Skip to main content

nr2 • 2021 • Maria in Europa

36e jaargang nr. 2 (november 2021)
thema: Maria: icoon van genade

Bram van de Beek
Maria in Europa
Een teken dat weersproken zal worden

In het denken over Maria bestaat de neiging om haar betekenis vanuit eigen behoeften in te vullen. Op die manier ontstaan er vele Maria’s die veraf staan van de Joodse vrouw van tweeduizend jaar geleden. Om Maria recht te doen moeten we met haar beginnen – en dat wil zeggen: met de schaarse gegevens uit de Bijbel over haar. Maria is niet van ons, maar zij is in de eerste plaats wie zij zelf is. Ze is een ander – en dat is lastig.
Buiten de verhalen over de aankondiging en de geboorte van Jezus wordt er in de Bijbel weinig over Maria gesproken. De laatste keer is in Handelingen 1 waar zij samen met de apostelen en een aantal andere volgelingen van Jezus wacht op de komst van de Geest. Als de Geest gekomen is, gaat het verder over de kerk. Daarin is Maria blijkbaar opgegaan, want zij verdwijnt uit het script. Er is verder geen bijzondere positie voor haar. Dat wordt bevestigd door de korte opmerkingen over haar in de evangeliën buiten de geboorteverhalen. Zij staat bij het kruis en daar draagt Jezus haar over aan Johannes. Haar plaats is bij de discipelen. Zij heeft geen bijzondere positie. Dat is al duidelijk gemaakt aan het begin van het evangelie naar Johannes, op de bruiloft in Kana. ‘Vrouw, wat heb Ik met u te maken?’ Zij gaat niet over wat Jezus doen moet, en al helemaal niet over wie Hij is. De scene waar zij en de broers van Jezus Hem komen opzoeken geeft geen ander beeld. Juist de verschillen in weergave tussen Lucas en de andere synoptici geven de ambivalentie weer die alle gelovigen raakt: wie is binnen en wie is buiten? Dat Maria geen bijzondere positie heeft, wordt door Jezus ook aangeduid in de tempel als Hij twaalf jaar is, de laatste keer dat Hij als kind, voordat Hij zoon der wet wordt, naar het paasfeest gaat. Zijn plek is een andere dan die in de familie. Nu Hij volwassen wordt, gaat Hij zijn eigen weg. Scherp gezegd: Maria mocht Hem in de wereld brengen, maar zodra Hij als zelfstandig mens gaat optreden is voor haar geen bijzondere rol weggelegd.
Dat wordt het meest zichtbaar in de paasverhalen. Dat is een punt dat in het denken over Maria gewoonlijk geen rol speelt: in de paasverhalen komt zij niet voor. Zij is geen getuige van zijn opstanding. Zij krijgt geen bijzondere rol. Ze maakt zelfs geen deel uit van het groepje vrouwen dat er is bij de graflegging en op de paasmorgen. Zij moet het net als de meeste gelovigen doen met van horen zeggen en met geloof.
Het is daarom terecht dat Vaticanum II het vertoog over Maria plaatst in de constitutie over de kerk en geen afzonderlijke mariologie kent.

Hoofdrol
Dit wil echter niet zeggen dat zij binnen die kring van gelovigen geen bijzondere positie inneemt. Dat wordt duidelijk uit het begin van Lucas. De aankondigings- en geboorteverhalen in Matteüs zijn Jozef-verhalen. Daarin speelt Maria alleen een bijrol. Maar in Lucas speelt zij de hoofdrol. Inderdaad de hoofdrol. Die is niet weggelegd voor Jezus, maar voor haar. Wat die rol is, moeten we aan de teksten van het Lucasevangelie zelf ontlenen. Daarin spelen verschillende aspecten een rol.

Allereerst brengt zij haar positie zelf onder woorden in het Magnificat: God komt reddend optreden. Daarin mag zij een rol spelen zoals eerder Hanna, die Samuël voortbracht. Zij staat in de lijn van vrouwen die met ere worden genoemd als de moeder van – en dan niet toevallig maar door God daartoe gekozen. Zij is een van de vrouwen in wie God een nieuw begin maakt. Zij is zelfs degene in wie God zijn definitieve nieuwe begin maakt.
Dat is een lastig aspect van Maria: God maakt in háár een nieuw begin – en niet in ons. God is zijn nieuwe schepping letterlijk in haar begonnen, zo concreet als een zwangerschap is. Hij begon niet in Europa.
Het tweede aspect is dat het niet haar initiatief was. God koos haar. Zij is de begenadigde. Dat is voor moderne Europese mensen ook al lastig: we willen graag het initiatief houden. Huijgen heeft gelijk als hij betoogt dat genade ontvankelijkheid betekent. Zij ontvangt genade. Daarom maakt hij bezwaar tegen de vertaling van de Vulgaat: gratia plena. Taalkundig heeft hij uiteraard gelijk. Maar theologisch maakt het niet uit: wie genade ontvangt wordt een bron van genade. Door Maria leren anderen wat genade is en leren zij leven uit genade – in overgave aan de HEER, fiat mihi: ‘zie hier is uw slavin (of slaaf), doe met mij zoals U hebt gezegd’. Mediteren over Maria is een bron voor een slavenmoraal: volkomen ten dienste van God en de naaste – overstromende genade. Maria – een lastig teken.
Het derde aspect wordt ingebracht door Elisabeth. Zij noemt Maria de Moeder van haar HEER. Dat zegt de vrouw van de priester die zijn mond moest houden omdat hij niet geloofde. Dan spreekt zijn vrouw plaatsvervangend. Zij spreekt de zegen uit die Zacharias niet over zijn lippen kon krijgen: hier is de moeder van de HEER die komt. Als vanzelf komt dan het loflied over de bevrijding op. De trotse mannen, de priesterkaste in Jeruzalem, moeten er het zwijgen toe doen. God woont niet in de tempel in Jeruzalem, maar in de buik van een vrouw. De hemel gaat niet open, maar haar baarmoeder gaat open. Zij is moeder Gods. Niet: uit hoge hemel kom Ik aan, maar uit Maria kom Ik aan. Het druist tegen alles in wat wij ons bij een epifanie voorstellen. Moeder Gods – het blijft lastig.

Ora pro nobis
Maria is een concreet persoon met haar eigen geschiedenis. Dat maakt het onmogelijk om haar ideologisch te claimen. Zij kan een identificatiefiguur zijn, maar ook dan is ze lastig. Het is niet mogelijk om moederschap als algemene categorie aan haar te verbinden, want zij is moeder van God – van dat mensenkind dat ons ter verantwoording roept en redt. Het is niet mogelijk om maagdelijkheid aan haar te verbinden, want deze maagd bracht een zoon voort. Dat heeft weinig met gewone maagdelijkheid te maken. Maria ontglipt ons, vanwege haar identiteit die anders is dan die van enig ander mens.
Zij komt ons het meest nabij waar zij herkenbaar is in haar ‘gewoon’ zijn. Een moeder die dodelijk ongerust is als haar kind van twaalf zoek is. ‘Kind waarom heb je ons dit aangedaan?’ Of als een moeder die haar volwassen zoon aangeeft wat hij moet doen voor anderen – waarop ze wordt afgekat. Zij is herkenbaar als moeder als zij staat bij het kruis van haar geëxecuteerde zoon – met zwijgend lijden.

Zij is een teken van Gods bijzondere genade. Zij is degene door wie God in de wereld kwam. Maar zij kan nooit de plaats van God, zoals Hij in Christus is verschenen, innemen. God heeft in de wereld zijn eigen identiteit: de identiteit van haar zoon. Zijn identiteit wordt niet door haar bepaald. Zijn identiteit is dat Hij om ons mensen en om onze redding mens is geworden, om onze zonden. Dat is zijn identiteit en daar staat zij buiten. Met de genadeleer in engere zin, de verlossing van onze zonden, heeft Maria niets te maken. Maar met de genadeleer in bredere zin heeft zij alles te maken: dat God in de wereld gekomen is. Zij is de plaats waar Hij verscheen. Het eerste hebben de protestanten goed gezien; het tweede hebben de katholieken goed gezien.
Maria is niet de Zoon en dus geen medeverlosseres, dat weten en erkennen katholieken, maar daarover mochten ze wel eens wat eenduidiger zijn. Maar Maria is wel moeder Gods en de plaats waar God is verschenen. Dat moeten protestanten eens goed onder ogen zien. Er is geen mens in de wereld die hoger is dan zij behalve haar zoon. Er is geen zuster in de kerk die meer verbonden is met de HEER dan deze oudste zuster. Daarom bidden we niet tot haar, maar wij vragen haar wel om voor ons te bidden – ora pro nobis. Zij is niet alleen de plaats waar God verscheen – zij is een mens door wie God mens werd, Hem het meest nabij en haar leven en haar identiteit zijn door Hem gestempeld.

Theologie van de plaats
Huigen voert een pleidooi voor een theologie van de plaats. Daarin stem ik helemaal met hem in. Het evangelie is concreet en geen vage spiritualiteit. Daarin kan het denken over Maria een belangrijke betekenis hebben. Zij heeft een concrete plek in de geografie en in de geschiedenis. Zij leefde in Palestina in de eerste eeuw. Daar is God gekomen. Dus niet hier. Maria maakt duidelijk dat een theologie van de plaats gaat over de andere plaats. Hij is elders gekomen en niet hier. Zelfs als je in Nazareth en Bethlehem bent dan was dat het Nazareth of Bethlehem van toen en niet van nu. Juist een theologie van de plaats geeft aan dat we onze zaligheid buiten onszelf moeten zoeken. Het heil van God is van elders tot ons gekomen. Dat geldt ook als we andere verwijsplaatsen van Gods aanwezigheid ontvangen. Daarin kan Maria een belangrijke rol spelen. Jezus is altijd bij ons, omdat zijn Geest geen ander is dan Hijzelf, en wij door de doop in Hem zijn ingedoopt. Tussen Jezus en ons is er een identificatie. Maria blijft altijd de ander. Zij is niet God die in ons woont, maar moeder van God – waar God begon. Zij staat, in tegenstelling van wat meestal wordt betoogd, voor distantie. En het is goed om dat onder ogen te zien. Je moet naar het bedevaartsoord toegaan. Er zijn geen Jezusbedevaartsoorden, want Hij is ons altijd nabij. Het bedevaartsoord van Maria laat ons zien dat het heil elders is verschenen en dat het om genade gaat. Dat geldt ook voor het Mariakapelletje op de kruising buiten je eigen dorp. Je kunt erheen gaan. En als je erheen gaat dan is het weer zaak te beseffen dat dat kapelletje alleen zin heeft als het verbonden is met de parochiekerk: Maria is deel van de kerk en heeft geen eigen business. Mariadevotie zonder kerk is zinloos. Je kunt Maria niet los verkrijgen – hoe lastig dat voor moderne mensen die wel wat spiritualiteit willen ook is. Zelfs als je een Mariabeeld (liever een beeld dan een platgeslagen icoon) in je huis hebt, is zij symbool voor de ander die in je huis is. In dat perspectief is er ook wat te zeggen voor Mariatenhemelopneming: ze is niet beschikbaar. Ze is weggegaan. We hebben slechts haar symbolen. Ze heeft niet haar geest gegeven om altijd bij ons te zijn. Alleen verschijnt ze soms ergens om ons eraan te herinneren dat genade van elders komt.

Dr. A. van de Beek is emeritus hoogleraar symboliek van de Vrije Universiteit in Amsterdam en bijzonder hoogleraar systematische theologie aan de Universiteit van Stellenbosch.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 1015