Skip to main content

nr1 • 2010 • Hauerwas - meditatie

september 2010 (25e jaargang nr. 1)

Zalig

Hauerwas naar aanleiding van Matteüs 5:1-12

Wat betekent het om zalig te zijn? Normaal gesproken beschouwen wij de armen van geest, degenen die treuren, de zachtmoedigen, de vredestichters, degenen die worden vervolgd om der gerechtigheid wil, niet als ‘zalig’. Dat Jezus deze mensen zalig verklaart, wijst er echter op dat de getransformeerde wereld is begonnen met de verkondiging ‘dat het koninkrijk der hemelen nabij is gekomen.’

Elk van de zaligsprekingen noemt een gave, maar er wordt niet verondersteld dat iedere volgeling van Jezus elke gave zal bezitten. Veeleer suggereren de zaligsprekingen dat de diversiteit aan gaven aanwezig zal zijn in de gemeenschap van hen die Jezus’ roeping tot het discipelschap hebben verstaan. Een discipel leren zijn, betekent leren waarom we afhankelijk zijn van hen die treuren of zachtmoedig zijn, hoewel we die gaven zelf misschien niet bezitten.

Het is verleidelijk om te speculeren wat voor soort persoon de belichaming is van elk van de zaligsprekingen. Er is bijvoorbeeld vaak gesuggereerd dat de ‘armen van geest’ de deugd van nederigheid belichamen; of dat ‘zij die treuren’ berouw hebben vanwege hun zonden; of dat de ‘zachtmoedigen’ de vriendelijkheid van de Heer imiteren en liever beledigingen verdragen dan te vergelden; of dat ‘zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid’ niets verlangen dan God gerechtigheid; of dat de ‘barmhartigen’ medelijden met de armen belichamen; of dat de ‘reinen van hart’ zijn gereinigd van vleselijke begeertes; of dat de ‘vredestichters’ de eenheid in de kerk en samenleving bewaren; of dat ‘zij die vervolgd worden’ tegenspoed verdragen omwille van het evangelie. Elk van deze typeringen heeft zijn verdienste en is nuttig voor onze opbouw.

De bron voor elk verstaan van de zaligsprekingen moet echter Jezus zijn. Van Jezus leren we wat het betekent om ‘arm van geest’ te zijn. Daarom roept Paulus de Filippenzen op: ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was’ (Fil. 2:5). (…) Paulus gaat er niet van uit dat onze armoede van geest dezelfde is als Jezus’ zelfontlediging. Veelmeer wil hij zeggen dat Jezus’ armoede het bestaan van een volk heeft mogelijk gemaakt dat onteigend van bezittingen kan leven. Arm zijn in zichzelf maakt niemand tot volgeling van Jezus. Maar arm zijn kan je iets laten proeven van het soort armoede dat Jezus’ volgelingen bevrijdt van slavernij aan de wereld. De politieke betekenis van dergelijke armoede moeten we daarom ook beslist niet over het hoofd zien. Te vaak onderkennen wij niet hoezeer wij aangepast zijn aan wereldse machten, omdat we bang zijn onze rijkdom te verliezen – en rijkdom kan vele vormen aannemen.

Geen zaligspreking is waarschijnlijk zó christocentrisch als Jezus’ gelukwens aan hen die treuren, omdat zij, net als Hij, bereid zijn in de wereld te leven en tegelijkertijd af te zien van dat wat de wereld geluk of zelfs vrede noemt. Net als Jezus verdragen de discipelen onrecht met de taaie zachtmoedigheid die blijft hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Toch wordt de gerechtigheid van dit nieuwe volk zalig geprezen, omdat daarin dezelfde genade zichtbaar wordt die Christus liet zien tegenover zijn moordenaars. Zo’n volk is in staat vrede te stichten, omdat het rust op de zuiverheid: een zuiverheid die ontstaat door enkel en alleen en doelgericht het Koninkrijk te representeren dat Jezus belichaamde. De kans is echter groot dat zo’n volk zal worden vervolgd, zoals Jezus werd vervolgd, omdat het een alternatief is voor het geweld van de wereld dat maar al te vaak ‘vrede’ wordt genoemd.

Dat elk van de zaligsprekingen vergezeld gaat van een beloning betekent niet dat een discipel zou kunnen proberen om, bijvoorbeeld, arm van geest te zijn om het koninkrijk der hemelen te erven. Zo’n uitleg van de zaligsprekingen zou het feit dat zij gaven zijn verloochenen. Dat zij die barmhartig zijn barmhartigheid ontvangen is slechts een aanwijzing voor het soort leven dat mogelijk gemaakt wordt voor hen die geroepen worden in Jezus’ Koninkrijk. Het moge waar zijn dat de beloning van de deugd de deugd zelf is, maar voor christenen zijn de deugden – dat wil zeggen het soort deugden dat bedoeld wordt in de zaligsprekingen - namen voor een gedeeld leven dat mogelijk gemaakt is door Christus.

Vandaar dat zij die leven op de manier die beschreven wordt door de zaligsprekingen zich moeten verheugen en verblijden wanneer zij vals beschuldigd worden en zelfs vervolgd ‘om Mijnentwil’. Deze vervolging laat zien dat zij deel uitmaken van de traditie van de profeten. Het profetisch ambt is nu op deze nieuwe gemeenschap gelegd, de gemeenschap die zout en licht voor de wereld is geworden. Net zoals de persoon van de profeten Gods aanwezigheid voor en in Israël werd, zo worden nu zij die Jezus volgen Gods teken voor de wereld. Vandaar dat de discipelen zich geen spelletjes of onechte nederigheid kunnen veroorloven. Er staat te veel op het spel. Het kruis is het licht dat de daden van de discipelen verlicht, waardoor zelfs de heidenen (Mt. 5:16) in de gelegenheid worden gesteld de goede werken te zien en de hemelse Vader te verheerlijken.

Overgenomen uit S. Hauerwas, Matthew, Brazos theological commentary on the bible, 2006, p. 63-65. Vertaling H.M. Schormans-Marchand.