nr1 • 2021 • Botten aanschreeuwen
36e jaargang nr. 1 (september 2021)
thema: Nazomernummer
Piet de Jong
Botten aanschreeuwen
Ezechiël 37: 1-10
In een nachtmerrieachtig visioen voert de Geest van God Ezechiël in een dal vol dorre doodsbeenderen. Een soort massagraf. In dit dal moet een slachting hebben plaatsgevonden. De lijken zijn inmiddels verteerd, er liggen alleen nog maar botten en schedels. Totaal uitgedroogd in de laaiende hitte. Van de Geest van God moet Ezechiël eromheen lopen en dan nog eens, en nog eens. En ook er dwars doorheen. Hij moet er heel goed en heel lang naar kijken van de Geest.
Ezechiël begrijpt meteen: dit is een beeld van het volk Israël. Zo dor en stil als die botten en schedels zijn, zo totaal verdord is op dit moment de hoop van het volk in Babel. Ezechiël weet er alles van. Als gijzelaar is hij meegevoerd uit Jeruzalem. Zeg maar bij de eerste golf. Hij hoorde bij een elitefamilie, hij was geen jongen van de straat, maar een intellectueel. Die zijn vaak extra de klos. Eerst was men nog erg optimistisch: even volhouden, even doorbijten. Maar Jeruzalem werd verwoest, de tweede golf. En toen was men als volk totaal wanhopig. In die verre vreemde omstandigheden werd hij geroepen tot profeet — priesterzoon — voor Israëlieten op het nulpunt. ‘Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen’, zeiden ze, ‘onze levensdraad is afgesneden’, zo was alle dagen de stemming. Afgesneden zijn is een harde zaak. ‘Niet het snijden doet zo pijn, maar het afgesneden zijn.’ Afgesneden van Jeruzalem en vooral van God. Deze wereld? Eén massagraf.
‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’
‘HEER, mijn God, dat weet U alleen.’
Voor wie verlangt naar vernieuwing voor zichzelf en voor alle gemeenten van onze Protestantse Kerk — en de anderen kerken — is dit een heel bijzonder verhaal. Zeker na meer dan een jaar naar alle kanten verstrooid te zijn geweest over onze huizen op de dag van de HERE. Kerkdeuren op slot. Binnen een paar mannekes die op knopjes drukten. De crisis lijkt nu voorbij te zijn. Elk nadeel heeft zijn voordeel, plegen we te zeggen. Maar het is naar mijn indruk nog erg stil in de kerk. En het was al zo stil. Als dominee dacht ik wel eens: als ik nu over ga in het Russisch, hoelang zou het duren voordat iemand zegt: ik geloof dat ik hem niet meer kan volgen. 10 seconden of 10 minuten? Edgar Holder, een sympathieke pinkstervoorganger in Hoogvliet is gewend als het erg stil is tijdens zijn preek, te vragen: `Kan ik amen horen?’ En ja, dan reageren mensen. `Amen, amen’, roepen ze luid door elkaar.
Maar of dat ook nog kan met zulke uitgedroogde botten in onze kerken? De mensen die al jaren geestelijk liggen te verdorren? Kan dat? Laten we vooral ook onszelf insluiten. Een ziel zo plat als een tegelpad, dat komt voor. En kan dat nog wat worden? Een beetje stotterend zegt de profeet:
‘HEER, mijn God, dat weet U alleen!’
God zegt: Profeteer! Schreeuw tegen die botten: Dooie harde schedels: wordt zacht en vol leven! Harde oude botten: luister en wordt nieuw! Profeteer, schreeuw. Bij zoveel dood moet je hard schreeuwen als profeet, stel ik me voor. En kijk, ineens beweging. Een geratel van benen en botten die zich vreemd aaneenvoegen. Been aan been, botje bij botje en schedel aan schouder. Tot complete lichamen met spieren, zenuwen, vlees en een prachtige nieuwe glanzende huid. Prachtig zien de lichamen er nu uit. Alleen, stelt de profeet vast, alles is wel aanwezig, maar ze ademen niet. Er is geen geest in hen, geen levensgeest. Er zit nog geen greintje leven in die lijven. Letterlijk zelfs zonder het woordje ‘nog’: er zit geen greintje leven in die mooie lichamen. Stil liggen ze rond de profeet. Alles zit erop en eraan, alleen: geen leven! Geen geest! Dit is nog triester dan het begin.
Aangrijpend. Zulke mensen kun je alle dagen tegenkomen. Alles hebben ze, mooi lijf, baan, auto, inkomen, vaak overcompleet alles aanwezig. Maar leven? Ik zit wel eens in de tram om me heen te kijken. Wat een mooie mensen veelal, maar leven ze ook?
Ezechiël moet nog een keer profeteren. Nu tegen de Geest van God. God zegt: profeteer tegen de wind. Ofwel roep de Ruach van God. De adem, de levensgeest. ‘Profeteer en zeg: Geest van hierboven! Geest van God, kom uit de vier windstreken, uit alle hoeken, en blaas in deze dode lichamen, zodat zij leven.’
En dan komt de levensgeest en blaast in al die stille lichamen. En de dode lichamen beginnen te trillen en te bewegen, de mensen komen langzaam overeind. Ze gaan staan op hun voeten. Als ze allemaal staan vormen ze volgens de profeet een groot leger. Eerst samen power nul, nu samen de power als van een groot leger. Wat een explosie van nieuw leven en nieuwe levenskracht. Als de Geest van God komt na de tweede profetie.
Ik probeert te begrijpen. Voor echte vernieuwing — nu de crisis voorbij is en er weer een echte startzondag mogelijk is — zijn twee dingen nodig. Eerst moet alles weer op zijn plek komen als volk van God. Been aan been, schedel aan schouder. Ieder moet zijn plek weten en zijn taak op zich nemen. Met liefde en toewijding. In de kerkenraad, de eredienst, pastoraat, kinder- of jongerenwerk, Bijbel- en vrouwenkring. Been aan been, botje aan botje.
Maar om te bewegen, om op te staan en te leven is een tweede daad van God nodig: ons persoonlijk door Hem laten aanspreken, en gaan inzetten. Zeg maar: ontvankelijk worden, je jas wijd opendoen, wind opvangen, en je gelovig overgeven aan Christus. Profeteren is hier zoiets als roepen in de kracht van de Geest tot de Geest. Dat is nog anders dan het spreken van de woorden van God tot dorre botten. Dan is de profeet de levenwekkende stem van de eeuwige Stem. Fluisterend bij bijvoorbeeld een zieke, maar midden in het leven mag er qua dictie best een tandje bij. Qua directheid, duidelijkheid, volume ook. Profeteer, schreeuw richting die botten. Maar om te gaan leven is de Geest nodig. Is afdaling van God zelf nodig. De Geest komt van buiten, die moet geroepen worden, dringend uitgenodigd. Vanuit de vier hoeken der aarde. Van buiten. Alles wacht, op de Geest van God. Zonder welke je geloof blijft haperen. Terugvallen misschien ook.
Er was nog geen geest in hen… Dat is Pasen zonder Pinksteren. Dat is Jezus zonder de Geest. Dat is geloof zonder leven. Dat is een Protestantse Kerk in Nederland, met alle regels en ordinanties op hun plek, maar geen echt leven.
Geest van God. Bezielend, vervullend. Ik weet, ik haal nu bewust even de dingen een beetje uit elkaar. Dingen die je eigenlijk niet uit elkaar kúnt halen. Maar toch: nogal wat mensen zijn op zoek naar de geest in zichzelf. En ze graven diep in zichzelf, al dan niet geholpen door een leger hulpverleners. Maar de Geest komt van buiten. Pas dan raken we de verdorring voorbij. En de verveling, het geestelijke vegeteren en sukkelen, passief, zonder doel en zonder innerlijke kracht. Het optimisme zonder grond, maar ook alle geklaag en gejammer zonder verlegenheid om de Geest van God.
Hoor, Heil’ge Geest, wij roepen U!
Kom, wees aanwezig in het woord;
Wek onze geest, opdat hij hoort
Wek ons tot leven, hier en nu (Liedboek 250)
P.L. de Jong is emeritus predikant (PKN) en redactielid van Kontekstueel.
Mailadres:
- Raadplegingen: 1152