nr6 • 2005 • Spiritueel bijbellezen
juni 2005 (19e jaargang nr. 6)
Spiritueel bijbellezen
Prof. dr. M. den Dulk
Spiritueel bijbellezen, wat is dat? Zweverig doen boven letters op papier? Of pneumatisch boren in bijbels hardhout? Of als Ruth achter de exegeten aanlopen en oprapen wat de letterknechten hebben laten liggen? Iets preciezer graag! Kom eerst eens met een definitie!
De bijbel geestelijk lezen is nadenken over een bijbeltekst en luisteren naar Gods Geest. Het is een even ontspannen als aandachtige poging om een tekstgedeelte te verklaren en te doorgronden in de hoop dat de Geest zelf wil zeggen wat dit voor de hoorders hier en nu te betekenen heeft. Die poging wordt gewaagd in de verwachting dat de Geest tussen de geschreven woorden in en voor die woorden uit rake dingen aan de orde stelt. De clou is dat de goede verstaanders op hun beurt woorden zullen vinden, die aan die dingen van de Geest recht doen en ze niet weg verklaren. De meest compacte definitie van spiritueel bijbellezen geeft Paulus, waar hij zegt: ‘Wij verklaren het geestelijke met het geestelijke’ (1 Kor. 2:13, NBV). Dat lijkt geheimleer, maar het is in de grond een redelijke hermeneutische regel. Men poogt dan immers de bijbeltekst uit te leggen op het niveau van de zaak waarom het gaat: de zaak van de Geest van de Onzienlijke. Het alternatief is dat de tekst herleid wordt tot andere gegevens, gegevens die we zelf ook wel kunnen bedenken. Bijbelse verhalen worden dan verklaard totdat er alleen nog maar een zielig beetje historie of een buik vol emotie of een dierbare dogmatische spreuk over is, maar de Geest is geweken. Helaas, voor ik het weet, is de Geest al geweken uit mijn betoog! Want hoor nu toch die pedante uitspraken: ‘het is…!’, ‘het is…!’ Zo maak je de zaak wel dood. Dat komt ervan als je iets probeert te vangen in definities.
Ervaring
Calvijn bleef in zijn Institutio (I,7) dichter bij de ervaring, door op te merken dat het hier gaat om iets wat iedere gelovige die de bijbel leest bij zichzelf beleeft. Dat kan hij als theoloog met analytische woorden nauwelijks uitleggen, zegt hij. Wat gebeurt daar? Ze lezen de Schrift en die krijgt voor hen van lieverlee een gezag, alsof ze de stem van de levende God horen. Geloven ze dat omdat de kerk hun dat gezegd heeft, of omdat ze beseffen dat de apostelen en profeten met hun ervaring hen zo ver vooruit zijn, of omdat ze zulke goede argumenten hebben om de Schrift dat gezag toe te kennen? Die dingen spelen wel een rol, maar meer in de sfeer van het voorwaardenscheppende werk. De woorden van de bijbel gaan hen pas echt ter harte, wanneer de Geest er zelf het zegel op drukt. De Geest maakt het voor hen van binnen waar. Alleen de Geest van God kan dat doen. God is immers de enige, waarachtige getuige van zijn eigen woord. Zijn woord komt alleen bij hen over, wanneer het uit zijn eigen mond komt. Dat gebeurt als ze de bijbel lezen en als ze de Geest krijgen. Zo probeert Calvijn dicht bij de ervaring van de bijbellezer te blijven. Maar tegelijk zegt hij met onnavolgbare dialectiek: een dergelijke ervaring komt slechts voort uit hemelse openbaring. Dat maakt die ervaring dan ook tot zo’n aangevochten zaak. Niemand kan het begrijpen dan dege- ne aan wie het gegeven wordt. Zo eindigt dat mooie en tegelijk geheimzinnige hoofdstuk uit de Institutio. Heel spannend, maar tegelijk ook ongrijpbaar. Hoe werkt het? Is daar iets meer over te zeggen?
Voorbeeld
Laat ik een voorbeeld geven. Dus: een bijbeltekst nemen, erover nadenken en registreren wat er dan gebeurt. Als bijbeltekst neem ik Numeri 7:89.
‘Telkens als Mozes de ontmoetingstent binnenging om met de HEER te spreken, hoorde hij een stem die tot hem sprak vanaf een plaats boven de verzoeningsplaat op de ark met de verbondstekst, tussen de twee cherubs. Zo sprak de HEER tot hem.’
Dat gaat een beetje snel. Probeer Mozes nog eens te volgen op deze weg, maar nu in slow motion en met enige verbeeldingskracht.
Inkeer
Wanneer Mozes het spoor kwijt raakte en niet meer wist hoe hij verder moest, dan trok hij zich terug. Hij begaf zich naar de plaats, waar het verbond van God en Israël op schrift was gezet en in een kast werd bewaard. Hij wilde zich bezinnen op de verbondstekst in de ‘ark’. Hij spelde zorgvuldig de geschreven tekst in de hoop het spoor terug te vinden. Inderdaad herinnerden deze woorden hem weer aan zijn roeping, aan de bevrijdingsgeschiedenis van zijn volk, aan de verzoening met God en aan de afspraken voor de toekomst. Hij kwam daar om zo te zeggen bij zijn wortels. Het bracht hem dicht bij het inzicht dat hij zocht. Maar verder kwam hij niet. Er werd een grens gesteld aan zijn verstaan van deze woorden. Na lezing ging de kast weer dicht en lag er een deksel over het geschrevene. Hij was er vlak bij, maar kreeg ‘het’ niet te pakken. Hij wist nu nog altijd niet hoe hij verder moest.
Het lege midden
Hij hief het hoofd op en dacht na óver wat hij gelezen had. Hij probeerde uit te kijken óver de grens van zijn verstaan. Was daar iets te zien wat hem verder kon helpen? Wat hij daar feitelijk zag was niet veel. Boven het deksel was een lege plaats. Er werd daar niets voor hem ingevuld. Er lag geen nieuwe uitleg voor hem klaar. Niets anders dan een lege ruimte. Wel had een kunstenaar ervoor gezorgd, dat hij zijn ogen niet zomaar van die plaats zou afwenden en dat hij zich op die leegte zou blijven concentreren. Die leegte werd namelijk opengehouden door twee beelden van geestrijke wachtposten met wind onder de vleugels. ‘Cherubs’ heten ze. Of zijn het een soort sfinxen? In elk geval zijn het beelden die hem dermate intrigeren, dat ze zijn gedachten vasthouden. De kracht van de verbeelding zorgt ervoor dat zijn gedachten over de geschreven woorden niet verwaaien, maar op deze plaats blijven en niet blokkeren, maar in beweging blijven. Wat doen die beelden hem? Het éne beeld roept de verwachting in hem wakker naar de vrijheid van de geest, die hem uit de impasse haalt en hem meeneemt naar een nieuwe toekomst. Dat geeft hem het hemelbestormende gevoel, dat de geschreven tekst nog lang niet is uitgelegd en dat er nog veelmeer mogelijkheden van verstaan gegeven zijn. Hij komt helemaal los en raakt in een roes. Het ándere beeld daarentegen herinnert hem aan maat en getal, waardoor zijn gedachten ritme en richting en structuur krijgen. Hij zal met de uitleg van de tekst wel met de voeten op aarde moeten blijven. De toekomst kan geen leeg gat blijven. Er zal een begaanbare weg moeten komen. Dat voedt zijn constructieve geest, die aan de toekomst vorm wil geven. Hoe dat ook zij, die beelden brengen hem in een bepaalde sfeer. Meer kunnen ze niet doen.
Gesprek
In die sfeer wordt hij opmerkzaam op het feit dat de God, wiens naam hij zojuist gespeld heeft, niet dood is, maar leeft en dat de Levende niet zwijgt, maar het gesprek zoekt met de levenden. Hij weet niet hoe dat gaat. Gods woord is in elk geval niet opgesloten in het geschreven verhaal, maar het brengt onver- wacht nieuw leven in het verhaal. Gods stem is niet gelijk aan de stem van Mozes’ geweten, maar spreekt zijn geweten aan, lastig soms en tegendraads en dan ineens weer heel nuchter of juist bevrijdend. God kust niet in vervoering de mond van de sfinx, integendeel, je hoort pas de woorden van zijn mond, als de sfinx even de mond houdt. Mozes weet niet hoe dat gaat, maar hij merkt, dát het zo gaat. God leeft. Daar komt het van.
Waarover spraken zij?
De tekst stopt op het moment dat we pas echt nieuwsgierig worden: wát zal God tegen Mozes zeggen? Wordt het nu tijd voor diepzinnig, mystiek zwijgen? Integendeel, waar de tekst stopt gaat het verhaal van Numeri door. En daarin wordt nogal wat meegedeeld over het gesprek dat God en Mozes voeren. Het eerste wat Mozes zal horen is dat hij Aaron de opdracht moet geven het licht in de tent van de ontmoeting aan te doen. Het licht aandoen! De paaskaars aansteken en feest vieren! En dan de bazuin steken en met de gemeente op weg gaan om in de samenleving een plaats te zoeken waar recht en vrede kunnen bloeien! Dat horen we graag. Maar dan wordt het al gauw grimmiger. De routekaart naar de vrede is op zichzelf helder, maar door vertragingsacties van binnenuit schiet het niet op. Mozes realiseert zich tot zijn ontzetting dat het op die manier nog wel eens veertig jaar zou kunnen duren. Althans, dat zal God tegen hem zeggen. En als hij zich dat láát zeggen, slaat dat terug op zijn leiderschap. Er groeit oppositie tegen hem. Hoe weet hij dat God dit tegen hem gezegd heeft? Wie vertraagt hier eigenlijk het proces? Het verzet loopt uit op een crisis, waarvan het volk doodziek wordt. Mozes realiseert zich op een gegeven moment dat ze ook werkelijk bezig zijn dood te gáán. Althans, dat zal hij uit Gods mond vernemen. En dat is nu juist iets wat hij zich niet laat zeggen. Hij sterft duizend doden, maar hij gaat er tegenin. Wanneer er eindelijk weer wat beweging in de zaak komt, dan wordt de weg naar de vrede geblokkeerd door tegenwerking van buiten af. De omgeving is niet blij met dit vreemde volk en dat leidt tot harde gevechten. Mozes zet door. Althans, dat zou hij wel willen. Maar God zal tegen hem zeggen dat hij het land van belofte niet zal mogen binnen gaan. Dat is het bitterste woord dat hij te verwerken krijgt. Dat bedenk je niet. Over dergelijke dingen is God met Mozes in gesprek. Het gaat over de bestemming van zijn leven en over de hachelijke weg die de gemeente in de samenleving gaat. Er vallen over en weer harde woorden. En er worden in de loop van het gesprek beslissingen genomen, die Mozes niet had voorzien toen hij nog bij de Sinaï verkeerde en de woorden van het verbond aan het schrift toevertrouwde. Wat bezielde Mozes, om telkens als hij het spoor bijster was, toch weer die geschreven woorden op te zoeken en daar toch weer met God in gesprek te gaan? Met die vraag zijn we terug bij de tekst. In de omgang met deze tekst van Numeri 7:89 heb ik geprobeerd te begrijpen wat spiritueel bijbellezen is. In deze tekst doet Mozes het voor: nadenken over de Schrift en luisteren naar Gods Geest. Is dit alleen aan Mozes gegeven om te doen? De Geest zal het zeggen.
Prof.dr. M. den Dulk is emeritus kerkelijk hoogleraar van de Protestantse Kerk in Nederland