Skip to main content

nr7 • 2023 • Tohu wabohu in de achtertuin

37e jaargang nr.  7 (september 2023)
thema: Oproep tot omkeer

Pieter Baas
Tohu wabohu in de achtertuin
Jeremia 4:23-27

Terug van vakantie trof ik een ontplofte achtertuin aan. Een woeste explosie van leverkruid en ijzerhard, speciaal geplant om bijen en vlinders te lokken. Maar waar het anders wemelt, zoemt en fladdert, is het nu stilletjes. Het voelt unheimisch, die bloeiende, maar nagenoeg lege bloemen.
Unheimisch zijn ook de woorden uit Jeremia. De profeet ziet voor zijn geestesoog een desolaat en apocalyptisch aandoend landschap: ‘Ik zag de aarde, ze was woest en doods. Ik keek op naar de hemel, er was geen licht…’ (Jeremia 4:23) Waar de ouverture van Genesis de schepping bezingt als een leefbare, geordende plek onder de koepel van Gods zorgzaamheid, lijken we hier in een dystopische rampenfilm te zijn beland.

Woest en ledig
Het ‘woest en ledig’ (‘tohu wabohu’) van den beginne is teruggekeerd, evenals de oerduisternis. Het vervolg onderstreept dat hier sprake is van niets minder dan een systematische ontmanteling van de gehele schepping: ‘Ik zag de bergen, ze beefden, de heuvels, ze huiverden. (…) Ik keek, er waren geen mensen, alle vogels waren uit de lucht verdwenen. Ik keek, elke boomgaard was een woestijn, alle steden waren verwoest – door toedoen van de HEER, door zijn brandende toorn.’
Zoiets zal je maar gezegd worden op een zondagmorgen. Een voorganger die met vrees en beven het desondanks vrijmoedig waagt iets profetisch te zeggen, nu, in onze situatie. De scheppingstaal die Jeremia inzet in de context van oorlog en ballingschap laat zich niet moeilijk verbinden met de wereldwijde ecologische crisis waarvan de desastreuze gevolgen steeds meer voelbaar zijn. Het is bovendien taal die ons op het spoor zet van de geestelijke dimensie van deze crisis. Want het gaat niet maar om ‘de natuur en het klimaat’, maar om de verwoesting van de aarde die des Heren is. 
Al vraag ik me wel af hoe hoorders op diezelfde zondagmorgen zouden reageren. Misschien wel eender als in de dagen van Jeremia, toen diens collega’s het dreigende onheil bezwoeren met een sussende boodschap van vrede en geen gevaar. Op zich ware woorden over God die trouw houdt en het werk van zijn handen niet loslaat, maar ze kunnen verworden tot vrome bezweringsformules waarmee we ongestoord ons comfortabele leventje voortzetten.

Latere invoeging
Intrigerend is in dit verband dat veel uitleggers de tweede helft van vers 27 als een latere toevoeging beschouwen. Het bestaat gewoon niet dat God kan eindigen met te zeggen dat heel het land een woestenij zal worden. Dat is te erg, te totaal en definitief. Daarom een zinnetje erbij om de hardheid te verzachten: ‘maar vernietigen zal Ik het niet.’ Of heeft Calvijn een punt als hij de spanning erin houdt en hier de Here God hoort zeggen: vernietigen zal Ik het nog(!) niet?
Ondertussen is de gedachte dat de chaos van voor de schepping zou kunnen terugkeren door toedoen van God zelf al huiveringwekkend genoeg. De Schepper die zijn eigen schepping ongedaan maakt! Het is veel veiliger om die hele crisis toe te schrijven aan immanente processen of simpelweg te denken in termen van daden die gevolgen hebben. Dan hebben we het tenminste nog in eigen hand en kunnen we ons met al onze kennis en kunde hopelijk tijdig aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Maar God is in het geding, wat wil zeggen dat we hoe dan ook met Hem te maken hebben. Dat vraagt om nog iets heel anders en radicalers – bekering is nodig.

Laudato Si
Veelzeggend is dat Jeremia 4 ermee begint, met een oproep tot omkeer: ‘Israël, wanneer je op je schreden terugkeert, keer dan terug naar Mij – spreekt de HEER.’ Dat is meer dan een beetje duurzamer leven. Bekering gaat allereerst over je afkeren van de afgoden en je toewenden naar de ene ware God, over nederig zíjn weg gaan in plaats van je eigen weg. Al heeft paus Franciscus er in zijn encycliek ‘Laudato Si’ terecht op gewezen dat de weg van de bekering ook een onmiskenbaar ecologische kant heeft. Tot de waarachtige bekering des mensen behoort ook een duurzame relatie met al het geschapene.
Nu wordt het spannend. Maak het maar eens concreet zonder in de valkuil te trappen van vreugdeloos moralisme en knellende casuïstiek. Maar de valkuil van vrijblijvendheid en ongehoorzaamheid aan het Woord van God zou wel eens een groter gevaar kunnen zijn. Dat vraagt om lef en moed om onze consumptieve manier van leven en onze verslaving aan spulletjes en speeltjes te ontmaskeren als zonde waarover de heilige God zich vertoornt. Die zonde is te diep ingevreten om maar eventjes te lijf te gaan met een to-dolijst. En tot overmaat van ramp maken wij de schuld ervan dagelijks groter. Stappen zetten op de weg van bekering betekent ook dat onverbloemd onder ogen durven zien in de erkenning dat wij het verprutst hebben. God heeft het volste recht om de stekker uit zijn schepping te trekken en het licht uit te doen. Wat houdt Hem eigenlijk tegen?
Uiteindelijk die Ene. Als op Golgota de chaos losbreekt en er geen licht meer is aan de hemel, de aarde beeft en de rotsen splijten, gaat Jezus ten onder in de oude, gedoemde wereld, om er ook in op staan als Eersteling van een nieuwe schepping. Want God heeft de aarde niet geschapen opdat zij een woeste chaos zou zijn (Jesaja 45:18), maar om te bewonen. Vanwege die Ene blijft God trouw aan zijn voornemen, al gaat Hij daarbij zelf dwars door oordeel en vernietiging heen. In die Ene ligt onze hoop. Niet als goedkoop doekje voor het bloeden, maar als werkelijke en enige troost in een wereld die vroeg of laat voorbijgaat.
Heel wat mensen, jonge mensen ook, kampen met een klimaatdepressie. Ze ervaren angst, vertwijfeling, woede en rouw. In dat licht is de zondagse eredienst een geweldige zegen. Daar hoor je votum en groet, niet als bezweringsformule, maar als wat het is: verrassend goed nieuws voor bange, aangevochten zielen. Het loopt ons dan wel uit de hand, maar de Here God niet, en ook voor jou is er genade ondanks je gepruts, inconsequenties en vuile handen.

Bekering is een vrolijke zaak
In Genesis 1 vindt de schepping haar culminatie in het vieren van de sabbat. Zo wil de zondag viering zijn van de nieuwe schepping. In de liturgie grijpen we vooruit op wat nog niet zichtbaar is en zelfs door de harde feiten weersproken wordt. We vieren dat we in Christus Jezus een nieuwe schepping zijn en beoefenen de hoop op de wereld komt. ‘Hij zal zijn werk voor mij voleinden’ zingen we, en in één adem erachteraan: ‘Verlaat niet wat uw hand begon’.
Dat is op zondag. Maar er is ook de maandag. De eigenlijke liturgie ligt op straat, schrijft Noordmans ergens. De genade wordt ons verkondigd, opdat we ons daadwerkelijk omkeren. En de hoop die in ons is wil gedaan worden. Deze aarde zullen we er niet mee redden, maar tot die onmogelijke taak zijn we ook niet geroepen. Zorgzaamheid, gerechtigheid, leven van genoeg – dat is wat God en onze medeschepselen van ons vragen. Ongelukkig word je daar trouwens niet van. Integendeel. Kijk maar naar de eerste bekeerlingen vlak na Pinksteren. Een geest van eenvoud blijkt prima samen te gaan met een heleboel vreugde. Bekering is in de kern dan ook een vrolijke zaak.

P. Baas is predikant van de Hervormde Wijkgemeente Oosterkerk Zoetermeer en is lid van de redactie van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 557