nr6 • 2022 • Klimaatapocalyptiek
36e jaargang nr. 6 (juli 2022)
thema: Zomernummer
Martine Oldhoff
Klimaatapocalyptiek
Klimaatverandering roept volop apocalyptische taal en beelden op in onze cultuur. De film Don’t Look Up, bijvoorbeeld, verbeeldt de klimaatapocalyps indringend: het eindigt met de vernietiging van de aarde. Zulk apocalyptisch denken doet wat met de blik op de wereld en de keuzes die jonge generaties tijdgenoten maken. Het geloof in hoe de toekomst zal zijn, het appel en de vrees die daarvan uitgaan, beïnvloeden het leven nu. Zo is er naast vliegschaamte ook vleesschaamte, en zelfs baarschaamte. Klimaatverandering en de discussie daarover leidt voor sommigen tot radicale keuzes, voor anderen vooral tot irritatie. De verhitte debatten en het morele appel dat daarvan uit kan gaan, blijken ook een bron van polarisatie. Christenen zijn daar niet van uitgezonderd. Kunnen we theologisch middenin de klimaatapocalyptiek gaan staan en iets eigens inbrengen?
De aandacht voor klimaatverandering roept bij gelovigen verschillende kritische vragen op: In hoeverre leidt aandacht voor het klimaat tot klimaatreligie? En aan de andere zijde: waarom winden zo weinig gelovigen zich op over het feit dat ons gemeenschappelijk huis in brand staat en de armste en kwetsbaarste mensen de grootste rekening betalen? Er gaan verschillende theologische zorgen achter schuil. Een deel van de ‘groene kerk’ meent dat geloven ‘omzien naar je naaste’ is, maar er zijn ook gelovigen die menen dat met ons gebrek aan het praktiseren van ‘dankbaarheid’ de geloofwaardigheid van het evangelie op het spel staat. Rijmt de leer wel met onze levensstijl? Zijn we wel bereid offers te brengen? Zij die bang zijn voor klimaatreligie vragen zich af of het geloof wordt gereduceerd tot sociaal activisme en of er wel voldoende vertrouwen is in Gods leiding, realiteitszin aangaande de menselijke natuur en bovenal: genoeg aandacht voor Gods verlossende werk in Jezus Christus en de toekomst die nog in het verschiet ligt. De klimaatapocalyptiek zou deel zijn van de klimaatreligie. Je zou zelfs kunnen spreken van seculiere eschatologie.
Deze seculiere eschatologie doet wat je hoopt wat christelijke eschatologie doet: dat de hoop op wat komt en wat God zal voltooien en rechtzetten, ons leven, denken en hopen nu beïnvloedt. Wat gebeurt er als we christelijke eschatologie en het werk van de Geest inbrengen in ons denken over de klimaatcrisis? Dat klinkt misschien link, want is dat niet precies waar we van weg moeten blijven als de schepping ons lief is? Voor je het weet zingen we ‘stil maar wacht maar, alles wordt nieuw’ zonder werkelijk het Koninkrijk voor ogen te hebben. Toch denk ik dat juist de verwachting van Gods toekomst aanknopingspunten geeft om onze verantwoordelijkheid serieus te nemen en tegelijkertijd onze afhankelijkheid van en hoop op God en zijn Koninkrijk te oefenen.
Bijbelse eschatologie en de Geest
Hoewel er in het Oude Testament niet zo gearticuleerd als in het Nieuwe Testament over de toekomstverwachting wordt gesproken, vallen twee zaken op. Naast de bejubeling van God als rechter, springt de rol van de Geest in de toekomstverwachting in het oog. In Ezechiël, Jesaja en Joël vinden we de hoop dat de Geest zal worden gegeven in de tijd die komt. In Ezechiël 36, bijvoorbeeld, wordt de Geest uitgestort op het herenigde volk Israël samen met de opdracht de geboden van de HEER te gehoorzamen. In Jesaja 32 introduceert de Geest een nieuwe tijd waarin het leven in al haar agrarische, fysieke, emotionele en morele aspecten hersteld is. In Jesaja 44 wordt de Geest uitgestort op ‘uw nakomelingen’. Er zal bevolkingsgroei zijn en heidenen willen zich bekeren. De Geest schenkt mensen gaven zoals profetie, dromen en visioenen. Alle Israëlieten zullen deze gaven kunnen ontvangen als de Geest wordt uitgestort. De Geest is dan Degene die Israëls eschatologische transformatie bewerkstelligt.
Als we dan naar Pinksteren in Handelingen 2 springen, zien we hoe Lucas Joëls profetie vervuld ziet. In Handelingen 2 lezen we dat nu de Geest zonder onderscheid wordt uitgestort. Eenieder die Jezus’ naam belijdt kan de gave van de Geest ontvangen. Ook de apostel Paulus heeft veel aandacht voor de Geest en de laatste dingen: de Heilige Geest is bij hem sterk eschatologisch gekleurd. Paulus meende dat de messiaanse tijd was aangebroken met de opstanding van Jezus Christus. Daarom begrepen gelovigen hun leven als uitreikend naar de laatste dingen. Gods toekomst staat voor de deur. De Geest geeft ons daar al een voorsmaak van en stelt Gods heerschappij present in het leven van gelovigen en de gemeente. Tegelijkertijd belichaamt de gave van de Geest de belofte dat God zal voleindigen wat Hij in Jezus Christus begonnen is.
De gave van de Geest lost de spanning van het ‘wachten’ en het ‘nog niet’ dat gelovigen in dit leven ervaren dus niet op. Hij is de brug tussen heden en toekomst, tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. Juist de Geest doordringt ons van die spanning. Hij zorgt ervoor dat er aan ons getrokken wordt, dat we veranderd worden, zelfs al moet het Koninkrijk nog volledig doorbreken. De Geest is geen zoethoudertje. Hij zou ons niet gegeven zijn als er niet al verandering en leven in de Geest mogelijk zou zijn. De Geest verzekert leven, maar omdat de dood nog niet volledig is verslagen, zijn de krachten van zonde en dood en de Geest nog steeds in gevecht. Dat ervaart de gelovige in dit aardse bestaan. Bijvoorbeeld Romeinen 7 laat die spanning sterk zien, maar ook Romeinen 8. De Geest wordt ervaren als een nieuwe, eschatologische gave van Christus die nodig is voor de continue bekering en transformatie van de gelovigen.
Het ‘nog niet’ en het ‘nu al’ van de Geest
Als we vanuit de zorg om het klimaat met onze tijdgenoten naar de wereld kijken, dan kunnen we dezelfde pijn, dezelfde zorgen en waarschijnlijk ook gelijksoortige gevoelens van machteloosheid en zelfs mismoedigheid ervaren. Misschien dat het ons apocalyptisch gevoel ook wel aanwakkert. Romeinen 8 vers 22 over het zuchten en steunen van de schepping als in barensweeën is ook in dit opzicht een realiteit. Een realiteit die wijzelf verergeren en die niet lijkt te leiden tot de geboorte van nieuw leven, maar tot de dood van de barende zelf.
De hoop op Gods Koninkrijk zet geen streep door de werkelijkheid zoals we die samen met niet-gelovigen zien. Het zet er ook niet een woord naast om vervolgens maar weer erop los te leven. We kunnen een streep onder de realiteit zetten en daar dan ook een pijl naar wat er nog meer gezegd kan worden. Het is zaak de beide kanten van de gave van de Geest werkelijk serieus te nemen.
De Geest brengt ons iets nieuws, is nu al bezig het bestaande te transformeren en behelst een belofte van voltooiing, belichaamt in een toekomst die voor ons een nieuwe openbaring zal zijn. Zo is de Geest een brug tussen heden en toekomst. Die toekomst geeft een zekere ontspanning, als we er ook daadwerkelijk in geloven: de belofte van Gods nieuwe wereld. Er komt een dag dat Hij recht spreekt en zijn Koninkrijk vestigt. Het ‘nog niet’ kan zo een troost zijn.
Maar de toekomst van Gods Koninkrijk en de Geest die ons nu al gegeven is, stellen ons ook de vraag of we misschien wat meer om het ‘reeds’ van de Geest moeten vragen. Het spreken over het werk van de Geest kan niet zonder het benadrukken van wat er nu al kan zijn. De Geest wil nu al veranderen en onze ogen openen voor Gods Koninkrijk. De Geest verandert gelovigen in dit leven terwijl zij uitzien naar de herschepping van de kosmos. De Geest is de brug tussen heden en toekomst in het leven van gelovigen en ook de brug tussen het gebroken heden en de voltooide toekomst. De hoop op wat komt geeft moed om te leven met dat Koninkrijk voor ogen. De Geest geeft ons ook de moed om zorgen om ons gemeenschappelijk huis op aarde serieus te nemen.
Misschien bidden we zelf wel dagelijks het Onzevader: ‘Uw Koninkrijk kome’. We hopen ook dat we door ons gebed niet onveranderd blijven, maar dat God zal luisteren. Wie bidt, wordt ook zelf ingezet. De Geest kan ons nu en in dit leven veranderen. Dat betekent dat de Geest ons de hoop geeft op transformatie: dat we ook daadwerkelijk zelf kunnen veranderen in ons gedrag en dat anderen dat ook kunnen. Hij maakt ons vrij om gericht op het Koninkrijk te leven.
Net zoals eschatologisch denken van een klimaatapocalyps mag een christelijke verwachting van het Koninkrijk dus ook aanzetten tot actie en het nemen van verantwoordelijkheid: open staan voor het werk van de Heilige Geest. Dan weten we van het ‘nog niet’ van de nieuwe schepping, maar hopelijk ook van het ‘reeds’. Van het leven hier en nu en het kunnen antwoorden op God. Zijn we dan in staat tot het kiezen voor eenvoud en leven met genoeg? Gelovigen zouden daar toch bij uitstek toe in staat moeten zijn, omdat ons verlangen vervuld kan worden door God en de hoop op zijn Koninkrijk. Dat maakt dat we realistisch kunnen zijn over de staat van de aarde en de beperktheid van onze bijdrage. Maar in tegenstelling tot klimaatapocalyptiek kunnen we ook hoopvol zijn, omdat de toekomst in Gods handen ligt en de Heilige Geest ons nu al wil veranderen.
Alleen God kan oud en nieuw op onvoorstelbare wijze verbinden en ons de hoop schenken op wat nog komt. Er blijft een tegoed: de voltooiing van het werk van de Geest volgt nog, als alles, de hele kosmos, ‘nieuw’ wordt. Ik sluit af af met twee hoopvolle vragen: is er in de (terechte) zorgen om de aarde en de mensen die aan het kortste eind trekken werkelijk hoop op en verwachting van Gods Koninkrijk? En nemen we levensheiliging die de Geest kan schenken serieus?
M.C.L. Oldhoff is predikant in Mijnsheerenland (PKN) en promoveerde vorig jaar op een proefschrift over de ziel. Mailadres:
- Raadplegingen: 636