nr6 • 2021 • ‘We nemen de zonde niet serieus’
35e jaargang nr. 6 (juli 2021)
thema: De klimaatscrisis in de kerk gemist?
Bert de Leede en Koos van Noppen
‘We nemen de zonde niet serieus’
Een interview met prof. Teus Hofman
‘Shell werd onlangs door de rechter tot de orde geroepen over zijn bijdrage aan de klimaatverandering. Persoonlijk zou ik het toegejuicht hebben als de kerk reeds vóór de rechter aan het woord gekomen was. Dat zou zeker gepast zijn geweest, gezien haar profetische roeping en haar ‘mee-zuchten’ met de schepping. Voorwaarde is dan wel dat het morele appèl Bijbels goed onderbouwd is, met kennis van zaken. Maar misschien zien we nog te weinig de urgentie om de aanwezige expertise in de kerk te bundelen. Het is véél méér een geestelijke strijd dan wij vermoeden.’
Al in de eerste minuut van het gesprek legt emeritus hoogleraar Teus Hofman zijn kaarten op tafel. Moet het spreken van de kerk in de samenleving een prominentere plaats hebben? ‘Zeker, want het Woord van God bevat een boodschap voor iedereen.’ En moet de zorg voor de schepping hoog op de agenda van de kerk staan? ‘Ja’, zegt hij beslist. ‘Er is wel wijsheid voor nodig om het zover te krijgen. Als je denkt dat je er met het uitdelen van een paar klappen bent, kun je ook weer veel verliezen. Het thema ‘zorg voor de schepping’ leeft niet zo binnen de kerk. Als het al in preken aan de orde komt, blijft het vaak bij wat algemeenheden. Bovendien: het gaat over het spreken van de kerk in de samenleving; dat doe je niet alleen vanaf de kansel.’
Meer dan twintig jaar maakte Teus Hofman (1952) deel uit van het CGK-deputaatschap voor het contact met de overheid. Thema’s op het snijvlak van kerk en samenleving hebben zijn warme belangstelling. Sinds zijn meao-opleiding is hij geboeid door economische vraagstukken; hij spelt al decennia Het Financieele Dagblad. Hij studeerde theologie in Utrecht en Apeldoorn en diende de CGK-gemeenten in Ouderkerk aan de Amstel en Rijnsburg. Vanaf 1996 was hij hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, tot hij in in 2014 om gezondheidsredenen vervroegd met emeritaat ging.
Als u zegt dat zorg voor de schepping hoge prioriteit zou moeten hebben, welke motieven liggen daar dan voor u aan ten grondslag?
‘Ten eerste het feit dat God zijn schepping niet loslaat. Dat is het meest helder aan het licht gekomen door de incarnatie. God heeft zijn Zoon uit liefde tot zijn wereld gezonden. Dat is een belangrijke heilshistorische lijn. Hij zendt zijn Zoon als waarachtig mens. Als de Vroege Kerk ergens voor gevochten heeft, is het dié belijdenis: Christus is waarachtig God, waarachtig mens.
Het tweede motief is de soteriologische lijn. Het heeft de Vader behaagd om door Christus ‘alle dingen met zichzelf te verzoenen….zowel de dingen die op de aarde zijn, als de dingen die in de hemelen zijn.’ Kolossenzen 1 vers 20. Wij hebben de verlossing teveel versmald tot het persoonlijke heil. We lijken de breedte van de verzoening uit het oog verloren te hebben. De persoonlijke en kosmologische aspecten van de verzoening moet je niet tegen elkaar uitspelen. Het is niet òf-òf, maar én-én. Maar in de gereformeerde gezindte heeft men selectief gewinkeld in het Nieuwe Testament. Alle aandacht ging uit naar het persoonlijke, individuele. De rest, ja, dat wisten we wel, maar we wisten er ook geen raad mee. Voor mij horen beide bij elkaar.
Met deze twee motieven zit je wel in het hart van het evangelie. Ze gaan over de komst van Christus in deze wereld en de reikwijdte van de verlossing – de kosmos is daar niet van uitgezonderd. Als het gaat over klimaatverandering, verantwoordelijkheid voor de schepping, consumentisme, materialisme en noem alle verwante thema’s maar op, dan heb ik geen enkel recht om er schouderophalend aan voorbij te gaan.’
In de prediking van de gereformeerde traditie is altijd veel nadruk gelegd op de persoonlijke toe-eigening van het heil in Christus. Hoe kan nu net zo ‘bevindelijk wáár’ worden dat we ook anders naar de werkelijkheid gaan kijken? Hoe wordt die kosmologische kant van de verzoening levende realiteit?
‘Met studenten heb ik vaak Romeinen 8 bestudeerd. Die tekst, waarin Paulus spreekt over het zuchten van de schepping, kan je onmogelijk onbewogen laten. Ik ben daar nogal bevindelijk in: de heilige Geest doet ons die dingen zien en verstaan. Hij geeft mij open ogen en open oren; maar eerst een nieuw hart. Vandaaruit bezie ik de werkelijkheid ánders. Romeinen 8 vind ik een aangrijpend hoofdstuk. Er is de harde realiteit van het zuchten, de ellende, ons kapot maken van deze wereld. Maar er is ook perspectief. De barensweëen hebben een belofte in zich. Nieuw leven op komst.’
U spreekt erover alsof het voor elke christen zonneklaar zou moeten zijn. Maar dat is het ‘m nu juist. Waar zijn we dit besef kwijtgeraakt?
‘Je ademt in wat er in onze cultuur leeft. Ik kom uit een bedrijvige familie. Heel sociaal, maar het bedrijf moest natuurlijk wel winst maken, hoe hou je het anders vol? Tijdens mijn economische opleiding kreeg ik met de paplepel ingegoten: denk erom, het gaat er wel om dat de zaak rendeert… Dan ontwikkel je gemakkelijk een liberale inslag. Je gaat doen wat iedereen doet, je voegt je naar wat gangbaar is, en voor je er erg in hebt, ben je ingekapseld door het systeem.
Van lieverlee ben ik gaan inzien dat het neoliberalisme dat we de afgelopen tijd hebben meegemaakt een doodlopende weg is. Noem het levenservaring. Het is in elk geval een geleidelijke ontwikkeling geweest.’
Noem eens een moment uit dat proces. Waar ging er bij u een wissel om?
‘Toen het inzicht doorbrak dat wij in de gereformeerde gezindte de zonde niet serieus nemen. We zéggen wel dat we ‘van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten’ – maar in economisch opzicht even niet. Want we moeten wel vooruit, toch? We hebben talenten en daar moeten we mee aan de slag, en dus… Intussen hebben we ons dertig, veertig jaar in laten pakken door (neo)liberaal denken, waarbij de markt zaligmakend is. We doen allemaal mee in de participatiesamenleving; niemand kan me uitleggen wat dat is; ik zie vooral dat degenen die niet kunnen participeren het slechtste af zijn.’
U gebruikt een zeer bevindelijk woord voor de markt: zaligmakend. Dat krijg je er dus van als je de zonde niet serieus neemt.
‘Het is niet alleen een probleem voor de wereld, maar ook voor de kerk. Het gewicht van de zonde dat wordt dan op economisch terrein even buiten haken geplaatst. Als ik over dit soort observaties keurige columns schrijf, krijg ik zelden een reactie. Maar o wee als ik iets beweer over een theologisch hangijzer als de twee of drie verbonden, dan kan ik mijn borst natmaken…
Waar is ons onderscheidend vermogen gebleven? Hoe staan we in deze wereld? Kijken we alleen naar economische wetmatigheden? Laat je je leiden door winstmaximalisatie? Over dát soort vragen moeten we het dringend hebben.’
Recent publiceerde u een boek over de rijke man en de arme Lazarus, Lucas 16. Daarvoor bestudeerde u hoe predikanten en toneelschrijvers in de 16e, 17e en 18e eeuw die gelijkenis vertaalden voor hun luisteraars en kijkers. Benoemden zij zaken concreter dan predikanten vandaag?
‘Zij waren heel scherp. Neem Smytegelt, bijvoorbeeld. Iedereen heeft het over de 145 preken over het ‘gekrookte riet’, maar je hoort niemand meer over de twaalf preken die hij hield over Lucas 16. Jodocus van Lodenstein schreef een schitterend werkje over onze omgang met ons vermogen, ons dagelijks goed. Ook daar lees je nooit iets over. Er wordt ook hier selectief gewinkeld.
Toneelschrijvers konden zich veel meer vrijheid permitteren. Lazarus wordt bijvoorbeeld met stokken gemept, bijna doodgeslagen. De tegenstellingen uit de gelijkenis worden uitvergroot. Maar als het gaat over de grondmotieven (geen rentmeesterschap, geen oog voor de ander, onbarmhartigheid, onrechtvaardigheid) zitten de predikanten en de toneelschrijvers op één lijn. Ze aarzelden niet om man en paard te noemen.’
En ze voegden de daad bij het woord. Tot en met de tucht rond het avondmaal.
‘Het kwam in vroeger eeuwen wel voor dat mensen een bepaalde predikant meden, omdat hij al te direct zonden benoemde. Over zo iemand werden dan praatjes rondgestrooid, als zou hij niet weten wat er in de wereld te koop was. Hij werd afgescheept, zogezegd. Waarop die dominee dan vanaf de kansel zei: ik weet wel dat jullie dit niet willen horen, maar het is de werkelijkheid… Dan voelde je de spanning oplopen. Ik ben er tijdens mijn studie wel van overtuigd geraakt dat iemand als Smytegelt in de handelsstad Middelburg wist wat er omging in de samenleving, ook in de hogere kringen.’
Hoe komt het dat predikanten vandaag terugdeinzen?
‘Als er tegenwoordig weleens iets vanaf de kansel wordt benoemd, gaat het bijna altijd over geld of seks. En dan blijft het nog bij algemeenheden. Misschien komt het door een ander verwachtingspatroon bij hoorders? Kerkgangers hebben het heel de week druk, ze worden opgeslokt door volle agenda’s. Moet je ze dan op zondag met allerlei zaken lastigvallen? Ze hoeven de tv maar aan te zetten en ze horen wel weer wat over smeltende gletsjers en natuurbranden. Moet er in de kerk nog een laagje overheen? Of speelt het verlangen naar een ‘fijne’ dienst – wat dat ook moge zijn – ons parten?
De klimaatcrisis en schrijnende problematiek van rijkdom en armoede in de wereld zijn niet ‘fijn’. Eigenlijk is het een heel naar boek, dat de vinger bij de zere plek legt. Ik zei tegen mijn vrouw: “Dit boek wordt niet gewaardeerd.” Maar het voelde als mijn plicht om te laten zien dat we de tekst van de gelijkenis serieus moeten nemen. En dat doen we op dit moment niet.’
Kan ook meespelen dat hoorders denken: als ik de uitleg en de actualisering van de gelijkenis toelaat in mijn (geestelijk) leven, dan komt mijn bestaan onder scherpe kritiek te staan. Want dan blijkt dat we horig geworden zijn aan machten die niet ‘van Christus’ zijn.
‘Ja, ik denk zeker dat de radicaliteit van het evangelie hier een hele wezenlijke rol speelt. Vroeger zeiden ze: een preekstoel mag geen steekstoel worden. Maar het andere uiterste is ook erg: als er rond de kansel een comfortzone moet worden gecreëerd, waaronder het een uurtje goed toeven is.
De tekstkeuze is ook een factor van betekenis. Durven we ‘kritische’ teksten nog aan?
Zeggen we vrijuit wat er gezegd moet worden of nemen we liever een blad voor de mond? Toen ik predikant was in Rijnsburg – de bollen- en bloemenstreek - heb ik weleens vanaf de kansel gevraagd: Hoe zien jullie nou de bloemen? Zijn het allemaal euro’s, dollars? Of zie je ook nog wat anders in de bloemen?’
Zo’n context is een goeie casus voor het probleem dat we hier bespreken. De bloemen- en bollenhand is niet de meest milieuvriendelijke sector.
‘Je kunt tot op heden alleen maar met gif goeie bollen telen. En de export vergt veel vlieg- en vrachtautoverkeer. Daar moeten we niet bij wegkijken, maar we moeten de zaken ook niet al te simpel voorstellen. De ondernemers hebben hun gezin te onderhouden, ze zitten vast in een systeem en hebben investeringen gedaan.
Niettemin denk ik dat de huidige situatie op den duur onhoudbaar is. Velen denken dat ‘de techniek’ wel weer met een slimme oplossing zal komen voor de klimaatproblemen, waarna we vol gas verder kunnen. Ik geloof er niets van. Het is de taak van de kerk om er realistisch over te spreken. Is dat nu het evangelie: steeds meer, beter, hoger? Groei ten koste van alles? Onze samenleving heeft nu in een aantal maanden al opgesoupeerd wat in een jaar voor ons bestemd was (Earth Overshoot Day); de rest van het jaar pikken we van de toekomstige generaties.
De kerk moet het geloof-in-groei en het ecomodernistische denken breed aan de kaak stellen – met inbreng van allerlei disciplines; economen, filosofen, theologen, gedragswetenschappers, enzovoorts. En ook al zal het heel wat offers vergen, er moét een omslag komen en die begint in het hart.’
Het ongemakkelijke daarbij is dat de kerk de vinger legt bij onderdelen van de samenleving of aspecten van de levensstijl van christenen – terwijl ze die in de afgelopen jaren ongemoeid heeft laten passeren.
‘Toch zie ik geen andere mogelijkheid. Het gaat om bekering. Dat begrip moeten we - net als ‘zonde’ - herijken, verbreden en verdiepen. In de gereformeerde gezindte wisten scherpslijpers precies wat er rond bekering gehoord moest worden, anders hadden ze ‘wat gemist’. Nou, op dit onderdeel kunnen ze heel wat missen!
Ik denk dat het erop aan zal komen dat we de positieve kant van Gods heilzame geboden laten zien. In prediking, pastoraat, catechese, gespreksgroepen. En we moeten niet te benauwd zijn om zaken aan de orde te stellen.’
Hoe ziet u in dit verband de voorbeeldfunctie van predikanten en andere ambtsdragers?
‘Zonder alles vast te prikken op de predikant als identificatiefiguur, het is anti-reclame als je wel mooi weet te preken, maar er in de praktijk van je leven niet zoveel mee doet. We moeten het in de breedte van de gemeente aan de orde stellen.
Bijvoorbeeld door onze omgang met spullen eens kritisch te bezien. Je bent niet wat je hebt, ook al zeggen alle reclames het tegenovergestelde. En zonder ZwitserLeven-gevoel kun je heel goed leven. Laten we die ballonnen doorprikken en opnieuw ontdekken wat ‘dienend leven’ betekent, met oog voor God en de naaste. Als je dat doet, zijn de verhoudingen goed. Dan heb je het zelf ook goed.
En – nog een belangrijk punt: richt je op de jongere generatie. Denkers én doeners. Mijn ervaring is dat zij wél bekommerd zijn om de thema’s die we hier aan de orde stellen. Geef hen het goede voorbeeld, in het dagelijks leven.’
Het zal vroeg of laat ook politiek vertaald moeten worden.
‘De makke is dat we er een links-rechts probleem van gemaakt hebben. Wij zijn dan natuurlijk rechts en alles wat ook maar links klinkt kun je met een korrel zout nemen. Voor mij is dat totaal irrelevant. Ik verhoud me liever tot dat wat er van ons gevráágd wordt, in onze huidige samenleving met haar urgente bedreigingen.’
Arm en rijk in crises, 336 pag, 29,95 euro, incl. verzending. Te bestellen via mail:
Dr. Bert de Leede is emeritus predikant te Amersfoort. Koos van Noppen is journalist.
- Raadplegingen: 1268