nr1 • 2004 • Kroniek
Oktober 2004 (19e jaargang nr.1)
Kroniek:
Exclusief gereformeerd
ds. J. Maasland
Twee woorden werden veelvuldig gebruikt in de maanden die vooraf gingen aan de tot stand koming van de Protestantse Kerk in Nederland. Het gaat mij nu niet zo zeer om de droeve gang van zaken die onder hervormd-gereformeerden heeft gespeeld en helaas nog speelt, maar veel meer om de gehanteerde terminologie: exclusief gereformeerd. Daar zit naar mijn idee een visie op de gereformeerde belijdenis achter die om uitleg en wat mij betreft ook om tegenspraak vraagt. Het roept in ieder geval de nodige vragen op die zeker in een blad dat zoekt naar manieren en vormen van gereformeerd belijden nù thuis horen.
Exclusief
Uit-sluitend , buiten-sluitend, is de letterlijke vertaling.Toen ik de woordverbinding in het heetst van de kerkelijke twisten gedurig tegenkwam, riep deze bij mij allerlei bijgedachten op. Exclusieve dames- en herenmode bijvoorbeeld. Je leest dat wel eens in advertenties, meestal nogal schreeuwend gebracht. Het heeft iets van: bij ons moet je zijn. Wat je hier vindt, dat vindt je nergens anders. Topkwaliteit, oerdegelijk of supereigentijds. Exclusief. Men zal het niet zo bedoelen of openlijk toegeven, maar er zit iets in van : wat je bij de concurrentie vindt, is altijd minder dan dat wat je bij ons koopt. Och, hij weet in zijn hart eigenlijk wel beter, want de zakenman bezocht dezelfde beurs als zijn collega. Ze kwamen elkaar nog tegen die dag. Maar hij brengt zijn waar als exclusief. Meer kwaliteit, betere stof. Ach, u weet het wel.
Exclusief gereformeerd. Nu is het uiteraard niet mijn bedoeling de strijd om de belijdenis ook maar enigszins te vergelijken met de handel in kleding. Het gaat me om het bijvoeglijk naamwoord ‘exclusief’. Dat wil zeggen: niets, maar dan ook helemaal niets haalt het bij wat de gereformeerde belijdenis verwoordt. In principe is in die belijdenis alles gezegd, zo is onder hervormd-gereformeerden menig keer gesteld. Daar kan geen enkele andere traditie in de wereldkerk tegen op. Het is overal minder. Minder bijbels, minder spiritueel, minder zuiver en noem maar op. Het summum van bijbels spreken en getuigen is alleen maar te vinden in de belijdenis van de gereformeerde traditie.
Nu is het niet verboden om dat te zeggen en daar voor te gaan. Je kunt voor onbenulliger zaken op de bres staan. En het jaren lang opkomen voor het recht van de gereformeerde belijdenis in de Nederlandse Hervormde Kerk was en is rechtmatig. Waar het mij om gaat, is de vraag: als het dan zo is dat binnen een pluriforme kerk al jaren lang ruimte werd geboden om ook andere tradities en schiftopvattingen recht van spreken te geven en we hebben als gereformeerde belijders daar jarenlang mee leren leven en die kerk desondanks altijd geroemd als een ‘planting Gods’, waarom nu ineens dat exclusieve zo benadrukt en gebruikt als een slagboom die tot scheuring en afscheiding moet leiden. Ja, ik weet het: het mocht eigenlijk principieel nooit, maar nu is het in de Protestantse Kerk gelegitimeerd. Ik vind dat toch een schijnargument. Waarom? Niet zozeer omdat ik twijfel aan de integriteit van hen die om deze reden tot een scheuring zijn overgegaan. Maar omdat ik het niet overtuigend vind. Toen in 1989 de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk een belijdende uitspraak deed over het homohuwelijk, werd door een van de huidige leiders van de HHK openlijk gezegd: kan ik nu nog wel Hervormd blijven. Hij heeft het daarna toch nog vijftien jaar vol gehouden. Maar nu deze uitspraak is uitgewerkt in de nieuwe kerkorde van de PKN, nu kan het ineens niet meer. Terwijl hij intussen voluit erkent dat een zuivere kerk op aarde nooit en nergens gevonden zal worden.
Ophoping van onvrede
Daar komen nog wel meer vragen bij. Al vanaf het midden van de negentiger jaren in de vorige eeuw hebben gemeenten die zich nu in meerderheid in de HHK bevinden besluiten genomen om hun kerkelijke goederen onder te brengen in stichtingen. In de statuten van die stichtingen zijn allerlei bepalingen opgenomen die het andere leden en delen van de eigen gemeente juridisch onmogelijk moeten maken er nog een vinger tussen te krijgen. Toen was er nog lang geen kerkorde als die waar men nu om meent te moeten afhaken. Zulk handelen is niet in de geest van de gereformeerde belijdenis en zeker niet wanneer men die een exclusieve plaats wil geven in heel het kerkelijk leven en handelen. Daar komt nog bij dat genoemd belijden een hoge waarde toekent aan de regering van de kerk via de bijbels gegronde ambten en ambtelijke vergaderingen. Nooit zijn er besluiten en beslissingen die tot de vorming van de Protestatntse Kerk hebben geleid doorgedrukt, ook al verdiende niet elke besluitvorming de kerkelijke schoonheidsprijs. Altijd is de kerk in haar breedte gehoord en is er eindeloos geprobeerd tot een weg te komen die zo dicht mogelijk bij hen uit kwam voor wie de gereformeerde belijdenis van levensbelang was en is.
We moeten wel eerlijk met elkaar omgaan, maar vooral ook eerlijk zijn naar wat zo ongelukkig heet onze ‘achterban’. Wat men nu van de Protestantse Kerk eist (een zuiver gereformeerde kerk), hebben we dat ooit van de Nederlandse Hervormde Kerk geëist? Toen ik als jonge jongen naar school ging waar hervormde en gereformeerde kinderen lager onderwijs volgden, zeiden gereformeerde kinderen al tegen ons: jullie zitten in een verkeerde kerk, want jullie laten vrijzinnige dominees hun gang gaan. En we konden niet zoveel terug zeggen, want ja, wisten wij veel. Het zou wel want zo best was die Hervormde Kerk kennelijk niet. Exclusief gereformeerd in elk geval niet. Toch begrepen we van onze ouders dat er in die kerk nog volop schriftuurlijk gepreekt werd. Zolang dat het geval was, piekerden ze er niet over om weg te gaan, naar die Gereformeerde Kerken bijvoorbeeld. Want ja die dwaalden weer op het punt van doop en verbond. Ik begreep als kind dat dat zeker zo ernstig was. Die beeldden zich allemaal in dat ze kinderen van God waren en ze waren nog niet eens wedergeboren. Dat beelden ze zich wel in, maar daar zouden ze wel achter komen welk een dodelijke vergissing dat was.
In die twee woorden ‘exclusief gereformeerd’ zit een ophoping van decennialange onvrede verscholen. Laten we toch zo eerlijk zijn dat gewoon toe te geven en niet net te doen alsof wij toch zo buitengewoon geestelijk met de zaken van kerk en belijdenis om gaan. Wat bedoel ik met de ophoping van onvrede? Om te beginnen dit. In diverse gemeenten waar leden zijn gaan behoren tot de HHK, komen zij voort uit hen die soms al jarenlang tot de ontevredenen behoren. Kritiek op de prediking , op minimale liturgische stapjes, op het feit dat men zich gepasseerd of niet gehoord voelt kortom: het gaat om mensen die al veel langer ‘bezwaard’ waren.
Iemand zei recent: er speelt meer psychologie dan theologie in vele kerkelijke twisten en ik vind dat hij gelijk heeft. Wie eerlijk naar gebeurtenissen op het kerkelijk erf kijkt, kan niet anders dan dat toegeven. Karakters van predikanten om te beginnen,want onderschat deze heren niet met hun vaak gezwollen superego’s. Ik hoor zelf tot deze beroepsgroep en daarom durf ik het ook te schrijven vanuit enige zelfkennis. Wat hebben we vaak te maken in de kerk en onze gemeenten met moeilijke mensen. Zo principieel met de mond maar zo weinig in de gestalte van de grote Meester (voetwassing, Johannes 13). Hoe eng en benauwd is de sfeer als je niet meedoet met wat de vaak ‘grauwe meerderheid’ wil en denkt. En dan kun je je wel verschuilen achter woorden als ‘exclusief gereformeerd’, maar hoeveel ‘vlees en wereld’ zit daar niet achter verscholen.
Is ‘exclusief gereformeerd’ ook niet vaak ten dele een synoniem voor traditioneel, conservatief, burgerlijk? Angst voor de moderne wereld, geen visie op de tijd waarin we leven, geen oog voor bijbels legitieme veelvormigheid binnen het lichaam van Christus. En nu heb ik het echt niet alleen maar over hen die zich aan het verenigen zijn binnen de HHK, maar over ons die zich altijd als hervormd-gereformeerden hebben geprofileerd. We hebben ons vaak voorgedaan als een geslaagde groepering binnen een afkalvende Hervormde Kerk. Schrift en belijdenis, dat zouden de ankers zijn waarop onze gemeenten bleven drijven in het noodweer van de tijden. Maar de realiteit is dat we nu als schipbreukelingen in schommelende bootjes zwalken over de woelige zee van de moderne tijd. We zien elkaar in nood dobberen, sommigen roepen om hulp (rechtbank), anderen keren zich van ons af of schrijven ons af via aanklagende artikelen in kerkbodes (lees wekelijks wat een pastor op de Noord-Veluwe aan beschuldigingen en insinuaties doorgeeft aan het goedgelovige kerkvolk). Ik ben bereid iedereen voluit ernstig te nemen, maar zo blijkt: jarenlange kerkelijke ervaring maakt een mens cynisch in elk geval kritisch.
Gereformeerd?
Uit het voorgaande zal duidelijk geworden zijn dat de manier waarop de gereformeerde belijdenis gehanteerd wordt, bij mij vele vragen oproept. Wie het kerkelijk veld van allen die ‘gereformeerd’ willen heten over ziet, kan nog steeds niet anders klagen dan al eens eerder werd gedaan. `Quis non fleret?’ Ik heb de indruk dat er weinig wordt geweend onder ‘gereformeerden’. Ja, in vrome verzuchtingen wel, maar niet echt. De tranen van Jeremia zijn velen vreemd geworden en ik sluit mezelf erbij in. Aan de ene kant tref je een zelfgenoegzaamheid aan die zich uit in een hautaine kritiek op anderen en aan de andere kant is er een machteloosheid die zichtbaar wordt in een gelaten berusting over de gebroken gestalte van de kerk en ons ertoe brengt ons alleen nog maar druk te maken over eigen kerkelijk huis en keuken.
Het ‘gereformeerde’ is zo weinig katholiek vaak, maar eng en benepen. In de vorige aflevering van dit tijdschrift blad constateerde collega Wim Dekker (IZB) dat de klassiek gereformeerde theologie zo vaak als een hekwerk in plaats van een springplank functioneert. Recent vroeg collega Hette Abma zich af of de belijdenis soms niet te veel als een soort Procrustesbed werd gebruikt. Weinig ruimte voor pogingen om met het Anliegen van de gereformeerde overtuiging aansluiting te zoeken bij het eigentijdse levensbesef. Zo gauw ongerust dat het misgaat. Zo verkrampt uit angst dat we inhoud verliezen. Waar ligt het ‘exclusieve’ van de gereformeerde belijdenis? In de letterlijkheid van alles wat er staat? Of in de geest waarvan dat belijden getuigt? Moest juist een overtuigd gereformeerd iemand het niet als een roeping zien om juist binnen de Protestantse Kerk waarin de Nederlandse Hervormde Kerk zich thans voortzet te blijven opkomen voor inhoud en geest van het gereformeerd belijden?
Ik vraag in alle eerlijkheid: zijn we er dan nooit eens ongerust over dat we als gereformeerden binnen en buiten de Protestantse Kerk een gettocultuur hebben gevormd en wordt die gettoisering door de vorming van een HHK niet alleen nog maar bevorderd? Kan en mag een waarlijk gereformeerde daar ooit rust in vinden. Juist zij die nu met de Protestantse Kerk breken hebben altijd zo hoog opgegeven over de ‘vaderlandse kerk’ , de kerk als een ‘planting Gods’ onder ons volk. Maar laten we dat volk niet helemaal aan haar lot over door ons zo helemaal terug te trekken op eigen helft en in eigen sfeer en taal?
Homohuwelijk
Laat ik voorop stellen dat ik persoonlijk het besluit uit 1989 over wat is gaan heten het ‘homohuwelijk’ zeer problematisch vind. Al vind ik dat homoseksuelen hetzelfde recht op genegenheid en liefde hebben als ik die heteroseksueel ben, om hun verbintenissen nu op te sieren met het woord ‘huwelijk’ inclusief een kerkelijke inzegening gaat mij nog altijd veel te ver. Waar het mij wel om gaat, is het volgende. In discussies rond de vorming van de Protestantse Kerk wordt steeds eigenlijk maar één argument genoemd, zeker onder het kerkvolk en dat is het genoemde homohuwelijk. En dat vind ik oneerlijk om te beginnen naar hen die onder ons deze geaardheid hebben. Je zou maar homoseksueel zijn en wonen in een gemeente waar de heibel Protestantse Kerk – HHK speelt . Je voelt je toch al menig keer vanaf de kansel aangesproken en als zondig neergezet, nu ben je ook ten dele nog schuldig aan de kerkelijke ruzie die dorp en gemeenschap verscheurt. Ik denk wel eens: wat zou jij doen als je homoseksueel was? Hard weglopen en zoeken naar een gemeenschap waar je welkom bent, vermoed ik.
Maar er is nog iets. In het blad In de waagschaal (14 augustus 2004) schrijft dr A.A.Spijkerboer in een commentaar het volgende: Natuurlijk heb je christenen die de bijbel als een wetboek lezen en dan liefst de teksten over de positie van de vrouw en homoseksualiteit. Ik denk: als je de bijbel als een wetboek leest, moet je dat goed doen.Je moet bijvoorbeeld al je bezittingen verkopen om aalmoezen te geven, omdat dat in Lucas 12:33 aan de hele gemeente geboden wordt. Wat dr Spijkerboer wil aangeven is dat je niet zomaar uit de bijbel kunt halen hoe je in alle omstandigheden hebt te handelen. Is het bijbelgebruik onder ons niet vaak selectief? Is het God alleen maar een gruwel als er homoseksuele handelingen worden verricht of is het Hem evenzeer een gruwel als wij ons prijsgeven aan een uiterst materialistische levensinstelling. Of als wij elkaar binnen een christelijke gemeenschap verbijten en vereten zoals nu gebeurt waar de strijd PKN – HNHK zich afspeelt? Laten we daar om te beginnen maar eens over nadenken.
Ten slotte
Moeten er niet nodig lichten op rood gaan springen als ons opkomen voor ‘exclusief gereformeerd’ belijden er toe leidt dat het lichaam van Christus in nog meer delen uiteenspat? Is het verantwoord in een tijd als de onze om zover te gaan? Ik las in het Nederlands Dagblad (21 augustus 2004) een verhaal over de eerste dominee die de Doleantie van 1886 hielp inluiden: J.H.Houtzagers van Kootwijk. Journalist Willem Bouwman zette de gebeurtenissen van toen nog eens op een rij. Zijn leven lang bleef hij in Kootwijk. De dolerenden van Kootwijk verloren hun kerk en pastorie, maar mochten die van de hervormden blijven huren. Tot zijn emeritaat in 1919 heeft Houtzagers er gepreekt. Maar wat mij opnieuw het meeste trof in wat Bouwman schreef over de levensloop van ds. Houtzagers was het volgende. Vier jaar na de Doleantie in Kootwijk werd er in Kootwijkerbroek een hervormde kerk geïnstitueerd en in 1895 stichtten de bevindelijken een eigen gemeente in Barneveld, de Gereformeerde Gemeente van ds. E. Fransen. Houtzagers had zo serieus zijn best gedaan om de ‘bevindelijken’ binnen zijn eigen kerk te houden. Hij voelde zich nauw met hen verwant. Maar ze vonden hem toch niet bevindelijk genoeg. En de arme man moest het zijn leven doen met `ene dorre gemeente waar maar één ware ingeleide christin woont die voor gemeente en leraar weet te worstelen’.
Wat bedoel ik hiermee? Als je denkt om Gods wil niet mee te kunnen gaan met een kerk die naar jouw oprecht inzicht de bijbelse fundamenten heeft losgelaten en je gaat je eigen weg, dan moet je niet denken dat je daarin vanzelfsprekend God mee hebt. Want de verre nazaten van de zo ernstige en oprechte ds. Houtzagers zijn er mede de oorzaak van dat er ruim een eeuw later in datzelfde Kootwijk en Kootwijkerbroek opnieuw een groep gemeenteleden uit de Hervormde gemeente is gestapt om dezelfde ernstige overwegingen als eertijds van ds. Houtzagers. Ik bedoel maar: afscheiding van en breken met de kerk lost het probleem nooit op maar schept alleen maar een nieuw probleem.