer is de kerkgang nu een keuze geworden die tegendraads is. In de gemeente waar ik predikant ben, is het maar voor een enkeling zo, dat het je klaarmaken voor de kerk op zondag een vanzelfsprekendheid is. Vaker is het zo dat men elkaar zal aankijken: gaan we vandaag? Misschien is men er inmiddels wel aan gewend geraakt om de vraag helemaal niet meer te stellen, omdat we tóch niet kunnen? Keert de vraag straks, bij het openen van kerkgebouwen wel weer terug?
Natuurlijk zijn er de nodige bezwaren te bedenken om alleen vanwege de gewoonte naar de kerk te gaan. Is het niet een heel banale en oppervlakkige reden? (15) Is het niet beter om naar de kerk te gaan als je er echt behoefte aan hebt?
Van Ruler zet daar tegenover dat we de kerkgang als gewoonte meer zouden mogen waarderen, dan slechts als sleur. Kunnen we de gewoonte om naar de kerk te gaan zien als een kwestie van stijl? Dat je vorm geeft aan je leven? “Men wil vorm geven aan zijn leven, welbewust strakke lijnen trekken. Geen slobberende trui om het lijf, maar maatkleding van goede snit en vaste pasvorm.” (15) Dit is volgens mij iets dat in onze tijd in theologenland wat meer aandacht heeft. Ik denk aan J.K.A. Smith, die stelt dat het goede leven gevonden kan worden in goede gewoontes. Of denk aan Tish Warren, Liturgie van het alledaagse, waarin alledaagse gewoontes als je tanden poetsen, of je bed opmaken naar voren komen als waardevolle gewoontes, omdat ze je leven vormen, een indruk maken op je leven. Al denk ik: er zullen ongetwijfeld ook mensen zijn die de slobberende trui prefereren, en in pyjama op de bank naar de kerkdienst willen kijken. Maar goed, dan ga ik langs Van Rulers punt, want: ze kijken dan wél.
Gewoonte kan ook ontstaan uit een plichtsgevoel. Ik moet denken aan Stanley Hauerwas die onomwonden stelt: “Als mijn zoon ooit zou zeggen: ‘Ik wil niet naar de mis deze zondag’, zou ik zeggen: ‘Dat doet er niet toe, Het is onze plicht, we gaan.’ (Een robuuste kerk, blz. 27). Natuurlijk heeft plicht ook een kwalijke klank, maar kan men alles vrijblijvend laten, vraagt Van Ruler zich af? Maarten Wisse is huiverig voor plicht. In zijn boek Zo zou je kunnen geloven gaat hij nog iets dieper in op hoe geniepig die dwang kan werken. Juist de kerkgang is zo’n markeringspunt, waarbij mensen gaan denken in termen als ‘in’ of ‘out’. “Predikanten willen daar in preken ook nog wel eens expliciet of impliciet op aansturen: ‘Let er wel op mensen: als u van de Heer houdt, dan bent u hier ’s zondags!’. (140). Als gelovige móet je wel gecommitteerd zijn aan allerlei kerkelijke activiteiten. Juist zo’n min of meer verholen plicht is een belangrijke barrière voor mensen om zich met de geloofsgemeenschap te verbinden. (141). Dus is plichtsgevoel nou zo’n positieve motivatie om de kerkgang-als-gewoonte erin te houden? Het is balanceren op een dunne lijn, denk ik. Van Ruler zou vermoedelijk vinden dat bij ons de rode lichten wel erg vroeg gaan branden als het gaat om een ‘plicht’.
Als derde noemt Van Ruler de gewoonte om naar de kerk te gaan een roeping. Dat zit in het midden tussen pure sleur en pure behoefte. Je voelt je geroepen, de kerkklokken roepen je om te komen: dat geeft meer inhoud dan alleen sleur, maar voorkomt dat je puur op basis van je behoefte de beslissing neemt. Een routine heeft ook allerlei voordelen: is het niet vreselijk vermoeiend om elke zondagmorgen opnieuw de afweging te maken, gaan we, gaan we niet? Hebben we er behoefte aan, of niet? Of om, vertaald naar onze tijd, elke zondagmorgen te kiezen: wordt het de muziek van Mozaïek, zoeken we een dienst op van die ene aansprekende predikant, of luisteren we mee met onze eigen kerk? Misschien hoort bij de kerkgang-als-gewoonte ook, dat je er een gewoonte van maakt om je eigen gemeente te volgen. Dan hoeft er niet steeds een knoop doorgehakt te worden: geen keuzestress. Als je steeds bewust een keuze maakt, loop je bovendien het risico dat je verwordt tot publiek. Alsof de kerk “… een winkel vormt, waar wij als publiek wat genade komen kopen”. (17). Winkelen bij kerkdienstgemist.nl maakt je nog meer publiek dan je al bent doordat je naar een beeldscherm kijkt.
Natuurlijk heeft ook de opvoeding, die via Hauerwas al langs kwam, de aandacht. De kerkgang-als-gewoonte spreekt kinderen aan, zelfs al doen de woorden op zich dat nog niet. “De door gewoonten dooraderde atmosfeer, waarin een mens in zijn jeugd opgroeit, is van een betekenis, welke nauwelijks te overschatten is.” (18) Uiteraard moeten we voorzichtig zijn met drang, of dwang. Zeker in Staphorst zijn er genoeg mensen die vroeger mee móesten. Van de weeromstuit hoeven hun kinderen niets meer. Of dat een vruchtbaardere aanpak is, daar heb ik mijn bedenkingen bij. Zelf geeft Van Ruler een ontsnappingsmogelijkheid door voor te stellen je pubers een keer thuis te laten en zelf het goede voorbeeld te geven. Het blijft balanceren.
Het lukt mij natuurlijk niet om alle pareltjes van Van Ruler op te poetsen in dit artikel. Zelf neem ik mee dat de kerkgang-als-gewoonte meer is dan plicht of sleur. Kerkgang-als-gewoonte kan ook zeker ‘voor ieders genoegen’, noemt Van Ruler het. Hij ziet trouwens in zijn tijd een belangrijke factor erbij komen. In zijn tijd waren de mensen al druk, maar door ‘de moderne publiciteitsmedia, voor de televisie’ komen er nog meer indrukken en woorden en beelden in ons hoofd. “Is de kerkgang niet juist een enorme relax in ons moderne, zenuwslopende bestaan? … Dáár kom ik helemaal tot rust en helemaal tot mezelf: in de kerk! In de kathedraal! In de liturgie!”(18). Voor wie is dat nu niet pijnlijk herkenbaar?
Ds. Desiree Prins-van den Bosch is predikant in Staphorst (PKN) en redacteur van dit blad.
Mail:
- Raadplegingen: 1265