Skip to main content

nr2 • 2021 • Maria en haar lofzang

36e jaargang nr. 2 (november 2021)
thema: Maria: icoon van genade

Maria en haar lofzang
Hanna Rijken

Toen ik het boek van Arnold Huijgen in handen kreeg, was ik aangenaam verrast door de voorkant. Daar stond Maria. Ik moest denken aan een voorval tijdens een redactievergadering van het Liedboek (2013). Nienke van Andel reflecteert ook op deze gebeurtenis in haar proefschrift Composing a Canon, in het hoofdstuk ‘Gender’.[1] Op de redactietafel lag een bekend kerstlied uit Baskenland, waarvan de Engelse titel luidt: ‘Gabriel’s message’. De eerste regel is ‘The angel Gabriel from heaven came’. In deze carol wordt de annunciatie bezongen, het bezoek van de engel Gabriel aan Maria, de ‘most highly favoured lady’. In strofe 3 staat:

Then gentle Mary meekly bowed her head
"To me be as it pleaseth God," she said,
"My soul shall laud and magnify his holy name." (…)

Er lag een concept Nederlandse vertaling op tafel ter bespreking: ‘Verlegen kijkt Maria, buigt haar hoofd…’ De twee vrouwen in de redactie zetten vraagtekens bij deze vertaling. Hoe heeft Maria gekeken? Verlegen? Wat zegt de Bijbel daarover? De tekst bleef aanvankelijk

hoe hij was. Enige tijd later lag de vertaling opnieuw op tafel, met de opmerking van een supervisor dat er toch nog eens naar de betreffende zin gekeken moest worden. Het resultaat is te vinden in het Liedboek: ‘Verwonderd kijkt Maria, heft haar hoofd / en zegt: voor mij is goed wat God belooft’ (Lied 443). Toen ik het boek Maria in handen kreeg, zongen ineens die regels weer door mijn hoofd. Hier staat Maria, verwonderd, met geheven hoofd.

Schoonheid
Eén van de redenen waarom Arnold Huijgen het boek geschreven heeft, is het verlangen naar schoonheid. Hij schrijft hierover in de inleiding van het boek en de betreffende alinea heeft als kopje ‘Magnificat’ (p. 17-19). Van harte ben ik het met hem eens dat in de gereformeerde Reformatie schoonheid op de achtergrond is geraakt. Huijgen pleit ervoor om naast waarheid en goedheid ook oog te hebben voor schoonheid. De bekende Engelse dichter John Keats schreef: ‘Beauty is truth, truth beauty, –that is all / Ye know on earth, and all ye need to know.’[2] Willem Barnard haakte daarop in en legt uit dat hij voor de anglicana is gevallen, omdat in zo’n kerk, zo’n tempel van truth, ook de beauty thuis is.[3]
In Nederland, en zeker ook binnen de gereformeerde gezindte, is er een hunkering naar schoonheid. Dat is een van de uitkomsten van mijn promotieonderzoek ‘My Soul Doth Magnify’, waarin ik mij richt op de toe-eigening van de anglicaanse choral evensong in Nederland.[4] Ook uit het postdoctoraal vervolgonderzoek Choral Evensong Experiences dat ik sinds 2019 uitvoer, blijkt dat de ervaring van schoonheid, in samenhang met verstilling en heiligheid, belangrijke redenen zijn waarom mensen uit de hele breedte van de kerk naar de evensong komen. Eén op de drie is afkomstig uit de gereformeerde gezindte. De hunkering naar schoonheid laat mijns inziens zien dat op het terrein van de liturgie de gereformeerde Reformatie te radicaal is geweest. Dat was ook een stelling bij mijn proefschrift. Een ander deel van de bezoekers van choral evensongs, ook ongeveer een derde, is niet-kerkelijk. Juist in een tijd van secularisatie is het waardevol om te onderzoeken waarom mensen die op zondagmorgen niet of niet meer meer naar de kerk gaan, wel naar de evensong komen. De anglicaanse theoloog en musicus Jonathan Arnold legt in zijn boek Sacred Music in Secular Society uit dat sacrale muziek een brug kan vormen die niet-kerkelijken opnieuw of voor het eerst in contact brengt met de kerkelijk traditie.[5] Het is boeiend dat Huijgen de hunkering naar schoonheid aan de tekst en muziek van het Magnificat koppelt. Niet ieder gezongen Magnificat is per definitie als schoon te benoemen. Maar de kwaliteit van Engelse kathedrale koren, en ook bijvoorbeeld het op Engelse leest geschoeide Kampen Boys Choir, staat borg voor schoonheid. Huijgen beschrijft hoe zijn ziel wordt opgetild in de evensong. Muzikale schoonheid kan verbinding tussen hemel en aarde teweegbrengen: ‘through musical beauty, the sacred is encountered’.[6]

Liturgie
In deel III, ‘Slot’, refereert Huijgen aan het feit dat het Magnificat deel uitmaakt van de liturgie voor de vespers, en ook in de anglicaanse evensong dagelijks gezongen wordt. Hij noemt het ‘goed reformatorisch’ om het Magnificat vaak te zingen en verwijst naar Luther, die zelfs vond dat je het Magnificat tweemaal per dag moet zingen (324). Het Magnificat is het danklied van Maria, de moeder van Jezus, en is te vinden in het Evangelie van Lucas. ‘Magnificat’ is het eerste woord van de Latijnse tekst. Het komt van magnificare, groot maken. Het Magnificat is een van de cantica, lofzangen in de Bijbel. Dat zijn hymnische passages buiten het boek Psalmen om.
Bij voorbereidingen van choral evensongs in Nederland is het weleens gebeurd dat een voorganger opmerkte: ‘Zingen we zondag de lofzang van Maria? Maar het is hartje zomer!’ In de gereformeerde traditie wordt de lofzang van Maria vanouds alleen in de Adventstijd gezongen, zoals Huijgen ook opmerkt. In het dagelijks gebed, de getijdenliturgie zoals ook in de kloosters wordt gevierd, heeft het Magnificat een plek gekregen in het avondgebed. In de Oosterse liturgie is het Magnificat echter het canticum van het ochtendgebed. Waarom wordt het Magnificat in de Westerse kerken ‘s avonds gezongen? Hierover bestaan verschillende opvattingen. De dertiende-eeuwse geleerde William Durandus verwijst naar Maria als avondster. Willem Barnard zegt het zo: ‘Sinds het begin van de zesde eeuw wordt op talloze plaatsen die hymne [het Magnificat] aangeheven, dag na dag, bij het avondgebed. Dat is een aanwijzing. Als het duister wordt, moeten wij God ‘groot maken’ en elkander de belofte van een nieuwe aarde, de droom van sjaloom, te binnen brengen.’[7]
Huijgen schrijft dat het Magnificat in de evensong tussen de twee lezingen in staat (18). Technisch gezien is dat juist, maar het Magnificat is niet zomaar een tussenzang. In de vespers functioneert het Magnifcat als het evangelie en is daarmee het hoogtepunt van de viering. Dat is ook in de evensong het geval. Men gaat staan bij het Magnificat en Nunc dimittis. In evensongs in protestants Nederland blijft men vaak zitten. Een consequentie hiervan is dat evensongs in de protestantse traditie in Nederland concertanter kunnen aandoen. Het koor zingt, de mensen luisteren. Door te gaan staan, geef je aan dat je instemt met de lofzang.

Muziek
Huijgen noemt Maria’s lied een nieuwtestamentische psalm. Ook muzikaal gezien hebben de cantica in de monastieke traditie dezelfde vorm als de psalmen. Ze worden eenstemmig gereciteerd op een psalmtoon (een eenvoudige muzikale formule), over en weer, alternerend. In sommige monumentale kerken getuigen de koorbanken nog altijd van dit gebruik. Net als de psalmen worden de cantica in de getijden afgesloten met de doxologie, een trinitarische lofprijzing: ‘Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest...’ Vanaf de late middeleeuwen en de Renaissance gaan componisten meerstemmige toonzettingen schrijven. Bekende componisten (buiten de Church of England) die het Magnificat op muziek gezet hebben, zijn onder vele anderen Orlando di Lasso, Claudio Monteverdi, Heinrich Schütz en Johann Sebastian Bach.

In de gereformeerde Reformatie verdwenen de koren en instrumenten uit de liturgie, de eenstemmige onbegeleide gemeentezang in de strofische vorm kreeg het alleenrecht. Tijdens het symposium rondom Huijgens boek zongen we als slotlied de lofzang van Maria uit het Liedboek voor de kerken, gezang 66: ‘Mijn ziel verheft Gods eer’ met de melodie uit Straatsburg (1539). Aanvankelijk werd deze melodie gebruikt voor psalm 3 in de berijming van Clement Marot. In Datheens Psalmen Davids (1566) werd de melodie gekoppeld aan een berijming van de lofzang van Maria. Wim Kloppenburg noemt deze match ‘een gelukkig tweede huwelijk’ tussen de melodie en de nieuwe tekst. De berijming in het Liedboek voor de kerken is van Johannes Eusebius Voet, bewerkt door Willem Barnard. Barnard spreekt zelf van een soort monumentenzorg. Hij restaureerde wat bewaard kon blijven en verving hetgeen bouwvallig was. Overigens zegt Barnard dat hij de berijming van Muus Jacobse de allerbeste vindt. Die is opgenomen in het Liedboek (2013).

In Engeland bleef de koorzang overeind tijdens de Reformatie. Wel kregen componisten de opdracht om voortaan eenvoudig en verstaanbaar te componeren. De Latijnse teksten werden vertaald in de volkstaal, het Engels. In het werk van de zestiende-eeuwse componist Thomas Tallis is deze omwenteling goed merkbaar. Nadat hij eerst prachtige, polyfone zettingen voor Latijnse teksten had geschreven, volgden nu toonzettingen voor Engelse liturgische teksten. Eenvoudig, maar nog altijd welluidend.
Tijdens de Engelse Reformatie werden de kloosters ontbonden. Reformator en architect van het Book of Common Prayer Thomas Cranmer voegde de verschillende getijden samen tot een ochtendgebed en een avondgebed. Het avondgebed, de evensong, is de samenvoeging van vespers en completen. Vandaar dat in de evensong zowel het Magnificat uit de vespers als het Nunc dimittis uit de completen een plaats heeft. Talloze componisten hebben het Magnificat en Nunc dimittis op muziek gezet, Evening Service genoemd, voor gebruik binnen de anglicaanse liturgie. Waar het Nunc dimittis vaak ingetogen is, is het Magnifcat uitbundig getoonzet. De contrasten in de tekst inspireren componisten tot muzikale tekstuitdrukkingen.

Aanbevelingen
Graag doe ik een oproep aan de verschillende kerkgenootschappen om samen de getijden te vieren. Het liefst dagelijks, en anders toch minstens wekelijks. Zo wordt vanuit de oecumene de lofzang gaande gehouden. Voorts hoop ik van harte dat in de gereformeerde context het besef groeit dat gesproken onberijmde liturgische onderdelen ook gezongen kunnen worden en dat ook koorzang een wezenlijk onderdeel is van de liturgie.
Om het woord schoonheid aan muzikale uitvoeringen van het Magnificat te kunnen koppelen, is koorscholing nodig. Jonge stemmen moeten getraind worden, zodat ze nu en later de lofzang kunnen zingen. Goede scholing kost geld. Het is uiterst urgent dat kerken het belang van koorscholing inzien en daarin gaan investeren. Er ontstaan steeds meer initiatieven op dit gebied buiten de kerk, wat ik van harte toejuich, maar zou het niet een kerntaak van de kerk moeten zijn? Vanwege het verlangen naar schoonheid, om missionaire redenen, maar bovenal om met Maria God de hoogste lof te kunnen toezingen? Verwonderd, met geheven hoofd?

Dr. C.S.H. Rijken is theoloog en musicus, promoveerde in 2017 aan de PThU op de Choral Evensong. Ze werkt als docent en onderzoeker aan het Rotterdams Conservatorium, als postdoc-onderzoeker aan de PThU en is dirigent van het Vocaal Theologen Ensemble en het Codarts Kerkmuziek Ensemble. Ook is ze initiatiefnemer van de Choral Evensong & Pub in Utrecht.

Noten:
[1] Nienke van Andel, Composing a Canon. Creating Networks of Meaning in the Editorial Process of the Hymnbook Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk (2013), 2015, 113-133.
[2] John Keats, Ode on a Grecian Urn, 1918. (slotregels).
[3] Willem Barnard, Orthodox of niks. Notities en overpeinzingen, Utrecht (2008).
[4] Hanna Rijken, ‘My Soul Doth Magnify’. The Appropriation of Anglican Choral Evensong in the Netherlands, Amsterdam (2020).
[5] Jonathan Arnold, Sacred Music in Secular Society, Farnham (2014), 153.
[6] Arnold, Sacred Music in Secular Society, 151.
[7] Barnard, Op een stoel staan, 261.

 

  • Raadplegingen: 1090