nr5 • 2021 • Om weer op toonhoogte te komen
35e jaargang nr. 5 (mei 2021)
thema: Waarom zou ik naar de kerk gaan?
D. de Jong
Om weer op toonhoogte te komen
Je zou verwachten dat Van Ruler in een hoofdstuk onder deze titel inging op de functie van muziek in de liturgie. Toch is dat niet het geval. Hij gebruikt muziek slechts als metafoor om het doel van de kerkdienst scherper te stellen: ‘In de wereld om ons heen worden zo verschrikkelijk veel en zo verschillende en zelfs tegenstrijdige melodieën gezongen, dat het goedbeschouwd, dus geestelijk, een hels spektakel is.
Wie kan daarin de zuivere wijs houden? Wie kan z’n levens-ontwerp zuiver houden? Daarvoor hebben we de regelmatige kerkgang meer dan nodig. We zien dan weer hoe de lijnen lopen en wat ons bestaan in wezen is’.
De manier waarop Van Ruler de metafoor van het op toonhoogte komen uitwerkt, vertoont een opvallende overeenkomst met de liturgische theologie van James K.A. Smith, die ook in Nederland de aandacht getrokken heeft. In zijn boek Je bent wat je lief is. Over de spirituele kracht van gewoontes, dat in 2019 in het Nederlands is verschenen, voert Smith een pleidooi voor liturgie als geestelijke vorming. Een kleine vijftig jaar eerder voerde Van Ruler hetzelfde pleidooi door te spreken van de kerkdienst als godsdienstoefening. Zoals een koor repeteert voor de uitvoering, zo oefent de kerkganger in de kerkdienst voor een leven als burger van het koninkrijk. De uitvoering vindt dus niet op zondag plaats, maar midden in de week.
Hels spektakel
Ik ben dan ook best benieuwd naar wat Van Ruler gevonden zou hebben van de roep om liturgische vernieuwing. Waarschijnlijk zou hij gezegd hebben dat daardoor wel de kerkdienst, maar niet de kerkganger vernieuwd wordt. Want vernieuwing komt je niet aanwaaien, maar is een kwestie van repeteren. Daar komt niets van terecht als je aan nieuw stuk begint terwijl je het oude nog niet hebt zitten. Zou Van Ruler nú een tijd alleen maar kerkganger zijn, dan zou hij het woord dat ik in de inleiding aanhaalde waarschijnlijk wat aanvullen: ‘(Net als) in de wereld om ons heen worden (er in de kerk) zo verschrikkelijk veel en zo verschillende en zelfs tegenstrijdige melodieën gezongen, dat het goedbeschouwd, dus geestelijk, een hels spektakel is. Wie kan daarin de zuivere wijs houden?”
Ondertussen heb ik daarmee de overgang gemaakt van het figuurlijk naar het letterlijk op toonhoogte komen. Als de kerkdienst een oefening is in de stijl van het koninkrijk, zou ook de muziek die daaraan bijdraagt de stijl van het koninkrijk moeten vertonen. Maar wat is die stijl dan? Je kunt je van de beantwoording van die vraag afmaken door kerkmuziek te definiëren als alle muziek die in de kerk klinkt. Maar als burger zijn van een rijk in de hemel je – niet alleen, maar ook – vreemdeling op aarde maakt, zou het merkwaardig zijn als kerkmuziek alles mag zijn, behalve wereldvreemd.
Vlees of Geest
Als het aan Calvijn gelegen had, was de muziek die klinkt in de gereformeerde eredienst zo wereldvreemd mogelijk gebleven. Voor muziekinstrumenten was daarin geen plek; zulke uitwendige middelen zijn niet meer nodig. Onder het nieuwe verbond wordt de waarheid van het evangelie immers in onze harten gelegd door de inwendige werking van de Heilige Geest. Een opvatting die je al vindt bij Thomas van Aquino. Anders dan Thomas ziet Calvijn de ceremoniële wetten van het oude testament echter niet als bepalingen bij het sabbatsgebod, maar bij het beeldverbod. Instrumentale muziek past niet in de nieuwtestamentische eredienst, omdat dat zou strijden met het geestelijke karakter ervan.
Maar zelfs als je met Calvijn mee zou gaan dat muziekinstrumenten uitwendige middelen zijn om de stemming van mensen te beïnvloeden, blijft het de vraag of de muziek die aan die instrumenten ontlokt wordt dus vleselijk is. Is instrumentale muziek juist niet geestelijker dan gesproken of gezongen woorden, omdat zij van betekenis kan zijn zonder betekenis te hebben? Maar je zou ook kunnen zeggen: door ruimte te scheppen voor kunst waarvan de betekenis niet bij voorbaat vastligt, belijdt de kerk haar geloof in de Heilige Geest, die ‘waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat’.
Er worden kerkdiensten gehouden waarin zoveel gepraat wordt over de noodzaak om opnieuw geboren te worden, dat er voor het lied geen ruimte overblijft. Dan wordt het vrijmachtig welbehagen van de Heilige Geest niet serieus genomen. Er worden ook kerkdiensten gehouden die de indruk wekken dat de Geest zich door muziek laat opwekken. Muziek wordt dan hét medium ‘om erin te komen’. De vraag is alleen wáárin: in de stemming of in het koninkrijk? Beide uitersten kom je tegen bij gemeenten die in de gereformeerde traditie willen staan. Muziek als middel om weer op toonhoogte te komen wordt in het eerste geval onderschat en in het tweede geval overschat.
Stijlbreuk
Het is helemaal nog niet zo eenvoudig om het juiste midden te vinden tussen deze beide uitersten. Maar het kan helpen om de plaats van de kerkdienst aan te duiden met: ergens tussen wereld en koninkrijk. Wie naar de kerk gaat, verlaat de wereld, maar niet helemaal, en betreedt het koninkrijk, maar niet helemaal. Ergens in die beweging moet een stijlbreuk plaatsvinden. De stijl van de wereld moet wijken voor de stijl van het koninkrijk. Maar omdat je de wereld nooit helemaal kunt verlaten en je het koninkrijk nooit helemaal kunt betreden, kan die stijlbreuk nooit volkomen zijn. Al was het alleen omdat de tijd dat je in het huis van de Heer kunt verblijven tot in lengte van dagen nog niet aangebroken is. Je moet weer naar huis. Maar dan wel als een mens die terugkeert in déze wereld, na de krachten van de kómende wereld geproefd te hebben.
De levensstijl van burgers van het koninkrijk is een andere dan die van de kinderen van deze wereld. Als de kerkdienst een stijloefening is voor dat nieuwe leven, heeft dat ook gevolgen voor de kerkmuziek: je moet er vertrouwd mee raken. Als dat niet hoeft, wordt de indruk gewekt dat het koninkrijk van God in het verlengde van deze wereld ligt. Je kunt zo doorlopen, zonder je te hoeven bekeren. Het omgekeerde is natuurlijk net zo goed waar. Als je leven dagelijks vernieuwd moet worden, kan je kerkmuziek niet de eeuwen door onveranderd blijven. Anders schrijf je de Geest voor met welke muziek Hij wel en vooral niet mag werken.
Wel lijkt het me zinvol te zoeken naar een stijl van kerkmuziek waarin er voor de Geest nog wat te werken valt. In de kerkmuzikale vernieuwingsbeweging die tussen de beide wereldoorlogen opkwam in Duitsland, werd gepleit voor een objectieve vorm van kerkmuziek. Daarmee keerde die beweging zich tegen romantische kerkmuziek, die je voorschreef wat je moest voelen. Ik kan mij bij dat ideaal: kerkmuziek die een zekere objectiviteit bewaart, nog steeds wel iets voorstellen. Daarbij denk ik net zo goed aan orgels als aan combo’s die me voorschrijven wat ik moet voelen. Maar het zou al heel wat zijn als het klassieke kerklied zijn plaats behield in de gereformeerde eredienst. Die weerbarstige teksten met hun weerbarstige melodieën, we moeten ze veroveren om onze plek te vinden in het volk van God dat zingend onderweg is.
Drs. David de Jong is GKv-predikant en musicus te Den Ham (ov) en redacteur van dit blad.
Mailadres:
- Raadplegingen: 1300