Skip to main content

nr6 • 2021 • Blijf bij uw bevrijder

35e jaargang nr. 6 (juli 2021)
thema: De klimaatcrisis in de kerk gemist?

Bert de Leede
Blijf bij uw bevrijder
Het duurzaamheidsdebat voeren om vrij te blijven

‘Kan Bert kerkenraden over de streep trekken om dit thema in de gemeente in het komend seizoen aan de orde te stellen?’ Zo luidt de vraag van de redactie voor deze bijdrage. Achter die vraag zit de aanname dat er in de gemeente en bij kerkenraden weerstanden zijn om het over ‘het thema duurzaamheid’ te hebben, en dat die weerstanden groot zijn. Deze aanname is natuurlijk niet uit de lucht gegrepen.

Onderzoeken laten zien dat slechts een deel van de kerken het label groene kerk draagt. In vele gemeenten heeft duurzaamheid geen plek in het beleid van de kerkenraad, is het geen thema in de verkondiging of in de catechese. Hooguit: ‘wel belangrijk’, ‘altijd goed om fairtrade-koffie te schenken na de dienst’, maar ‘niet een zaak van het hart van het evangelie en de prediking’.

Hoe moeten we die weerstand interpreteren? Gemeenteleden en kerkenraden leven niet op een eiland. De alarmbellen als het gaat om duurzaamheid gaan daar net zo hard af als in de hele samenleving. Het besef van urgentie leeft bij kerkmensen vermoedelijk niet minder sterk. Ik denk vergelijkbaar. Ongetwijfeld zullen er in kerkelijke gemeenten klimaatsceptici zijn. Maar ik vermoed dat bij de meerderheid het bange gevoel van ‘drie-voor-twaalf’ en de angst van het definitieve ‘te laat’ net zo leven als in het geheel van de samenleving. Hetzelfde geldt overigens ook voor de gevoelens van onmacht, cynisme, en die verlammende mix van latent schuldbesef en psychische overlevingsdrang. Die laatste komt tot uiting in een andere aanname: dat ‘technologische vernieuwingen ons wel zullen redden’, die blanco cheque op de toekomst. Het is allemaal aan de orde, in hoofden en harten van gemeenteleden.

Waarom zouden gemeenten en kerkenraden het er niet over willen hebben? Klopt die aanname wel? De thematiek is er, overal om ons heen, en ze zwelt aan. Onderzoek laat zien dat onder jongeren klimaatverandering hoog op de agenda staat. Het is niet uit te sluiten dat klimaatverandering dé existentiële nood van onze toekomstige tijdgenoten wordt of al is. Is er nog wel toekomst? Welke wereld geven wij door aan onze kinderen en kleinkinderen? Kunnen wij doorleven op de wijze waarop wij dat gewend waren? Komt het rad van de seizoenen hortend en stotend tot stilstand, en wat dan? Krijgen wij de rekening thuis voor het kwaad dat wij bedreven, ‘wij en onze vaad’ren tevens’ (Psalm 78 OB)? Worden onze (klein-)kinderen gestraft om onze zonden? Dit soort gedachten gaan door mensen heen. Het zou toch wel heel vreemd zijn wanneer kerkenraden het hier niet over zouden willen hebben.

Misschien speelt bij die weerstand wel iets anders. Hoe moet je het in de gemeente hebben over duurzaamheid? Niemand zit te wachten op een herhaling in de kerk(-dienst) van wat men al weet en waarover de discussies in de media ons beter informeren. Wat men wel wil is dat er in de kerk ánders over gesproken wordt en er een ánder licht over opgaat. Dat lijkt mij terecht. Men wil geen christelijke dooddoeners die de ernst en de complexiteit van de vragen niet onderkennen of serieus nemen. Dan ontstaat weerstand, en die lijkt mij zeer terecht. Wat mensen wél willen is een woord Gods dat de kern raakt. Daarvoor komen mensen terug, daar ben ik eerlijk gezegd van overtuigd. Maar dan moeten we het wel over het goede thema hebben. Wat is eigenlijk het thema, wanneer we het over duurzaamheid gaan hebben in de ruimte van de christelijke gemeente?

Het thema
‘Duurzaamheid’ gaat over ons gebruik van en zorg voor de aardse goederen. Wat gebeurt er wanneer we het daarover gaan hebben in de ruimte van de kerk? Wat is dan het thema? Het klassieke antwoord is dan: rentmeesterschap. Wij mensen, kinderen van Adam, zijn geroepen om als een rentmeester zorg te dragen voor wat ons is toevertrouwd; de aarde en alles wat daarop leeft. Mijn voorstel is om het motiverende gesprek in de kerkenraad en vervolgens in de gemeente nu eens niet in te zetten bij rentmeesterschap, maar bij de vrijheid in Christus, bij Galaten 5 vers 1 en 13 tot 26. Mijn stelling is dat als het over ‘duurzaamheid’ gaat in de ruimte van de kerk, het gaat over de christelijke vrijheid en hoe die te bewaren. Als we het over onze omgang met en ons gebruik van de aardse goederen hebben – in de prediking, in de catechese, in het vormingswerk, in het gesprek over de morele consequenties van ons handelen – dan gaat het om ‘de vrijheid-in-Christus’ versus ‘gevangenschap in verslaving’.
Door in te zetten bij deze noties van Galaten 5, maken wij het gesprek minder voorspelbaar en ook spannender, en daarmee motiverender. Theologisch geformuleerd zitten we met deze inzet niet in de scheppingsleer, zoals met rentmeesterschap, maar in de soteriologie, en daarmee diep in de spirituele kern van het geleefde geloof. Het gaat om onze ziel, en dat we die ‘hebben verkocht aan die genadeloze’ (LB lied 654 vers 3).

Intermezzo – korte toelichting
In de kerk gaat het over Gods handelen als Vader, Zoon en Heilige Geest, in schepping, verzoening en verlossing. En in de kerk gaat het over de mens: de mens als beeld van God, de mens als zondaar en bedelaar, en de mens als vrij mens in Christus. In de apostolische vermaningen in het Nieuwe Testament is die laatstgenoemde notie een belangrijke focus. Toegespitst op de thematiek van duurzaamheid in de ruimte van de kerk wordt dan de kernvraag: hoe krijgt de vrijheid van de christen gestalte in het geleefde geloof, dus in de omgang met de aardse goederen? Hoe bewaren we die vrijheid, en vervallen we niet opnieuw tot slavernij? Daarover gaat het in Thora en evangelie.
Wanneer gemeenteleden de drempel van de kerk overgaan, zijn zij over de streep. Wanneer zij de liturgie vieren, dan gaat het hierover: over geleefd geloof in deze complexe, gebroken wereld. Met dat wij naar de kerk komen, geven wij aan dat wij de zaken die horen bij het leven in de vrijheid van de christen weer op orde willen krijgen. Want het valt bepaald niet mee om in het dagelijkse leven de christelijke vrijheid te bewaren, en niet gevangen te raken in oude of nieuwe vormen van slavernij en verslaving. We zitten aan alle kanten vast in economische, financiële, procedurele of wat voor bindingen dan ook. Er wordt van alle kanten aan ons getrokken. Je hebt fouten gemaakt, of zit met onoplosbare knopen in je bedrijf of in je persoonlijke keuzen. De kerk met zijn liturgie, is een plaats om met dat alles in het reine te komen: een plek van het gebed van boete en het woord van vrijspraak, een ruimte waar een woord van hoop klinkt en we een Bijbels inzicht ontvangen in wat leven is met God en de naaste en de schepping. Die plek zoeken mensen en die plek biedt de liturgie. In de liturgie gaat het over het geleefde leven, dat we leven in de omgang met de aardse goederen, werk, studie, medemensen en medeschepselen. Met hun doop, belijdenis en viering van het avondmaal bevestigt de gemeente haar vrijheid in Christus en dat ze die wil bewaren.
Zo komt duurzaamheid aan de orde in de kerk, in de verkondiging van de vrijheid van een christen en in het gesprek over de omgang met de aardse goederen als vrij mens in Christus. Duurzaamheid komt aan de orde als we ontdekken waarin wij gevangen zitten. Dat kunnen oude of nieuwe vormen van slavernij zijn. Mij dunkt, geen kerkenraad die daar bezwaar tegen kan hebben.
Elke zondag wanneer ze dienstdoet, gaat het erover, klinkt het in allerlei toonaarden: ‘Ik ben de HERE uw God, die u uit Egypte, het slavenhuis heb bevrijd.’ ‘Blijf bij je Bevrijder.’ ‘Breek met je verslavingen.’ Mensen die naar de kerk komen hoeven niet meer over de streep gehaald te worden. Ze zijn de streep al over. Kerkenraadsleden die dit niet snappen, kunnen beter hun ambt neerleggen.

Om de vrijheid van een christenmens
Mijn voorstel is dus om de bekende uitspraak van Luther over ‘de vrijheid van een christenmens’ als volgt uit te breiden (het dik gedrukte): ‘Een christen is een zeer vrije heer over alle dingen, aan niemand en niets onderworpen’. En ‘een christen is een zeer dienstvaardige knecht van allen, onderworpen aan allen en toegewijd aan alles.’ Dat lijkt mij helemaal in lijn met Galaten 5 over de vrijheid waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt. Die vrijheid-in-Christus stempelt onze verhouding tot de dingen, tot het geleefde leven in de omgang met mensen, dieren, planten en dingen. Bevrijding en vrijheid staan daarbij tegenover verslaving en slavernij. Verslaving en slavernij stempelt een omgang met de aardse goederen, waarin wij niet meer leven maar geleefd wórden. We kiezen niet meer, zijn daartoe zelfs niet meer in staat, er wórdt voor ons gekozen. Dat is het dramatische van een verslaving, weet ieder die er zelf aan leed of lijdt, of die het bij geliefde anderen zag gebeuren. Er is in feite geen macht meer over de eigen wil. Het Nieuwe Testament spreekt in dat verband van ‘de machten’ en onze verhouding daartoe.
De ‘werking’ van deze verhouding is een andere dan bij de zonde en bij het zondigen. Zonde is een daad van de wil: we verzaken onze roeping en/of ontlopen onze verantwoordelijkheid voor God, onze naaste en de schepping. Zondigen is bij uitstek gebrek aan solidariteit. De weg tot herstel is bij de zonde: omkeer, schuldbelijdenis, verzoening van schuld en vergeving van zonden.
Bij verslaving en slavernij gaat het een tandje dieper. Daar komt het aan op verlossing: bevrijding en verbreken van banden die ons binden, systemen die ons knechten. Daarover gaat het in al die vragen rond ‘duurzaamheid’. In de samenleving én in de kerk. In beide op eigen wijze.
In de samenleving en in het politieke debat mondt het gesprek over ‘duurzaamheid’ heel vaak uit in bezinning op verslavingsgedrag bij eten, drinken, kopen, reizen. Hoe krijgt de overheid greep op de onderliggende economische, commerciële machinaties als verslavende stoffen in eten, (sluik-)reclames, goedkope kerosine, plofkippen en kiloknallers, et cetera? Dat zijn enorme ‘machten’, ook door de grote financiële belangen. Er zit heel wat licht tussen ‘verandering van gedrag’, ‘de vervuiler betaalt’ en het ‘bereiken van de doelstellingen van Parijs’!
In de kerk duiden wij deze en andere machten als de geestelijke atmosfeer waarin wij ademen.[1] In de kerk stellen wij de vraag waar onze vrijheid in Christus bedreigd of zelfs onmogelijk wordt door bindingen aan machten. Welke zijn dat? Bij welke machten/afgoden worden wij geroepen om in de kracht van de opgestane HEER ‘uit het slavenhuis uit te gaan’, en daar ook weg te blijven? In de kerk komen wij daarbij zélf in het geding. Dat willen wij ook. Daarvoor komen wij zelfs.
In de gemeente moet het dus daarover gaan – over de aard van de verhouding van ons tot onze aardse goederen, over verslaving, over waar in ons economisch systeem een dynamiek zit die mensen berooft van hun eigen wil. In de verkondiging moet het daarover gaan: wie staat in de vrijheid van Christus, die ‘verwerft bezit alsof het niet zijn eigendom is’ (I Kor. 7:30b). Relevante verkondiging stelt ons voor de fundamentele keuze, tussen Christus en de machten, God of de Mammon, God of de goden van deze eeuw.
Zo’n quote uit I Korintiërs 7 – bezitten als niet-bezittend, vertaalt de Statenvertaling – zegt eigenlijk alles waar het over moet gaan, anno 2021. En het is voor de gelovige die ‘meer dan genoeg heeft om van te bestaan’ (I Johannes 3,17) een levenslange opdracht. We mogen ook zeggen: uitdaging.
De onderscheiding van de hand van Augustinus tussen gebruiken (uti) en genieten (frui), is daarbij nog altijd helpend. Alle aardse dingen zijn goed om te gebruiken, met dankzegging. Die dankzegging maakt nu precies het verschil. Tussen ons en de aardse dingen moet een afstand blijven. We vallen niet samen met ons bezit, ons werk, onze prestaties. We zitten er dus ook niet aan vast. Ze hebben geen macht over ons. Mogen dat ook niet. We gebruiken ze. De dankzegging maakt dat we er ook van mogen genieten. Dat zou ik als aanvulling op Augustinus erbij zeggen. Omgekeerd heeft het genieten van de aardse dingen de gestalte van dankzegging. Het is gekregen goed. Een christen kan er ook van afzien. Hij of zij is immers een vrij mens. Hij of zij is niet verslaafd.

Waar de Geest is, daar is vrijheid
De tweede tegenstelling in Galaten 5 is die van de vrucht van de Geest versus de werken van het vlees. Daarmee maakt Paulus concreet hoe de vrijheid-in-Christus werkt in onze omgang met de aardse goederen. Bij de vrucht van de Geest is de verhouding tot de ander altijd aanwezig. Je bent trouw aan iemand, blij met wat je uit de hand van een ander of de Ander ontving; je hebt vrede met of geduld met iemand; we zorgen goed voor iemand of iets, de natuur bijvoorbeeld. Het gaat steeds om verbondenheid, solidariteit, verantwoordelijkheid.
Bij de werken van het vlees is de verhouding tot de ander daarentegen afwezig, pervers of die van misbruik. Het hoeft geen nader betoog. Overspel, hoererij, losbandigheid, jaloezie, ruzie, afgunst, moord, dronkenschap maken de omgang met de aardse goederen tot misbruik, uitbuiting, wedijver ten koste van mensen, dieren en planten.

Gaat het bij slavernij om machten, om het slavenhuis waar wij uitgeleid (moeten) worden, bij de werken van het vlees gaat het om zonden, om wilsdaden, om verantwoordelijkheid dus. Wij zijn het zélf die toegeven aan de hartstochten en begeerten.[2] De roep daartegenover is om te leven in het spoor van de Geest van Christus. Dat impliceert in een voortdurende relatie tot de naaste, die ons vraagt om onze goedheid, onze trouw en ons geduld en onze zelfbeheersing.
Om dat te kunnen, moeten we ‘staan in de vrijheid van Christus’. Om telkens de keuze te maken om het roer om te gooien, om een stap terug te doen, om te bezitten als niet bezittende, moeten we blijven in het spoor van de Geest. Het Johannesevangelie spreekt dan over ‘blijven in Hem’, en ‘zijn woorden die in ons blijven’.

Het gesprek in de gemeente moet dus ook hierover gaan: over de christelijke deugden en hoe die concreet worden geleefd in gedrag rond vakanties, eten, drinken, kleding, huizen. De vrucht van de Geest is de ‘christelijke invulling’ van de hoofddeugden die we ook bij de Stoa aantreffen. Ze lopen bij de apostel ook wel vaak door elkaar heen. Hoe werken deze deugden door in de omgang met mens en natuur in de seksuele ethiek, de omgang met bezit, met drank, met sport en spel, met geld en goed? Dat vraagt verkondiging die hier de hoorders op scherp zet: God of de goden, God of de Mammon, Christus of deze of die macht.
Terug naar de beginvraag van de redactie. Hoe komt het tot een gesprek in de christelijke gemeente dat mensen helpt om te zien wat er echt aan de hand is en om goede keuzen te maken in de dilemma’s waar ze dagelijks mee worstelen? Vier aandachtspunten:

Geen heilloze antithese
Ik herinner mij de slogan van een land-brede beweging in 1971-1972, geïnitieerd door evangelist Ben Hoekendijk: ‘Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen’. De beweging met grote massabijeenkomsten was gericht tegen het verval van waarden en normen in het Nederland van na de jaren ‘60. Het model was dat van de antithese: de meerderheid dendert voort op de brede weg van verval; de minderheid bewandelt het smalle pad, zit aan de goede kant, en moet zo een lichtend voorbeeld zijn voor de meerderheid. Zo dus niet. Al te vaak gaat het sowieso mis, met die minderheid. Die haalt zelf het hoge ideaal niet. En het boegbeeld van de beweging vliegt nog wel eens uit de bocht. Maar – en dat is belangrijker in relatie tot onze thematiek – de antithese doet meestal geen recht aan de complexiteit van de werkelijkheid en is derhalve niet solidair. De werkelijkheid rond duurzaamheidsvragen is zelden zwart-wit. Er is heel veel grijs, ook in eigen handelen. Dus: niet op de wijze van de antithese, maar hoe dan wel?

Een niet-gepolitiseerd gesprek
Gemeente en kerkenraad moeten zich goed bewust zijn van het onderscheid van de gemeente en de samenleving. Dat lijkt mij in dit verband van groot belang. De ekklesia is niet de polis. Het gesprek in de gemeente van Christus over onze omgang met de aardse goederen is dus geen politiek gesprek. Het is het gesprek over het leven met God, medemensen en medeschepselen, zoals dat leven bedoeld is. Het is een gesprek over motieven en keuzen, over gewetensvorming én gewetensnood. Het gaat over de noodzaak van radicale keuzen én het maken van vuile handen. Het doel is goede keuzes te maken, bij goede keuzes te volharden in werk, bedrijf en studie. Het gesprek staat in het kader van het gebed en de voorbeden. Uiteraard is voortdurend de polis in beeld of in gedachten bij de deelnemers. We leven en werken in de polis. Alles is in die zin politiek. Maar in de gemeente gaat het om de laatste dingen, en het gesprek daarover scherpt ons in ons onderscheiden van de voorlaatste dingen.

Verbonden sluiten
Het voorgaande klinkt nogal veilig: praten, elkaar niet veroordelen of de maat nemen en de waarheid in het midden laten, de status quo dus. Dat kan. De consequentie is wel dat de kerk haar gezag verliest en aan een nieuwe generatie niets te zeggen heeft.[3] Principieel kan het echter niet. Als het erop aankomt, is de kerk compromisloos. Het is God of de afgoden. Daarin is de ekklesia dus óók niet de polis.
Kernwoorden in het politieke debat over duurzaamheid zijn ‘verdrag’, ‘afspraak’, en vooral: ‘convenant’. Tussen landen, tussen overheid en bedrijfsleven, tussen en binnen bedrijfstakken. Zo werkt het. En we zijn ons bewust van het hoge wens-gehalte ervan. Pas bij een ramp, of wanneer de tijd echt gaat dringen, komt het tot uitvoering van politieke voornemens en besluiten.
Kernwoorden in de gemeente van Christus zijn ‘verbond’ en ‘belofte’. In het leven coram deo gaat het niet om contracten, maar sluiten wij een verbond, en doen wij beloften. Dat gaat dieper dan afspraken, en zeker dieper dan voornemens. Daarom waarschuwt de Bijbel om niet te snel iets te beloven of een verbond aan te gaan. Maar onverlet: wie zich verbindt met de ander in trouw, zelfbeheersing, goedheid, enzovoort, weet dat het uitloopt op het sluiten van een verbond rond consumptiegoederen, voedsel, levensstijl, reisgedrag, uitlopend op concrete beloften tot bepaald gedrag. Als daar zijn: niet meer vliegen voor vakanties, naar vermogen overgaan tot biologisch geteeld voedsel, aanleren van ander koopgedrag, en zo veel meer te noemen.
De gemeente is bij uitstek de ruimte om dat soort verbindingen ook met elkaar aan te gaan, verbonden te sluiten, beloften te doen en elkaar daarin te stimuleren en in de eigen werkomgeving desnoods radicale posities in te nemen, klokkenluiders te steunen.

Voorgangers met lef en goede theologie
Hiermee afsluiten is riskant. Vooral wanneer de schrijver zelf emeritus is, en vrij laat pas echt wakker geworden is als het gaat om dit thema. ‘Geneesheer, genees uzelf’, is dan een verdiende repliek. Toch is het waar. In de structuur van een kerk, überhaupt van een gemeenschap met een missie, is de voorganger onontbeerlijk: als initiator, inspirator, en zo veel meer. Zijn of haar integriteit is zeker ook hier in het geding. Gaat hij, gaat zij ook daadwerkelijk voor in levenskeuzen? En gáát hij of zij er ook voor? Dat vraagt lef. En goede theologie. Ik hoop dat de theologische inzet van deze bijdrage daaraan bijdraagt.

Dr. H. de Leede is emeritus predikant te Amersfoort, en was tot 2015 betrokken bij de opleiding en nascholing van predikanten.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

[1] Efeziërs 2:2 heeft het over ‘de god van deze wereld’ en ‘de heerser over de machten in de lucht’.
[2] Wie volhardt in het doen van de werken van het vlees, raakt er ook steeds dieper in verstrikt. Hij of zij raakt verslaafd, gevangen. Daar blijft iemand óók verantwoordelijk. Bekering wordt wel hoe langer hoe moeilijker. De zonde wordt tot macht die alleen door het bevrijdend Woord van de andere zijde kan worden verbroken. Het omgekeerde geldt ook en is wellicht anno 2021 actueler dan ooit: leven in slavernij kan zo tot je ‘natuurlijke habitat’ zijn geworden, dat je je van geen kwaad bewust bent dat allerlei handelen behoort tot de werken van het vlees. Handelen waarvan geldt dat het gewoon is, en ‘iedereen het doet’. Pas als ons de schellen van de ogen vallen, zien we het. Dat is de bevrijdende kracht van de ontdekking van de zonde: een belangrijke functie van de preek.
[3] Het is nog te vroeg om – zeker vanuit Nederland – in te schatten wat er gaande is, maar de berichten dat een jongere generatie evangelicals in de USA massaal de kerken verlaat, uit onvrede over, protest tegen de onkritische houding van hun kerken ten opzichte van Trump en diens politieke keuzes ten aanzien van klimaatverandering, zijn een signaal. Of zal blijken: teken aan de wand.

 

  • Raadplegingen: 1335