Skip to main content

nr3 • 2023 • Christus en crisis

37e jaargang nr. 3 (jan. 2023)
thema: Altijd alarmtoestand: leven in crisistijd

Arjan van den Os
Christus en crisis
Het Nieuwe Testament in het licht van de crisis

Als we denken aan historische crises en de omgang met crises denken we misschien niet meteen aan het Nieuwe Testament. Toch is het Nieuwe Testament door sommigen omschreven als crisis management literature. De nieuwtestamentische auteurs reageren in het kader van het vroegchristelijk kerygma op acute omstandigheden die de vroegchristelijke gemeenschappen bedreigen. Het crisisbegrip in het Nieuwe Testament is daarbij wel gelaagd: crises zijn niet alleen praktisch, maar soms ook geestelijk of moreel van aard. Aandacht voor het Nieuwe Testament past dus bij dit themanummer van Kontekstueel, dat draait om de vraag hoe christenen zijn omgegaan met crises en welke lessen uit de geschiedenis getrokken kunnen worden.

Dit artikel biedt een lezing van het Nieuwe Testament met de lens van ‘crisis’. Eerst staan we stil bij de theologische crisis: de komst, het lijden en de opstanding van Christus. Vervolgens kijken we naar de concrete bedreigingen in het interim tussen Christus’ hemelvaart en wederkomst. Als derde richten we ons op de eschatologische crisis die in het Nieuwe Testament aangekondigd wordt. Als laatste worden lijnen getrokken naar het crisismanagement van de gelovige: hoe moesten vroegchristelijke gelovigen omgaan met crises en wat kunnen hedendaagse gelovigen daarvan leren?

Jezus brengt de crisis
Het Nederlandse woord ‘crisis’ gaat etymologisch terug op het Latijnse woord crisis, wat weer afgeleid is van het Griekse woord krisis (‘beslissing, oordeel’). Dat Griekse woord vinden we veelvuldig in het Nieuwe Testament terug en brengt ons ook bij de theologische crisis van het Nieuwe Testament. Deze crisis wordt door Jezus zelf verwoord in Johannes 9: ‘Ik ben tot een krisis in deze wereld gekomen’ (9:39). Deze wereld is namelijk door de zonde een wereld in duisternis (Joh. 1:3), een wereld waar de dood regeert (Rom. 5:14). De komst van Christus betekende de inauguratie van de krisis in deze wereld. Jezus zegt zelf: ‘nu wordt de krisis over deze wereld voltrokken’ (Joh. 12:31). Er ontstaat een tweedeling rondom Hem: de duisternis heeft Hem niet begrepen (Joh. 1:5), terwijl de zijnen Hem aannemen (Joh. 1:11). Er zal een keuze gemaakt moeten worden die de existentie en toekomst van de mens zal bepalen: leven in Christus of leven-loos zonder Hem.
De krisis die Christus brengt krijgt zijn hoogtepunt in het kruis van Golgotha. Het feit dat de Messias de smadelijke dood van het kruis moet sterven is voor zijn volgelingen onvoorstelbaar. Jezus lijkt in zijn dood de Koning te zijn die in de macht van de duisternis is gevallen. Het kruis wordt echter de troon van de Koning, want de vorst van de wereld wordt buitengeworpen (Joh. 12:31). Het kruis onthult Jezus’ ware identiteit als verhoogde Koning (Joh. 8:28). God biedt in Christus dus een weg uit zonde en duisternis en de Geest getuigt daarvan (Joh. 16:5-15). Wie in Christus gelooft valt niet meer onder de krisis, omdat hij of zij leven heeft in Hem (Joh. 5:24).
Daarmee is de krisis die Christus brengt nog niet voorbij. Jezus leert dat de weg van discipelschap gepaard gaat met kruisdragen, zelfverloochening en het loslaten van zekerheden. De weg van leven in Christus is dus de weg van volkomen devotie aan Christus in de heiliging van het leven. De gelovige heeft in het ontvangen eschatologische leven in de Geest te strijden tegen het leven in het vlees (Rom. 8:1-11). Deze voortdurende worsteling tussen vlees en Geest staat naast concrete situaties van dreiging die zich in de vroegchristelijke gemeenten aandienen.

Crises in het interim
De gereformeerde kerkhistoricus H. Bouwman heeft de begintijd van de Afscheiding beschreven als ‘de crisis der jeugd’. Het ontstaan van de afgescheiden kerken ging in de beginjaren gepaard met interne en externe crises die de nieuwe gemeenschappen in hun bestaan bedreigden. Dezelfde karakterisering is ook toe te passen op de vroegchristelijke gemeenschappen. Nieuwtestamentische auteurs adresseren verschillende interne en externe misstanden die het gemeentelijk leven in de jonge kerken dreigen te verlammen.
Interne misstanden kunnen draaien om de leer. Paulus strijdt in verschillende brieven tegen Judaïsten. Deze christenen betogen dat het houden van Joodse identity markers als de besnijdenis en voedselwetten noodzakelijk is om bij Christus te horen en gered te worden. Paulus wijst hen in de Galatenbrief streng terecht: zij leren een ander evangelie dan hij (Gal. 1:6-9; cf. Fil. 3:2; Kol. 2:16-23; Tit. 1:10-16). In de brieven van Johannes komen we een groep ‘leugenaars’ en ‘valse profeten’ tegen die de menswording van Jezus Christus loochenen (1 Joh. 2:22-23; 4:2-3; 2 Joh. 7). Zij waren onderdeel van de johanneïsche gemeenschap (1 Joh. 2:18), maar zij zijn eigen wegen gegaan. Andere leerstellingen die tegen het apostolisch evangelie ingaan zijn het idee van een gerealiseerd eschaton (2 Thess. 2:1-3; 2 Tim. 2:16-18) en eschatologisch scepticisme (2 Petr. 2:1-3; 3:4). De nieuwtestamentische auteurs voelen zich geroepen om deze afwijkingen in de leer te adresseren en de gemeenten te corrigeren en te leiden.
Er zijn ook interne crises die draaien om de levenswandel en het leven in de kerk. De nieuwtestamentische geschriften tonen dat het voor vroegchristelijke gelovigen moeilijk was te voldoen aan en te volharden in de levenswandel van kruisdragen en zelfverloochening. Er is wedijver in de gemeente (1 Kor. 3-4), verdeeldheid (Fil. 4:2), kritiek op de apostelen en oudsten (2 Kor. 2:5-8; 10:1; Fil. 1:15-17), antinomianisme en losbandigheid (Fil. 3:18-19) en luiheid (2 Thess. 3:11). Zelfs de apostelen gaan de fout in: Paulus verwijt Petrus terug te vallen in oude patronen (2:11-14). De Hebreeënbrief vertelt ons over een andere grote crisis in het leven van de vroegchristelijke kerk: volharden in het geloof te midden van een vijandige, niet-christelijke omgeving. De tweede generatie christenen, aan wie de auteur van Hebreeën schrijft, dreigen achter te raken (Heb. 4:1) en bezoeken ook de gezamenlijke bijeenkomsten niet meer (Heb. 10:25). De nieuwtestamentische auteurs hebben dus te stellen met heel wat interne uitdagingen in de vroegchristelijke gemeenschappen.
Naast interne crises is er ook een grote externe crisis die de nieuwtestamentische geloofsgemeenschappen raakt: vervolging. Er is discussie in het nieuwtestamentische vakgebied over deze vervolgingen: waren ze er wel en, zo ja, in welke mate, vorm en intensiteit? In ieder geval is er geen sprake van stelselmatige vervolging van overheidswege, omdat de bronnen die we hebben geen bewijs leveren voor staatsvervolgingen onder bijvoorbeeld Nero of Domitianus. De consensus is dat vervolgingen vooral een lokaal karakter hebben. Vervolging behelst daarbij niet zozeer fysiek geweld, maar vooral verbale bedreigingen en sociale en relationele uitsluiting. Vervolging is de reden waarom de Hebreeën de moed dreigen te verliezen (Heb. 10:32-35), de gelovigen in Openbaring niet allemaal bij de apostolische boodschap kunnen blijven (Op. 2-3) en de volgelingen van Christus in Thessalonica lijden (1 Thess. 2:14-16; 2 Thess. 1:3-5).
Het Nieuwe Testament laat dus zien dat de vroegchristelijke gemeenschappen te maken hadden met verschillende misstanden. Deze crises kunnen zowel intern opkomen als ook extern de gemeente opgelegd worden. Zowel de krisis in Christus als de concrete crises in het interim staan in het Nieuwe Testament in het licht van de komende crisis in het eschaton.

De eschatologische crisis: de dag des Heren
De boodschap van het Nieuwe Testament heeft een sterk eschatologisch karakter. De vroegchristelijke kerk leeft in de verwachting van de terugkomst van Christus. Daarbij is wel op te merken dat het eschaton niet alleen iets toekomstigs is, maar reeds in de komst en het werk van Christus geopenbaard is. Het koninkrijk van God is gekomen (Mark. 1:14-15) en het is gevestigd op aarde (Op. 12:10). De theologische crisis waarin de wereld gebracht wordt is reeds onderdeel van de eschatologische crisis. Het is Jezus Christus, als eersteling van het eschatologische Godsvolk (1 Kor. 15:20), die hen die van Hem zijn in Gods eschatologische koninkrijk roept en trekt.
Het eschaton is zeker ook een toekomstige gebeurtenis. De komst van de toekomstige dag des Heren maakt de verkondiging en belichaming van het evangelie urgent. Deze urgentie wordt door Paulus verwoord in het kader van de waardige levenswandel: ‘De nacht is vergevorderd en de dag is dichtbij gekomen’ (Rom. 13:12). De komst van de eschatologische dag des Heren is voor de schrijver van de Hebreeënbrief reden om zijn adressanten aan te sporen elkaar te vermanen om op de weg van de christelijke levenswandel te blijven (Heb. 10:25). De dagen van het interim zijn er niet om af te zien van het leven met God in Christus of uitstelgedrag te vertonen, want het zijn dagen die wij krijgen vanwege Gods geduld met mensen (2 Petr. 3:9). Het eschaton bepaalt de inhoud van het vroegchristelijk kerygma en de missionaire agenda van de kerk.
De toekomstige dag des Heren betekent namelijk de grote crisis en de laatste krisis. Het is het moment waarop de toekomstige toorn van God uitgestort zal worden (Rom. 5:9; 1 Thess. 1:10). Op die dag zal God de mensheid verzamelen (Matth. 25) en voor zijn rechterstoel brengen (Rom. 14:10). De komst van Christus in majesteit luidt de opstanding van de doden in (1 Kor. 15:20-22). De boeken zullen opengaan (Op. 20:12) en het laatste oordeel zal uitgesproken worden. Zij die niet volmaakt bevonden worden zullen weggezonden worden in de duisternis, van God vandaan, in spijt en wroeging (Matth. 25:30).
De laatste krisis draait om de verbinding met Christus en de omgang met de (gelovige) naaste. Het Nieuwe Testament spreekt veelvuldig over het ‘oordeel naar de werken’ (2 Kor. 5:10; 1 Petr. 1:17; Op. 20:12). De mensheid zal dus geoordeeld worden naar (de aanwezigheid van) een levenswandel ‘in Christus’. Het leven krijgt dus een grote plaats in het oordeel: in de praktijk van het dagelijks leven moet gebleken zijn dat de gelovige daadwerkelijk met Christus geleefd heeft. Het Nieuwe Testament houdt leer en leven dus dicht bij elkaar: you can talk the talk, but you also have to walk the walk.
Het eschaton betekent ook verlossing. De lijdende wereld, omschreven door Paulus als ‘in barensnood’ (Rom. 8:22), ziet uit naar het eschaton als het moment waarop er bevrijding zal zijn ‘van de slavernij van het verderf’ (Rom. 8:21). De oude aarde zal gezuiverd en een vernieuwde hemel en aarde zal geopenbaard worden (2 Petr. 3:10-13). De verdrukte gemeente mag ook uitzien naar het eschaton, omdat de verdrukkers van de vroegchristelijke gemeenschap dan zelf aan de verdrukking onderworpen zullen worden (2 Thess. 1:6-9).
De eschatologische crisis is dus tweezijdig. Enerzijds zal het hen die niet bij Christus horen onder het oordeel brengen en de oude wereld veroordelen. Deze wetenschap brengt de nieuwtestamentische auteurs ertoe om de gemeente aan te sporen ijverig te zijn in levensheiliging en missionaire arbeid. Anderzijds zal het eschaton verlossend en vernieuwend van karakter te zijn. De dag des Heren roept door deze twee zijden spanning en hoop op in het Nieuwe Testament.

Nieuwtestamentisch crisismanagement
Welk effect moesten bovengenoemde gebeurtenissen hebben op de nieuwtestamentische gelovigen? In het voorbijgaande zijn er enkele dingen genoemd, maar het is goed om zaken te expliciteren. Daarbij moeten we rekening houden met het feit dat ‘crisismanagement’ in het Nieuwe Testament niet zo reflectief is als modern crisismanagement, een fenomeen dat door Beatrice de Graaf in haar essay als recent wordt betiteld.
Gelovigen moeten beseffen wat de betekenis is van hun leven ‘in Christus’. De sociaal-culturele lens van eer en schaamte in de Oudheid heeft dynamieken in het Nieuwe Testament blootgelegd die wijzen op het besef van status. Alhoewel door vernedering en vervolging gelovigen beschaamd en onteerd werden, moesten zij bedenken dat hun eer in Christus ligt. Hun leven is door de theologische crisis gegaan en is in Christus geworteld. Status en waarde is te verkrijgen in Christus en is niet gebaseerd op wat anderen denken of vinden. Zo kan gevangenschap zelfs een vorm van eer zijn, omdat een gelovige in de voetsporen van zijn of haar Heer gaat. Het leven van een gelovige wordt dus niet bepaald door angst of geld, maar door de blijdschap gevonden te zijn door Jezus Christus. Dit besef ontzenuwt ook de angst om alles te verliezen, want verloren zonen en dochters waren dood en zijn weer levend geworden (Luk. 15:24).
In de concrete crises in het interim roepen de nieuwtestamentische auteurs op om dichtbij de apostolische overlevering te blijven (2 Thess. 2:15; 2 Tim. 1:14). Gelovigen moeten niet eigen uitwegen uit de crises bedenken, maar dichtbij het Woord zullen wegen gewezen worden door de Geest. In het Woord vindt men de geopenbaarde waarheid, namelijk het vleesgeworden Woord dat de Waarheid is (Joh. 14:6). Het is de Geest die dit Woord gebruikt om leiding te geven (Joh. 16:14). Standvastigheid, verantwoordelijkheid en wijsheid ontvangt een gelovige dus door bij het Woord te blijven, door afhankelijk te zijn van de Geest die wegen in de tijd schrijft.
Als een christen in concrete crises komt, leren de nieuwtestamentische auteurs verschillende zaken over levenshouding. Een christen wordt geroepen om te volharden in discipelschap. Kruisdragen en zelfverloochening horen bij een christelijk leven (Mark. 8:34). Jezus Christus heeft hen zelf dat voorbeeld nagelaten (1 Petr. 2:20-21). Een gelovige heeft moed en vrijmoedigheid in de crisis, ondanks de omstandigheden (Heb. 10:35). De Eerste Petrusbrief wijst gelovigen op hun taak: in de crisis getuigen van de hoop die in hen is (1 Petr. 3:15). Deze levenshouding is niet ongegrond: christenen zijn opnieuw geboren in de opstanding van Jezus Christus (1 Petr. 1:3) en zij hebben een glorieuze toekomst voor zich (Fil. 3:20-21). Openbaring toont: de overwinning is behaald in Christus’ kruis en opstanding (Op. 12:10) en nu moeten de gelovigen overwinnen door te volharden en te getuigen (Op. 3:7-13). Op weg naar de eschatologische crisis moeten gelovigen volhouden.
Handelingen toont dat gelovigen in moeilijke omstandigheden kunnen vertrouwen op Gods zorg en Gods reddend handelen. Telkens als er dreiging is, binnen en buiten de gemeente (Judas, Ananias en Saffira, Herodes Agrippa), is het God die het kwaad wegneemt en de gemeente laat groeien. Hij beschermt zijn kerk en stuwt voort naar het moment waarop Hij de wereld zal vernieuwen en het kwaad zal wegnemen. Daarom heeft de kerk gefundeerde hoop: God zal zijn belofte van vernieuwing en verlossing waarmaken.
Elke vorm van crisis wordt in het Nieuwe Testament verbonden met Jezus Christus. Een crisis moet een gelovige bij Christus en in een kruisvormige levensweg brengen in het besef dat gelovigen als pelgrimerende vreemdelingen op weg zijn naar Gods grote toekomst van herstel, vernieuwing en verlossing. Christus brengt de theologische crisis, verzorgt in de concrete crises de gelovigen en bewaart hen in de eschatologische crisis. Nieuwtestamentisch crisismanagement is dus christologisch crisismanagement.

A. van den Os is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 812