nr6 • 2010 • Het schuldloos universum
juli 2010 (24e jaargang nr. 6)
Het schuldloos universum
T.H. van der Hoeven
Naar eigen zeggen is hij onfeilbaar, maar zelfs de paus bedient zich een enkele keer van excuses. Onlangs heeft Benedictus XVI in een eucharistieviering bij de afsluiting van het Jaar van de Priester, in aanwezigheid van meer dan 15.000 priesters, zijn spijt betuigd over het seksueel misbruik door rooms-katholieke geestelijken. ‘Paus zegt luid en duidelijk sorry’, kopte Trouw. Velen hadden hier al geruime tijd op gewacht, want de priester was mediamondiaal verworden tot een pederast. Een kerk in crisis.
Ooit was het een populair liedje van Elton John: ‘Sorry seems to be the hardest word.’ Sorry was een moeilijk woord, want we waren zuinig met de zinnen, en zuinig met excuses. Excuus was exclusief, geworteld in een culturele omgeving, waarin eer en schaamte dominanten waren. Verontschuldigen had nog min of meer christelijke connotaties, want het grootste verhaal over eer en schuld staat in de bijbel. Genade is daar nooit goedkoop en sorry geen stopwoord.
Culpa-cultuur
In Dostojewski’s De Gebroeders Karamazov vinden we nog een sprekend voorbeeld van zo’n verontschuldiging. Sorry als een vergend woord. De wijze, oude monnik Zosima memoreert een ingrijpende gebeurtenis uit zijn wereldse cadettentijd in Petersburg. Omwille van romantische liefdesperikelen geraakt hij - letterlijk op leven en dood - in duel met zijn rivaal. Tegen alle regels van de duelkunst in kiest Zosima op het moment suprême voor een ontregelende strategie. Hij laat de tegenstander eerst schieten, loopt zelfs een lichte verwonding op, maar werpt dan zijn pistool het bos in. Naar blijkt een inleidend gebaar van verontschuldiging en verzoening. Hij vraagt vervolgens om vergeving, en maakt daarmee zichzelf en het regiment te schande. Hij kan niet anders, hij is geen slonzige excuustruus, doch kent eervolle excuustrots. Verontschuldiging als een intieme, persoonlijke morele handeling, gericht op herstel en verzoening, zelfs coram Deo.
Bij Zosima is deze ervaring het begin van een heel nieuw leven. Al voor het duel was er, na de mishandeling van de knecht Afanasi, sprake van groeiend innerlijk inzicht. ‘ […] elk van ons is schuldig ten opzichte van alle anderen, de mensen weten het alleen maar niet. Als ze het zouden beseffen, dan zouden we meteen in het paradijs leven! O God, is het werkelijk waar, dacht ik schreiend, dat ik werkelijk meer dan wie ook schuld heb, erger schuld dan alle anderen?’ Metanoia, fundamentele ommekeer, en hij treedt in het klooster.
Vermoedelijk refereerde Benedictus XVI met zijn spijtbetuiging aan existentieel schuldbewustzijn en de daarmee gegeven mogelijkheid van vernieuwing. Het christendom kent een op heling / verzoening gericht transformatieperspectief, waarin schuld als existentiaal van het mens zijn (Heidegger) ernstig wordt genomen. We noemen dit hier een culpa-cultuur. De notie schuld (culpa), in het licht van vergeving, heeft altijd een centrale plaats ingenomen binnen een christelijk referentiekader. Het woordje ‘sorry’ was hier lang geen moeilijk woord, want onmogelijk in godsdienstplicht en gewetenszaak. Wezenlijker is het aloude gebed: ‘Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa …’ (vert. Door mijn (grote) schuld).
Sorry-cultuur
Vanuit de traditionele christelijke culpa-cultuur heeft zich een moderne sorry-cultuur ontwikkeld. Het eerdergenoemde pontificale spijt betuigen kan zo ook worden bezien. De moderne biechtstoel heeft de vorm van een flatscreen plasma tv. De media regeren en waar het misgaat in de politiek, de economie, kerk en samenleving wordt publieke schuldbelijdenis verlangd.
'Gott vergibt, aber die Öffentlichtkeit nicht.' Dat oordeel ontleent zijn onontkoombaarheid niet meer in eerste instantie aan het geweten, de rechter of het parlement, maar aan de publieke opinie. (Iemand houdt ook niet meer de 'de eer aan zichzelf', maar 'zijn positie is onhoudbaar' geworden.) Ook voor mensen die wat meer in de luwte van de publiciteit leven, is de camera een allesbepalend symbool geworden. Al is het alleen met een afstandsbediening in de hand: 24 uur per dag, zappend langs meer dan 164 tv-kanalen bekijken we elkaar en vormen ons oordeel: die mag blijven, die kan weg’ (Frits de Lange).
Dan spreken we nog niet over internet. Op de markt van welzijn en geluk is een grote vraag ontstaan naar excuses. De kerkelijke culpa-cultuur is gemarginaliseerd, maar heeft zich ten onzent voortgezet in een sorry-cultuur. Vooral falende bovenbazen worden geacht zich in voorkomende gevallen uitputtend te verontschuldigen. Halverwege de jaren negentig (nota bene: de naderende millenniumwisseling! Tijd voor schoonmaak!) schiep de vorige paus een novum met een oproep tot berouw over fouten uit het verleden, en vroeg publiekelijk vergeving voor minder geslaagde christelijke projecten als de kruistochten en de Inquisitie. Ongeveer tezelfdertijd (1995) introduceerde Jan Marijnissen de term ‘sorry-democratie.’ In de Haagse politiek werd het gebruik excuses aan te bieden zonder persoonlijk de consequenties te aanvaarden. ‘Beter optreden dan aftreden!’
In allerlei variaties blijkt tot op het hoogste niveau sorry niet meer zo’n moeilijk woord te zijn. Recentelijk mocht heel de wereld getuige zijn van een publiek pardon van de fameuze golfer Tiger Woods. Op een persconferentie kroop Tiger live door het stof wegens 14 buitenechtelijke avonturen. Sorry als poging tot eerherstel, maar ontsporend tegen het achterdoek van sensatiezucht en amusement. De grote ontlasting, het publiek als de anonieme priester, die van gene zijde van het scherm de absolutie verleent. Onschuldige boetedoening, sorry kan evenwel een gevaarlijk en duur woord blijken. In de context van een claimcultuur bijvoorbeeld.
In Too many apologies betoogt de Amerikaanse hoogleraar Thomas Sowell dat de aanhoudende roep om excuses voor het slavernijverleden vooral wordt ingegeven door het verlangen naar financiële compensaties voor de Afro-Amerikanen. Het is een te gemakkelijk inspelen op een in de Westerse wereld aanwezig collectief schuldgevoel; morele, historische schuld die in de context van een claimcultuur tot instrument wordt gemaakt. (Denk ook aan kwesties als Srebrenica en ‘Ons Indië’.) Enerzijds wil men wel spijt betuigen, zeker niet ongevoelig overkomen, anderzijds kan een te ruim gebaar zowel financiële als maatschappelijke problemen (affronteren van de eigen militairen!) opleveren. Sowells kritiek steekt echter dieper. Wie zelf geen slavenhouder is, kan zich niet verontschuldigen voor wie dat wel was. Een onbepaald ‘wij’ wordt in de beklaagdenbank gezet, waarmee zeker afbreuk wordt gedaan aan de persoonlijke verantwoordelijkheid.
Wellicht is hier een oud theologisch onderscheid verhelderend. Er bestaat een verschil in het Latijn tussen debitum en culpa (vgl. Engels guilt–debt). Twee woorden voor schuld, twee vormen van schuld. Debitum heeft te maken met een binnen een relatie of contract gegeven plicht. Het betreft een zakelijke, situationele schuld (vgl. debiteur). Zakelijke schuld betekent een schuld hebben. Culpa daarentegen verwijst naar een intentionele, persoonlijke schuld. Geen schuld hebben, maar zelf schuldig zijn. In de sorry-cultuur hoeft bij excuus allerminst sprake te zijn van schuld.
‘De spijt kan het eigen handelen betreffen en neerkomen op schuld bekennen, maar kan ook alleen betrekking hebben op de verstorende gebeurtenis of op de gevoelens van boosheid of verdriet bij de ander. Het respect is af te leiden uit het feit dat de spreker met het excuus aangeeft de waarden van de ander te delen, diens eventuele gekwetstheid te begrijpen en de ander nergens van te betichten.’ (Agnes Verbiest, 57)
Het schuldloos universum
De sorry-cultuur is een light-variant van de christelijke culpa-cultuur. Het aloude christelijke denken, spreken over en omgaan met schuld en boete, verzoening en vergeving resoneert nog als cultureel erfgoed, echo’s blijven hoorbaar, de terminologie is ten dele gebleven, de zaak zelf eveneens, maar er heeft zich een significante paradigmaverschuiving voltrokken. Onder invloed van de secularisatie heeft de sorry-cultuur de culpa-cultuur in den brede verdrongen, overgenomen en geherformuleerd. Mensbeeld en godsbeeld hebben zich in antropocentrische richting ontwikkeld. De mens als de maat van alle dingen en nauwelijks meer bij machte een maatje van de aloude God te zijn. Sorry is au fond humanistische fluisterspraak. Met het transcendentieverlies verloor ook culpa betekenis. Voor velen vandaag is God verdwenen, verworden van Iemand tot iets of niets. Herman Vuijsje spreekt over vervagen. God verdwijnt niet, maar vervaagt, vanuit een christelijke optiek echter behelst dat ongeveer hetzelfde. Zelfs zonder verontschuldigingen heeft men Hem laten gaan. Nescio in Dichtertje:
‘De God van Nederland, van heel Nederland, van Surhuisterveen en Spekholzerheide, donateur van den Bond van hoofden van groote gezinnen en van de Vereeniging tot opheffing van gevallen vrouwen. Dat noemen ze vallen […] Onderwijl zat God alleen in een coupé eerste klas in den trein naar Delft en staarde uit ’t raampje, maar zag niets. […] De God van Nederland dacht. Het was een rare tijd.’
Met de secularisatie en de proclamatie van de autonomie van de mens hebben we zo op het eerste gezicht aan optimisme en onschuld gewonnen. De waardige mens is aangetreden, intrinsiek goed, belijder van de aardigheid van het leven. Het universum is onverschillig en de mens is geroepen tot jouissance, geluk (Albert Camus). Daartoe zijn wij op aarde. Kwaad is een anomalie, wat scherven op het feest. Lichtheid van het bestaan. De sorry-cultuur is hiervan een expressie. Schuld is meer een kwestie van beleefdheid en zakelijke interactie dan van een diep gevoeld kwaad of tekort. We staan hoog op eigen benen, knielen doen we nog slechts in een bed violen.
‘Juist in een wereld waarin alles leuk moet zijn en het kind vanaf zijn geboorte de indruk wordt gegeven dat de wereld er is voor hem, is geen plaats meer voor de negatieve kanten van het bestaan: het zware, het trage, het moeizame, de pijn, de ziekte, de tegenslagen, de dood, enzovoort. Toch is de omgang met deze negativiteit een opgave waarvoor ieder mens en iedere generatie opnieuw worden gesteld. [ …] alles moet even licht en lollig zijn en schuldig moet je je al helemaal niet voelen, want dat is een onproductief gevoel. De enige verhouding die wij jegens het negatieve soms nog lijken te hebben, is (veelal politiek correcte en gemanipuleerde) sentimentaliteit […]’ (Ad Verbrugge, 35-36)
In deze maakbare samenleving met het individuele leven als een uniek, autonoom, optimistisch ontwerp, hebben wij ons een schuldloos universum aangemeten. Niet alleen de kerk met haar eeuwige gezeur over schuld wordt verdrongen, evenzeer Freud met zijn fundamenteel denken over schuld als het wezenlijke levensprobleem. Alleen Peter R. de Vries wordt geacht het nog over schuld te hebben. Debitum kan op veel belangstelling rekenen, de juridische, economische, politieke schuld, maar waar blijft ons eigen kwaad? Het kwaad, we weten er geen raad meer mee. We zeggen liever sorry om schuld te verzwijgen. We zijn genadig voor onszelf. Eer nog zijn we momenteel zelf slachtoffers dan daders. Het dikke, lieve ik, en schuld is centrifugaal: daders zijn altijd de anderen. Hun schuld is groot. Ieder thuis in de doorzonwoning van het eigen schuldloos universum. Fun society. Nochtans ziet het leven er heel anders uit. Kredietcrisis van de ziel.
‘Wanneer iemand zich eigenmachtig wil opsluiten in een onverstoorbare harmonie met zichzelf, blijft er heimelijk toch een scheur open, die hem pijnlijk steekt in zijn dommelige bestaan.’ (A. Vergote)
Kerugma & cultuur
Uit een recente discussie in een rooms-katholieke parochie over het nut van een boeteviering, waar zelfs daar nauwelijks meer animo voor bestaat:
‘Van alle factoren die een rol spelen noem ik er een die we allen kunnen constateren, om ons heen en in ons zelf: een gebrek aan gevoelde urgentie deel te nemen aan de boeteviering en je schuld voor te leggen aan God. Misschien is het ook niet altijd even duidelijk wat God met onze schuld te maken heeft. Fouten maken we allemaal. Maar het zijn vaak andere mensen die hiervan de schade ondervinden, die tekort gedaan worden, gekwetst of verkeerd behandeld. Moeten we dus het niet in de eerste plaats goed maken met andere mensen in plaats van met God? Ook is 'zonde' in onze tijd een problematisch begrip geworden.’
Zou het heel anders zijn in kerken van protestantse signatuur? Schuld soms nog maar een sjabloon of een sjibbolet? Mea culpa als relict en plichtpleging? Het ongeweten schuldloos universum binnen de kerkmuren. Homiletische en liturgische ontwikkeling illustreert dat. Persoonlijke schuld(belijdenis) is gemarginaliseerd. In het brede midden van het Protestantisme is schuld ingeruild voor het slachtoffer, het Kruis voor het Koninkrijk. Het ‘mea culpa’ is vervangen door het ‘kyrië eleison’, schuldbelijdenis verloren aan een gebed voor de nood van de wereld. De verzoening, het kerugma van het Kruis, het lijkt een welhaast onmogelijke opgave, intern en extern. Het schuldloos universum roept: ‘Sorry, geen belangstelling!’ De verkondiging van het Kruis aan zoveel onschuldigen is als het verkopen van koelkasten op de Noordpool.
Misschien zijn er nog mogelijkheden. Charles Taylor stelt dat de moderne mens, in weerwil van alle schone schijn, in een identiteitscrisis verkeert en toch meer is dan een hedonistisch, consumerend en calculerend wezen. De behoefte aan authenticiteit en spiritualiteit neemt toe. Wat kwaad & schuld betreft: deze zijn overgezet naar een therapeutisch register. ‘Wat vroeger zonde was, zien we nu als een psychische ziekte. Dat lijkt de menselijke waardigheid te vergroten - mensen zijn nu een slachtoffer - maar het is juist een beperking ervan gebleken.’ Hier ergens zal het kerugma van het Kruis een aanknopingspunt dienen te vinden. Hermeneutisch is een therapeutische wending geboden, waarin de kerk levensechte heling en genezing aanbiedt. Theologie zal psychologie leren. Christelijk geloof zal alleen zo voor de ziel van de moderne mens kunnen zorgen. De kerk als laatste plaats waar kwaad & schuld, ook in persoonlijke zin, niet worden verdrongen, maar erkend en bestreden in een ontlastend transformatieperspectief. Schuld mag dan nooit een gemeenplaats zijn; het geloof bestaat eveneens bij de gratie van menselijke ervaring, het aanbod van het heil richt zich op deze concrete mensen, situaties en daden. Het is mensonmogelijk, dit evangelie, maar het zal wel moeten, want het schuldloos universum is een illusie, een vals bewustzijn. Amazing Grace. De kerk kan als enige geen sorry zeggen. Vergeving is haar summum bonum (Paul Lehmann). Er blijft een Woord voor de wereld. Zwijgen over het Kruis is zonder verontschuldiging.
Enige bronnen/literatuur:
Frits de Lange, Schuld en schaamte, in: Voorlopig 1997.
Aaron Lazare, On Apology, Oxford University Press, 2004.
Jos de Mul, De domesticatie van het noodlot, Kampen 2006.
Roger Scruton, Moderne cultuur, Kampen 2003.
Thomas Sowell, Too many apologies, National Review, 24-2-2010.
Charles Taylor, A secular age, Harvard University Press, 2007.
Agnes Verbiest, Excuses nog en sorry, Amsterdam/Antwerpen 2010.
Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen, Amsterdam 2004.
Antoon Vergote, Bekentenis en begeerte, Kapellen 1989.
Herman Vuijsje, Tot hier heeft de Heer ons geholpen, Amsterdam/Antwerpen 2007.
Website Augustinus Parochie Buitenveldert.
Dr. Ton van der Hoeven is predikant (PKN) te Voorburg