nr5 • 2010 • Handreiking gewogen
mei 2010 (24e jaargang nr. 5)
Israël. Volk, land en staat?
De hervormde Handreiking gewogen
J.W. Stam
In juni 1970 neemt de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk een ‘Handreiking voor een theologische bezinning’ aan, die de titel ‘Israël, volk, land en staat’ draagt. De Handreiking komt nog regelmatig ter sprake in de kerkelijke discussie over Israël. Binnenkort is het veertig jaar geleden dat ze het licht zag en kennelijk is het nog altijd een relevant geschrift. Reden om het eens tegen het licht te houden.
Lezend in de Handreiking probeer ik mij het politieke klimaat waarin ze verscheen voor te stellen; 1970 dus. De Zesdaagse Oorlog (1967) lag nog vers in het geheugen en de spanning naar de Jom Kippoeroorlog (1973) was zich al aan het opbouwen. Er was dus nogal wat aan de hand in en rond Israël. Het valt me op dat deze spanningen nauwelijks ter sprake komen. Daardoor maakt het stuk een wat theoretische indruk. Het tweede wat in dit verband opvalt, is dat de Handreiking beslist niet euforisch spreekt over Israël. Heel terughoudend wordt de terugkeer van Joden naar Israël beschreven (‘Direkt na de tweede wereldoorlog heeft de grote toevloed van joodse vluchtelingen […] het precaire evenwicht van joden en arabieren verstoord.’ p. 28) en blijdschap over klinkende militaire overwinningen is, zoals ik al schreef, totaal afwezig.
Het woord ‘zionisme’ ontbreekt en de inhoud ervan wordt kritisch beschreven, waarbij termen als ‘slinkse politiek’ en ‘grof geweld’ niet worden verzwegen. Wat ik wel tegenkom is een aantal zaken die ik vandaag de dag ook terughoor in de kerkelijke discussie over het Israëlisch-Palestijns conflict: het idee dat Israël ‘zelf weet wie het is’ en dat de geschiedenis van Israël, ook van de staat Israël, openbaring bevat. Ik ga op deze twee dingen in het onderstaande verder in. Eerst wil ik de inhoud van de Handreiking kort schetsen, zodat duidelijk is waar de twee genoemde noties in het betoog van de Handreiking voorkomen.
De inhoud
De Handreiking heeft wat je zou kunnen noemen een historische opbouw. Na de ‘Inleiding’ wordt geschreven over ‘Het joodse volk in het Oude Testament’, ‘Jezus, het joodse volk en de volkeren’, ‘Het joodse volk in onze tijd’ en ‘De staat Israël’. Een ‘Epiloog’ vat de handreiking samen. De gedachtegang van de Handreiking is als volgt.
In het Oude Testament wordt getuigd van Israël als historische realiteit. Het is een werkelijk, historisch aanwijsbaar Israël dat door God wordt uitverkoren tot zijn volk en ook de verkiezing zelf wordt concreet, Israël krijgt als uitverkoren volk het land Kanaän. Deze concrete uitverkiezing wordt niet aangetast door Israëls falen of ontrouw. Ook niet door het feit dat Israël Jezus niet als Messias heeft aanvaard. De Handreiking gebruikt hiervoor het woordenpaar ‘vervreemding en identiteit’. Ook al is Israël vervreemd van haar roeping als uitverkoren volk van God, dat gaat niet ten koste van haar identiteit als uitverkoren volk van God. In dit opzicht lijkt de kerk op Israël, zij houdt ook niet op kerk te zijn als zij haar roeping ontrouw is. Dit gezegd hebbend, wendt de Handreiking zich tot het heden.
Er is, zo wordt betoogd, een verband tussen het bijbelse Israël en het hedendaagse Israël. Dat verband berust op het zelfverstaan van Joden. Zij weten zichzelf afstammelingen van Abraham en zijn derhalve rechthebbende bezitters van het land. Immers de verkiezing is en blijft concreet. De Handreiking biedt dus een theologische interpretatie van het ontstaan van de staat Israël. De terugkeer van het uitverkoren volk naar het land, dat hen krachtens die uitverkiezing toebehoort, kan niet buiten God om verstaan worden: het is een teken van zijn trouw. De terugkeer neemt de vorm aan van ‘een staat’. Volgens de Handreiking is dat niet noodzakelijk op grond van Gods beloften. Het ligt voor de hand dat het volk Israël samenleeft in de vorm van een staat. Het is op dit moment de enige vorm waarin het volk veilig en onafhankelijk kan leven.
De Handreiking stelt ten slotte dat het huidige Israël vervreemd is van haar roeping als volk van God. Dat geldt ook voor de kerk. Zowel Israël als de kerk hopen op Gods openbaring van haar ware identiteit. Die hoop op Gods trouw verbindt hen.
Tot zover de inhoud van de Handreiking.
Zelfverstaan
Een cruciale beslissing in de Handreiking valt wanneer wordt gesteld dat de kerk onder Israël verstaat wat Israël daar zelf onder verstaat. Israël weet zelf wie het is. ‘In ieder geval is zeker dat de joden zelf weten dat zij bijeen horen: …’ (p. 22). Deze beslissing van de Handreiking speelt nog altijd een grote rol in het kerkelijke debat over Israël. Sommigen proberen door het onderscheid tussen het Joodse volk en de staat Israël ruimte te creëren voor kritiek op het beleid van die staat. Anderen zien daarin een grote bedreiging. Zij waarschuwen voor het opnieuw vergeestelijken van Israël, zoals dat in de aanloop naar de Shoah gebeurde en houden daarom vast aan de identificatie van het Joodse volk met de staat Israël.
Er zijn allerlei kanttekeningen te plaatsen bij deze identificatie. Zo kun je bijvoorbeeld stellen dat nergens ter wereld ‘de staat’ samenvalt met ‘het volk’. Een staat is slechts de politiek-juridische machtsstructuur van (een deel van) een volk. De Handreiking spreekt eveneens relativerend over de staatsvorm (p. 28-29). Een andere kanttekening: In biologisch-etnisch opzicht is het huidige Joodse volk geenszins een eenheid en bovendien waarschijnlijk geen nazaat van de aartsvaders. Een meer religieuze definitie van het Joodse volk biedt ook geen soelaas, aangezien er grote onderlinge verschillen zijn qua religie en cultuur, als men al religieus is. Ook de Handreiking constateert een aantal keren dat het volk Israël geen homogene entiteit is (bijv. p. 22).
Deze kanttekeningen worden in de Handreiking dus ruimschoots erkend. Daarom komt de beslissing om in te steken bij het zelfverstaan van het Joodse volk, zoals we dat aantreffen in de staat Israël, des te meer over als ‘een sprong’. De Handreiking stelt: ‘In dit volk [namelijk in het volk dat door zichzelf en anderen als het Joodse volk wordt ervaren, JWS] hebben wij steeds met God zelf te doen.’ (p. 22) Dat is nogal wat. Zeker gezien de ambivalentie die er in de Handreiking omheen hangt.
Wat mij opvalt, is dat door van het zelfverstaan over te springen naar de theologische uitspraak dat wij in het Joodse volk met God zelf van doen hebben, de idee van zelfverstaan direct weer wordt losgelaten. Verstaat Israël zich als volk van God? Toch slechts zeer ten dele. De Handreiking kiest er voor het hele volk tot volk van God te bestempelen. Daaruit blijkt een selectief gebruik van het zelfverstaan van Israël.
Bovendien werkt de notie van het zelfverstaan als een ideologische sluier. Kritiek op de staat Israël is vrijwel onmogelijk, aangezien daar toch altijd de verdenking van antisemitisme en verzet tegen God aan kleeft. De Handreiking ontneemt daarmee de ambivalenties rond de staat Israël die ze eerst erkent hun gewicht. Ik meen dat de achtergrond daarvan eerder ideologisch dan theologisch is. Om daar zicht op te krijgen, wil ik nu verdergaan met de bespreking van een tweede cruciale beslissing in de Handreiking.
Theologie en de geschiedenis
De Handreiking heeft, zoals ik dat noemde, een historische opbouw, beginnend in het Oude Testament en dan via het Nieuwe Testament naar het heden. Dat is meer dan zo maar een handige ordening van de inhoud, het is een fundamentele keuze. De categorie ‘geschiedenis’ speelt een grote rol. De Handreiking stelt dat Israël een realiteit is en daarmee wordt in de eerste plaats bedoeld dat Israël een historische werkelijkheid is. In de geschiedenis is Israël aanwijsbaar en het is dát Israël dat God heeft uitverkoren. De Handreiking wil zich verzetten tegen een spirituele opvatting van wat Israël is. Israël bestond en bestaat. Goede theologie rekent daarmee, zo luidt het.
De geschiedenis van dat Israël krijgt daarom theologisch gewicht. Er is al vaker op gewezen dat hier de invloed van de hervormde hoogleraar H. Berkhof (1914-1995) zichtbaar is. Juist als het over Israël gaat, doet de geschiedenis volledig mee, want juist in de geschiedenis van Israël - het volk waar God zich mee verbonden heeft - wordt iets van God zelf zichtbaar. Door deze theologische beslissing krijgt ook de vorming van de staat Israël theologische betekenis. Je zou zelfs kunnen zeggen, er vindt openbaring plaats. In Christelijk Geloof pleit Berkhof dan ook voor een ‘theologie van de terugkeer’, in aanvulling op de relatief bekendere ‘theologie na Auschwitz’ (p. 264 in de 8e druk).
Het idee dat de terugkeer van het Joodse volk naar Palestina theologische betekenis heeft, heeft breed ingang gevonden in de Nederlandse kerken. Van de specifiek eschatologische betekenis die radicale groeperingen als Christenen voor Israël er aan geven, als zou met woorden van de Handreiking ‘de laatste etappe van de eindtijd zijn aangebroken’ (p. 27), tot een meer algemene opvatting dat het goed is dat het Joodse volk veilig kan wonen in ‘het land van Abraham, Izak en Jacob’.
Er zijn echter ook personen en groepen in de Nederlandse kerken die grote moeite hebben met de theologische betekenis die er aan de vorming van de staat Israël gegeven wordt. Daar kunnen zij allerlei motieven voor hebben: geraaktheid door het lijden van Palestijnen, de overtuiging dat God een God van alle volken is of de teleurstelling dat Israël weinig lijkt op het Israël van de Thora. Ook de Handreiking erkent dat soort motieven. Wat niet wegneemt dat de Handreiking toch vasthoudt aan de betekenis van de geschiedenis van de huidige staat Israël. Ook hier dringt de gedachte zich op dat de Handreiking ‘springt’.
Mijn vraag bij deze structuur van de Handreiking is: als de geschiedenis van Israël meedoet, over welke geschiedenis hebben we het dan? Niet zo lang geleden bestond de staat Israël 60 jaar. Er is van alles gebeurd. In ieder geval kan worden gesteld dat de staat Israël niet is opgeschoven richting hetgeen we op grond van de bijbel zouden verwachten van het volk van God. Moet die geschiedenis dan ook niet meedoen? Moet behalve een ‘theologie van de terugkeer’ niet ook een theologie van wat de Handreiking noemt ‘discriminatie, inhumaniteit en ongeoorloofd nationalisme’ (p. 33) worden geschreven? De Handreiking biedt geen redenen waarom dat niet zou moeten. Volgens de Handreiking kan de kerk Israël zeker aanspreken op haar vervreemding van haar identiteit. Dat is geen gemakkelijke kritiek, want de kerk ziet dan als in een spiegel ook haar eigen vervreemding. Goede kritiek is nooit gemakkelijk, maar daarom nog niet onmogelijk.
Waar de Handreiking er voor heeft gezorgd dat de staat Israël de handen boven het hoofd werd gehouden, omdat zij het volk van God zou zijn, is de Handreiking eenzijdig geïnterpreteerd. De Handreiking thematiseert heel vrijmoedig een aantal ambivalenties rond Israël. Die vrijmoedigheid mis ik vandaag de dag. Wie kritiek uit op het beleid van de staat Israël kan rekenen op kritiek en verwijten. Dat bleek recent nog bij een brief van het moderamen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk aan de regering van Israël. De ambivalenties die de Handreiking benoemt, zijn niet ten onrechte gebleken. Ze zijn zelfs indringender geworden. Wij weten nu meer over de manier waarop de staat Israël tot stand is gekomen en hoe zij zich gedraagt ten opzichte van omringende volken. Dan dringen de vragen zich op. Als Israël zelf mag zeggen wie het is, wat heeft zij dan de afgelopen veertig jaar gezegd? Als de geschiedenis van Israël openbaring is, wat is er dan aan het licht gekomen?
Geen ideologie, maar theologie!
Samenvattend kun je, denk ik, wel stellen dat in de Handreiking ‘volk’ en ‘land’ bij elkaar horen op grond van Gods verkiezing, terwijl ‘staat’ een relatieve betekenis krijgt. In de praktijk is niet gebleken dat dit onderscheid helder en werkbaar is. De term ‘ideologische sluier’ viel al.
Op een of andere manier is de samenhang volk/land/staat die de Handreiking voorstelt vooral identificerend verstaan. Met die identificatie legt men iets vast. Dan wordt de Joodse bevolking van de staat Israël geïdentificeerd met het bijbelse volk Israël. Of precies andersom: dan worden de Palestijnen gelijkgesteld met onrecht en lijden, en in dat opzicht het bijbelse Godsvolk. In beide gevallen wordt er ook theologisch-historisch geïdentificeerd, in die zin dat God wel of niet achter de vorming van de staat Israël zit en dat God juist universeel of particulier is. Beide kampen hanteren een eenzijdige geschiedstheologie die uiteindelijk een menselijke ideologie is.
Mijn voorstel zou zijn om een meer bewegelijke hermeneutiek te hanteren. Ik laat me daarvoor inspireren door de Duitse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) en door het mooie boek dat Coen Constandse over zijn theologie schreef (Het gebod van de hoop, Een bijdrage aan het debat over eschatologie en ethiek vanuit het werk van F.-W. Marquardt). Marquardt mag toch wel onverdacht heten als het gaat om theologische reflectie op Israël gezien zijn levenslange inzet voor het zuiveren van de theologie van anti-judaïsme.
Constandse toont aan dat Marquardt tegen de rand van identificatie aan zit. Het wordt bij Marquardt echter nooit een geschiedsideologie. Het gaat hem niet om het aanwijzen van Gods handelen in de geschiedenis op zichzelf, maar om het verband tussen de werkelijkheid en Gods Woord en vooral om ons horen daarvan. Wij zijn geroepen om te proberen Gods spreken te verstaan. Wij kunnen niet buiten de geschiedenis gaan staan en ons ideologische oordeel vellen. Evenmin kunnen wij Gods Woord los van de geschiedenis proberen te verstaan. Dat gaat niet buiten de werkelijkheid om. Het is niet moeilijk om Gods spreken te horen in een Palestijnse ‘schreeuw om recht’. Maar wij met onze erfenis van antisemitisme moeten wel doof zijn hem in Israël niet te horen. Dat heeft onze anti-joodse westerse theologie wel gedaan en dat mag nooit meer gebeuren. (Al vraag ik me soms af of dat werkelijk gecorrigeerd is. Waar we vroeger Israël buitensloten, sluiten we nu anderen buiten. Structureel lijkt er soms niet zo veel veranderd.) Dat kan niet worden afgedaan met de opmerking dat God nu eenmaal slachtoffers maakt. Waar dat gezegd wordt is een christen geroepen om solidair te zijn en zich voor hen in te zetten. Dat in God geen geweld is, is te kort door de bocht (net zoals het tegendeel trouwens). Maar wij zijn niet geroepen om Gods geweld mee te plegen of te legitimeren. Ook niet theologisch. De Handreiking heeft ons daar helaas niet voor kunnen behoeden.
Ds. Jan Willem Stam MA is predikant van de Protestantse Wijkgemeente Alkmaar-Noord en redacteur van Kontekstueel.