nr3 • 2022 • De keuze tussen Erasmus en Calvijn
36e jaargang nr. 3 (januari 2022)
thema: Dragen of zeulen: het ambt in de kerk
Niels den Hertog
Laatst geboekt
De keuze tussen Erasmus en Calvijn
In de zomer van 1940 – de bezetting van Nederland door de Duitsers is enkele maanden onderweg – schrijft Koopmans een artikel dat hij publiceert onder de titel De Nederlandsche tradities. In dat stuk stelt hij dat er door de Nederlandse geestesgeschiedenis twee lijnen lopen: een erasmiaanse en een calvinistische. En hoewel deze twee soms in de ethiek tot zelfde uitkomsten geraken, aarzelt Koopmans niet om te schrijven dat het uiteindelijk aankomt op een keuze tussen beide.
Later tijdens de bezetting zal hij dit punt herhalen en daarmee is duidelijk dat het om een diepgewortelde overtuiging gaat. De enigszins romantische eenheid die velen tijdens die eerste maanden van de bezetting tot hun verwondering zien groeien in Nederland (Nederlandse Unie!) zegt Koopmans niet zoveel: ‘Wij zullen moeten blijven aandringen niet maar op de samenwerking van calvinisten en humanisten, maar op de keus tusschen Erasmus en Calvijn.’ Het is geen vraag welke keuze Koopmans maakt. Het christelijk geloof is de ware grond van de rechte humaniteit – en daarom valt zijn keuze op Calvijn.
Koopmans was de enige niet die meende dat er twee lijnen door de Europese geschiedenis lopen die uiteindelijk onverenigbaar zijn en dat er dus gekozen moet worden. In de eerste jaren van het Derde Rijk, nog voor het begin van de oorlog, schreef Stefan Zweig, een Oostenrijkse Jood die Europa ontvluchtte, zowel over Erasmus (1934) als over Calvijn (1936) een boek. Ik ga in het volgende met name in op het boek over Calvijn, maar sla ook een enkele blik op het eerdere boek over Erasmus.
Zweigs boek wordt vaak aangeduid als roman, maar is het eigenlijk niet – op geen enkele manier worden literaire middelen aangewend om het verhaal van Calvijn te vertellen. Het boek is veelmeer een lange aanklacht tegen de reformator. Het gaat Zweig met name om Sebastiaan Castellio, die Calvijn het vuur na aan de schenen legde vanwege diens betrokkenheid bij de verbranding van Michael Servet. Daarmee is dan ook de titel van de Nederlandse vertaling verklaard: Strijd rond een brandstapel. Castellio tegen Calvijn.
Geen roman
Een roman is het boek dus zeker niet. Maar het is ook nauwelijks als een historische reconstructie aan te duiden. Het is eigenlijk niets anders dan een felle, emotionele aanklacht om niet te zeggen: scheldpartij tegen Calvijn van zo’n driehonderd bladzijden. En hoewel Zweig het roemt in Castellio dat deze ‘minzaam en verzoenlijk’ is en dat hij slechts na lange aarzeling de strijd met Calvijn aanbindt (193), blijkt uit zijn eigen boek niets van een vergelijkbare terughoudendheid of verzoenlijkheid. Zweig heeft voor zijn tekening van de beide mannen aan zwart en wit genoeg. Castellio is – net als Erasmus in het eerdere boek – zijn onbetwiste held. Zozeer dat zaken die hij bij Calvijn gegispt heeft (bijvoorbeeld zijn arbeidsethos, 58 en verder) bij Castellio ineens geroemd kunnen worden (119). Het gaat zelfs verder: ook over het uiterlijk van beide mannen spreekt hij in scherp tegengestelde termen. Aan Calvijn is ‘alles hard en leelijk, hoekig en onharmonisch’ en hij heeft een ‘gallig en geel’ gezicht bovendien (59), maar het enig overgebleven portret van Castellio toont een ‘alleszins spiritueel en ernstig gelaat met vrijmoedige (…) oogen onder een hoog, open voorhoofd’ (96).
Calvijn is – het zal inmiddels duidelijk zijn – zonder enige nuancering de schurk. Hij heeft na het sloopwerk waarmee Farel in Geneve de oude orde had afgebroken, een nieuw dictatoriaal regime in de stad gevestigd. Waar Luther en Zwingli de zelfstandigheid van de burgerlijke overheid waren blijven erkennen, aarzelt de Geneefse reformator niet en grijpt hij ook de wereldlijke macht (39). En hij voorziet zichzelf van het nodige instrumentarium om zijn macht te handhaven: een geestelijke politie kan plotseling ‘bij dag en bij nacht’ ter visitatie verschijnen en een huiszoeking uitvoeren. Iedere burger is bij voorbaat verdacht van zonde. (74, 270). Met harde hand wordt er gestraft voor de geringste vergrijpen. En wie het waagt met Calvijn van mening te verschillen, begaat daarmee de grootste misdaad. (156) Dat maakt dat Servet moet sterven en Castellio naar Bazel moet vluchten om een veilig heenkomen te vinden.
Castellio is in alle opzichten het tegendeel van Calvijn, zelfs tot in zijn lichaamsbouw – ik gaf het al aan. En hij is de onbetwiste held van Zweig. Hij heeft begrepen wat de reformatie naar haar diepste wezen was, namelijk een ‘vrijheidsbeweging van de ziel en het geloof’ (57) en daarom hoort hij bij de ‘dienstweigeraars van iedere moreele diktatuur’ (195). Hij neemt het op tegen Calvijn: ‘een mensch verbranden beteekent niet, een leer verdedigen, maar: een mensch dooden’ (18, 234). Maar in deze ongelijke strijd wordt hij vermorzeld.
Hitler
Van vele kanten is erop gewezen dat het portret dat in dit boek van de reformator en diens optreden in Geneve getekend wordt een treffende gelijkenis met Hitler en de eerste jaren van het Derde rijk vertoont. En na lezing van het boek, kan ik dat alleen maar bevestigen. Misschien is dat een verklaring voor de felle, emotionele en onzakelijke toonzetting ervan: het gaat Zweig om iets anders. Zijn protest geldt vooral wat er van Duitsland dreigt te worden onder het naziregime.
Maar zelfs met die kennis in het achterhoofd, blijft het een vermoeiend boek om te lezen. Omdat Zweig hard op de man speelt en meer bezig is om karikaturen te tekenen dan om zorgvuldig te vragen naar wat er gebeurd is. Voor Calvijn heeft hij geen goed woord over terwijl hij van Castellio geen kwaad wil horen – de gemiddelde James Bond-film tekent de verschillende personages genuanceerder. Ik zei het al: aan alle eigenschappen die Zweig zo prijst bij Castellio heeft hij zelf een grandioos gebrek.
Intussen hoef je als lezer je niet af te vragen welke keuze Zweig zou maken. Hij kiest voor de humaniteit van Castellio, die hij als een trouwe leerling van Erasmus tekent. Het boek over Erasmus biedt dan ook niet veel nieuws voor wie het boek over Calvijn gelezen heeft: Luther is de ‘opvliegende fanaticus’ (158) tegenover Erasmus, de ‘vredelievende mens, die zijn tegenstander tot het uiterste tegemoetkomt’ (157). Als Zweig gesteld wordt voor de keuze tussen Erasmus en Calvijn, is het geen vraag waar zijn sympathie ligt. Erasmus en Castellio –die inzetten op redelijkheid, verzoenlijkheid, vrijheid en mildheid, kortom: humaniteit – zíj wijzen de weg naar een vrij Europa, maar een betere wereld.
Keuze
Wat staat er nu precies op het spel bij de keuze die Koopmans expliciet en Zweig impliciet aan de lezers voorhoudt? En waarom zijn die twee lijnen uiteindelijk onverenigbaar? Het gaat ten diepste over de vraag wie de mens is en welke kennis hij heeft omtrent goed en kwaad. Je zou kunnen zeggen: waar ligt de fundering van onze ethiek? In onszelf en de door ons ontworpen humaniteit? Of moet het ons gezegd worden wat het betekent om mens te zijn? Koopmans kiest dat laatste, Zweig het eerste.
Op het gevaar af dat het onkies wordt wat ik nu ga schrijven toch het volgende. Wat levert het in de praktijk op? Ik leg de opstelling van beide mannen ten opzichte van het nazisme naast elkaar. Koopmans weet van zonde en weet daarom ook dat het leven zich niet in zwart-wittegenstellingen laat vangen. Hij ziet bij zichzelf, bij de kerk en ongetwijfeld ook bij Calvijn – hoe je het ook wendt of keert: het hoofdstuk Servet blijft bijzonder ongemakkelijk – het nodige kleingeloof en dwaling. Wie zijn brieven en preken uit de oorlogsjaren leest, merkt keer op keer dat hij geleden heeft aan het gebrek aan geloof in Jezus Christus dat onder de omstandigheden van de bezetting zo schrijnend zichtbaar was geworden. Dat oordeel sprak hij niet over anderen alleen, maar ook over zichzelf. En hij wist tegelijk dat het oordeel over ons leven niet in onze handen gelegd is, maar dat Jezus Christus de Rechter is en dat Hij vandaag mensen in dienst neemt om zijn getuigen te zijn. Zo heeft hij zich verzet tegen de bezetter door pamfletten te schrijven (Bijna te laat!), preken te houden en de bezetter aan te spreken op diens goddeloze beleid. Uiteindelijk sterft hij als slachtoffer van het nazi-geweld, en de bezetter wist drommels goed waar deze dienaar van het Woord voor stond.
Zweig kiest de lijn van het humanisme – en ik kan het niet laten om in dit verband met de term van Miskotte te zeggen: het titanisch humanisme. De redding van deze wereld, de hoop voor deze wereld zoekt hij bij mensen van goede wil. Maar zelf bezwijkt hij onder het juk dat hij daarmee aan zichzelf en anderen heeft opgelegd. Zijn stellige overtuiging leidt niet tot verzet tegen het nazisme, maar tot een vlucht uit Europa naar Zuid-Amerika. En als hij ziet wat er geworden is van de cultuur van Europa, ziet hij geen andere uitweg dan zichzelf het leven te benemen.
Ik schreef al: ik vind het bijna onkies om het zo neer te schrijven. Heel gemakkelijk bedien ik me dan immers van hetzelfde mechanisme als Zweig in zijn beschrijving van de geschiedenis: Koopmans de held en Zweig de verliezer. Maar zo bedoel ik het niet. Waar het me om gaat: waar wordt nu werkelijk hoop gedolven? Waar kunnen we werkelijk de toekomst tegemoet zonder te bezwijken onder de last die we onszelf opleggen? Ook vandaag zijn er vele grote en ernstige bedreigingen voor Europa en de rest van de wereld: klimaat, ongelijkheid, onverdraagzaamheid, vluchtelingen, populisme, verharding en deze lijst kan moeiteloos worden uitgebreid. Wie wijst een goede weg? Waar doen we verstandig aan? Waar ligt het fundament van ons leven en dus van ons handelen?
Het komt aan op een keuze, schreef Koopmans in 1940. Waar begint de weg naar de toekomst? Bij onszelf, de ‘gutmenschen’? Of komt het als een geschenk onze wereld binnen, bij God vandaan? Ik vermoed dat Koopmans voor 2022 geen andere diagnose zou stellen. En me dunkt dat de keuze die hij gemaakt heeft ook vandaag de verstandigste is, omdat die immers binnenleidt in de ruimte waar de belofte klinkt van Gods ontferming over deze gebroken wereld. Daar is alle reden om eerlijk en ootmoedig te denken over onszelf en tegelijk niet radeloos van angst te worden. Want Jezus Christus regeert en neemt mensen door zijn Geest in dienst.
Stefan Zweig, Triomf en tragiek van Erasmus van Rotterdam, Amsterdam 1959 (onlangs opnieuw verschenen bij uitgeverij IJzer);
Stefan Zweig, Strijd rond een brandstapel. Castellio tegen Calvijn, Amsterdam 1936.
Dr. C.C. den Hertog is predikant van de samenwerkingsgemeente van de GKv en de CGK te Nijmegen, docent systematische theologie/ dogmatiek aan de TUA, en promoveerde recent op Koopmans. Mailadres:
- Raadplegingen: 1124