Skip to main content

nr1 • 2021 • Over bidden in de nacht

36e jaargang nr. 1 (september 2021)
thema: Nazomernummer

Barbara Lamain
Laatst geboekt
Over bidden in de nacht, en over metaforen voor God

‘Priester Tish Warren kon een jaar niet meer bidden.’ Zo kopt Trouw in het recente interview met Tish Harrison Warren, schrijfster van Prayer in the Night. For Those Who Work or Watch or Weep (Downers Grove, 2021)[1]. Het gaat verder: ‘Tijdens een diepe crisis wist de Anglicaanse priester niet meer of ze geloofde.’ Een kop die het goed doet. Een kop die aansluit bij de (Nederlandse?) trend om twijfelen bijna tot norm te verheffen.
Elke moderne, zichzelf respecterende priester of dominee die twijfelt toch aan God en geloof? En jawel, hier heeft de Trouw-redactie een hippe, vrouwelijke Anglicaanse ‘priest’ van overzee gevonden die ons hierin bevestigt. Het is de vraag of deze kop en opening recht doen aan het boek, en recht doen aan het verhaal van Warren. Het interview zelf deed dat gelukkig wel.

Miskraam
Het boek is niet zozeer een verslag van twijfel. Het is een indrukwekkend getuigenis over worstelen met God in een donkere periode: de ervaring dat God ver weg is, en de ervaring om gedragen te worden in en door de woorden van de kerk en de gebeden van de kerk. Waardoor je je eigen verhaal kunt plaatsen in het grote verhaal van God met deze wereld: Hij heeft beslissend gehandeld in de dood en de opstanding van Christus en we zien uit naar Zijn komst.
Warren beschrijft een donkere tijd in haar leven. Dit was een periode waarin ze twee miskramen beleefde. Ze beschrijft de eerste miskraam. Ze verloor ineens zoveel bloed dat haar man Jonathan — tevens priester — haar in allerijl naar het ziekenhuis bracht. Hij dacht dat zij het niet zou redden. Liggend in de ziekenhuiskamer, omringd met ziekenhuispersoneel, schreeuwde Tish naar Jonathan: ‘Compline! I want to pray Compline!’ (p. 6). In de heftigheid van het plotselinge verlies van haar baby, besefte ze dat ze dit gebed even hard nodig had als het infuus met de bloedtransfusie.
‘Waarom wilde ik zo plotseling en zo wanhopig graag de completen bidden, daar onder de neonverlichting van een ziekenhuiskamer? Omdat ik wilde bidden, maar geen woorden kon vinden. Niet dat ‘Help! Zorg dat het bloeden stopt!’ niet heilig of netjes genoeg was. (...) Ik wilde genezing – maar ik had meer nodig dan alleen genezing. Dit moment van crisis moest zijn plek vinden in iets groters: de gebeden van de kerk, ja, maar nog meer, het weidse mysterie van God, de zekerheid van Gods kracht, de geruststelling van Gods goedheid.
Opnieuw moest ik besluiten, op dat moment, toen ik niet wist hoe de dingen zouden lopen met mijn dode baby en mijn gebroken lichaam, of al die dingen die ik verkondigde over God die van me hield en er voor me was, of die wel klopten. Maar ik was dodelijk vermoeid. Mijn hart was gebroken. Ik kon geen spontaan en vurig geloof tevoorschijn toveren (...) Ik probeerde binnen te gaan in de waarheid die groot genoeg was om mijn eigen broosheid, kwetsbaarheid en zwakke geloof vast te houden – een waarheid die evenzeer te ontkennen is als dat die vaststaand is. Maar hoe kon ik, doordrenkt met tranen en bloed, op een plek zonder woorden en zonder zekerheid, die waarheid vastgrijpen?
Die nacht greep ik me vast aan de realiteit van Gods goedheid en liefde door de gewoonten van de kerk op te pakken. In het bijzonder door het getijdengebed te bidden. (...) Door gebed waagde ik het om te geloven dat God te midden van mijn chaos en pijn aanwezig was, wat er ook zou komen. Ik strekte me uit naar een werkelijkheid die groter en blijvender was dan wat ik voelde op dat moment’ (p. 6, 7).

Completen
Een gebed uit de ‘completen’ vormt de leidraad voor dit boek. Het gebed dat God vraagt om te waken over hen die werken, waken en wenen deze nacht, en dat vraagt om bescherming van zijn engelen over hen die slapen. Het vraagt om Gods zorg voor de zieken, rust voor de vermoeiden, zegen voor de stervenden, verlichting voor de lijdenden, compassie voor de bedroefden, bescherming voor de vreugdevollen. Vanwege Christus’ liefde. In het boek beschrijft ze deze verschillende levenssituaties en hoe daarin Gods bemoeienis oplicht.

Het boek is zeer aanbevelenswaardig. Vanwege de inhoud en ter aanmoediging van je eigen avondgebed. In mijn jeugd groeide ik op met een mix van vaste gebeden en vrije gebeden. De laatste jaren ben ik de vaste gebeden meer gaan waarderen. De vaste gebeden reiken mij taal aan, waar ik uit mezelf niet op zou komen. Mijn vader bidt al decennialang aan tafel dat ‘onze ziel niet aan dit vergankelijk leven kleef’. En met dat hij de woorden zegt, besef ik dat ik dat juist wel doe: aan dit vergankelijk leven kleven. Met alle vezels van mijn bestaan. De woorden blijven haken. En neem bijvoorbeeld het Onzevader: dat is niet zomaar meer het ‘sluitstuk’ van mijn persoonlijk gebed. Veel meer dan bij mijn persoonlijk gebed, ervaar ik dat dit gebed rust geeft. De cadans van de zinnen. De focus van de woorden: Uw Naam, Uw Koninkrijk, Uw wil… Ook al bidden we het alleen, we bidden niet voor ‘ik’ en ‘mijn’, maar voor ‘ons’: ‘ons dagelijks brood’, ‘onze schulden’, ‘leid ons niet in verzoeking’. Afgesloten met de woorden die ons hart de juiste richting geven: van U, van U, van U: het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. Tish Warren zet mij ertoe aan mijn avondgebed in te bedden in de vaste gebeden van de kerk.

God en de Iraanse kleermaker
Een ander boek dat mij raakte was een boek van Lauren Winner: Wearing God. Clothing, Laughter, Fire, and Other Overlooked Ways of Meeting God (New York, 2015).[2] Winner heeft een dubbele bekering achter de rug. Opgegroeid in een liberaal joods gezin, bekeerde zij zich tot het orthodoxe jodendom. Totdat ‘she fell in love with Jesus’, zoals ze het zelf onder woorden brengt. Sindsdien is ze christen. Toch had Winner jarenlang het gevoel dat ze ver weg van God was. Daar kwam verandering in. Ze ging God opmerken om haar heen. Ze besefte dat haar beelden van God oud waren. Het bracht haar tot een zoektocht in de Bijbel naar metaforen voor God.
In de meeste kerken gebruiken we een paar beelden voor God: bijvoorbeeld Vader, Herder en Koning. Deze beelden gebruiken we in gebeden, liederen en preken. We gebruiken deze beelden zo veel, dat ze afstompen. Het zijn beelden die veelzeggend en actueel waren in de tijd van de Bijbel. In ons dagelijks leven komen wij tegenwoordig zelden meer een herder tegen. En een koning speelt alleen nog een symbolische rol.
De Bijbel gebruikt honderden metaforen voor God. Bijvoorbeeld de metafoor van een dakloze man, kleding, vuur en water. Metaforen die we gebruiken voor God hebben impact. Wat betekenen de metaforen die we gebruiken voor de manier waarop we God dienen, aanbidden, aanroepen? Hoe bidden we tot God die vader, koning is of herder? Hoe bidden we tot God als moeder en als dakloze man? Wat betekenen deze metaforen voor hoe we elkaar benaderen? Wij zijn immers ook geschapen naar het beeld van God (p. 5-8).
In haar boek belicht Winner een paar van de Bijbelse metaforen. Ze kiest enkele die dichtbij haar dagelijks leven staan: de metafoor van kleding, reuk, brood en wijnrank, een barende vrouw, lachen en vuur (p. 14,15).

‘One of the invitations of this book – and I think, of the Bible – is this: you can discover things about God by looking around your ordinary, everyday life. An ordinary Tuesday – what you wear, what you eat, and how you experience the weather – has something to offer you about God. There is a method here, and it is Jesus’s method. Jesus, after all, specialized in asking people to steep themselves in the words of the scriptures and then to look around their ordinary Tuesdays to see what they could see about holiness and life with God. This is not merely entertaining wordplay to give overactive minds something pious to do. It is the Bible’s way of making us aware of God and of the world in which we meet God’ (p. 15, 16).
Het voorbeeld van kleding. Na de zondeval lezen we over God als kleermaker. ‘God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan’ (Gen. 3:21). Bij het naaien van kleren denk ik eerder aan mijn kleermaker die is gevlucht uit Iran en berooid hier opnieuw begon, dan aan God. Blijkbaar doet God ook wat de Iraanse kleermaker doet; daar is Hij niet te hoog voor. Dat God kleren maakte voor Adam en Eva wordt wel gezien als teken van schaamte voor naaktheid. Misschien was het vooral een gave van oneindige tederheid. In het Nieuwe Testament leren we dat God ons zelfs kleedt met zijn Zoon. ‘U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed’ (Gal. 3:27). Wat betekent het om Christus voor te stellen als een warme winterjas, of een feestjurk of een comfortabel vest? Het aantrekken van kleren doen we elke dag. Doen we elke dag ook Christus aan?

Kleding vormt onze identiteit en ons zelfbeeld, en communiceert daar iets over. Zoals rouwkleding je persoonlijke situatie communiceert. Kleding creëert of benadrukt gemeenschap en daarmee ook grenzen. Ook die van sociale status en man/vrouw-zijn. Tegelijkertijd kan het ook grenzen doen vervagen, zoals schooluniformen het verschil tussen arm en rijk pogen weg te nemen. Het genoemde vers in Galaten wordt direct gevolgd door het vers dat beschrijft hoe Christus drie belangrijke verschillen tenietdoet, die juist bij uitstek benadrukt werden door kleding: etnische verschillen (Jood/Griek), sociale en machtsverschillen (slaven/vrijen) en verschillen tussen de geslachten (man/vrouw). We zijn één in Christus. Jezus is dus niet het soort kleding dat sociaal verschil creëert, maar het soort kleding dat dat tenietdoet. God kleedt ons (Genesis 3). Christus is onze kleding (Galaten 3). Vervolgens betrekt Hij ons zelf in de handeling van het kleden door ons op te dragen onze naasten te kleden (Matteüs 25:31-46, Jakobus 2:14-17). Het kleden van anderen is zelfs de test voor discipelschap (p. 31-58). Tegelijk blijft ons lichaam voor velen van ons omgeven door schaamte: over ons lichaam zelf (te groot/klein, te dun/dik etc.), of over datgene wat we met ons lichaam hebben meegemaakt of gedaan. God kleedt ons met zichzelf. ‘God is as close to my shame as this shawl is to my shoulders. (...) While I feel cloaked with shame, God is tenderly stitching me a suit of clothes. The clothing is God’s own self’ (p. 59/60). Wanneer ik dat werkelijk kan geloven, dan zal ook mijn schaamte verdwijnen.

B.E. Lamain is predikant van de Protestantse gemeente ’t Woudt – Den Hoorn en redactielid van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Noten:
[1] Interview in Trouw van 2 juli 2021, door Marinde van der Breggen, naar aanleiding van de publicatie van de Nederlandse vertaling van dit boek: Bidden in de nacht. Voor wie werken, waken en wenen (Franeker, 2021).
[2] Lauren Winner is Associate Professor van Christian Spirituality bij Duke Divinity School in Durham, North Carolina en is ‘priest’ in de Episcopal Church (VS) die gelieerd is aan de Anglicaanse kerk.

 

  • Raadplegingen: 1833