nr6 • 2010 • Laatst geboekt
juli 2010 (24e jaargang nr. 6)
Laatst geboekt
Het bedreigde leven
M.E. Brak
Van het Wilde Westen heb ik uit mijn jeugd een romantisch beeld overgehouden. Mijn broer kreeg regelmatig een nieuw deeltje Arendsoog, dat ik als snel- en veellezer meestal eerder uit had dan hij zelf. J. Nowee schreef tientallen boeken over het edele duo (de blanke Bob Stanhope alias) Arendsoog en (de echte indiaan) Witte Veder. De kogels en de pijlen floten hen voortdurend om de oren, maar de goede afloop was verzekerd, want anders was de serie afgelopen. Die wetenschap stelde ons kinderen gerust: het goede zou overwinnen.
De werkelijkheid van het Wilde Westen is een stuk minder romantisch dan Nowee ons deed geloven. Dat oliemaatschappijen vuile handen maken, weten we vandaag de dag maar al te goed. En dat een mensenleven, in op economische belangen gefocuste ogen, geen enkele waarde heeft, is de aangrijpende realiteit in het boek De legende van Colton H. Bryant. Het is geen legende in de zin van ‘niet waar gebeurd’, want Colton H. (die H staat voor niks, zei zijn vader over die naam) heeft wel degelijk geleefd. Kort en hevig. De opdracht voor in het boek luidt: Voor Dakota en Nathanial (de kinderen van Colton, MB) – Omwille van C.H.B. – Van gerechtigheid naar vergeving.
Goed tegenover kwaad
De Briants wonen in het hooggelegen deel van het grote prairiegebied in het middenwesten van de Verenigde Staten, in de staat Wyoming. Alles is er gericht op de oliewinning. Het is er droog en het waait er altijd. De schrijfster duidt die leefomgeving als volgt: Wie ter wereld komt in een gebied met zo’n wind wordt eigenlijk bij de geboorte al half teruggegeven aan de aarde. Je staat onstabiel vanaf het begin… Onstabiel, dat is Colton als kind. Hij zit op een speciale school, omdat ‘bij hem de lagere versnelling ontbreekt’. Op zijn fietsje crosst hij door het stadje, auto’s snijdend vliegt hij de stoep op. ‘Stomme debiel’ is wat hij naar zijn hoofd geslingerd krijgt. De schrijfster geeft zijn reactie prachtig weer in de volgende passage: Coltons borst stroomt vol met iets – hij weet niet goed wat het is, want hij is niet boos, hij is ook niet verdrietig meer en hij is te jong om te weten wat vergeving is. Dan roept hij plotseling over zijn schouder: ‘Het is goed, hoor!’, met een hoge, door tranen gebroken stem. ‘Hoofd boven hart. Wat ik voel, bepaal ik zelf’. Colton heeft dat een keer op televisie gehoord en hij vindt het een mooi gezegde. Als je zelf bepaalt wat je voelt, hoef je niks erg te vinden, en niks erg vinden geeft je macht: het is net een onzichtbaarheidmantel. Coltons benen draaien rond en rond in het ritme van zijn lijfspreuk: ‘Hoofd boven hart; hoofd boven hart; hoofd boven hart…
Ondanks dit levensmotto lukt het Colton niet zijn hart uit te schakelen. Daarvoor heeft hij een te gevoelige ziel. Hij slaat zich met hulp van zijn vriend Jake - vriendschap is één van de sterke motieven in dit boek - zowaar door de middelbare school heen, want de oliemaatschappijen willen geen stommelingen. Maar voor hij daar terecht komt, heeft Colton een avontuurlijk leven: met vrienden op jacht (waarbij hij enorm moet overgeven als het door hem geschoten hert gevild wordt), in auto’s met knetterende knalpijpen scheuren, een wild paard temmen, hout hakken (waarbij hij door zijn dromerigheid zijn voet zo ongeveer splijt), rodeo rijden, en uiteindelijk zoals iedereen in de oliewinning belanden. Intussen is hij getrouwd met een meisje, dat al een kind heeft en samen krijgen ze nog een zoon. Waar Colton zich ook bevindt, hij heeft een positieve uitwerking op zijn omgeving. Maar dan komt de fatale val in de put op zijn werk – door het ontbreken van de nodige veiligheidsmaatregelen, omdat de oliemaatschappij winst belangrijker vindt dan een mensenleven.
Hoe hecht het gezin Bryant is, blijkt al eerder in het verhaal, en komt tot een climax als de familie en trouwe makker Jake om het ziekenhuisbed van Colton staan. Hij ligt in coma en zal er niet meer uitkomen. Ze laten hem niet alleen gaan. ‘Iedereen moet hem vasthouden’, zegt zijn zus. De één houdt een voet vast, de ander een been, een derde een hand, weer een ander zijn hoofd. ‘O God, geef me alstublieft de kracht om hem te zien sterven’, bidt moeder…
Het is buitengewoon ontroerend te lezen hoe deze door het leven geharde mensen Colton opdragen in de handen van God. Ze behoren tot de kerk van de Heiligen der Laatste Dagen – mormonen. Later zal vriend Jake spreken in de afscheidsdienst. Ik citeer: Hij vertelt dat Colton de meest onwaarschijnlijk heilige was die God naar de aarde had gestuurd. Nu zit de héle kerk te sniffen: mannen huilen openlijk en nemen niet eens de moeite om met hun mouw hun tranen af te vegen, en de presiderende bisschop, die Colton niet eens heeft gekend, kijkt uit over die zee van bedroefde gezichten en zijn hart trekt samen, zodat hij voor hij er erg in heeft staat te praten over een Colton die door God is gezonden om ons allemaal te leren wat vergiffenis is...
Ik herlees – in mijn ongeduld omdat er nog zoveel te lezen is – zelden een boek. Maar dit boek wél, omdat zo prachtig, zo subtiel – en met humor - geschreven is over een uiterst rauwe wereld en over sterke mensen met een verfijnde ziel. De auteur woont na een jeugd in Afrika al een jaar of 15 in Wyoming, waar Coltons familie haar zijn verhaal toevertrouwde. Het Wilde Westen is bepaald niet romantisch, maar waar het goede het kwade overwint valt te leven. En dit is een boek zoals ik in het Nederlandse taalgebied lang niet ben tegengekomen.
Op de vlucht
Hij was me tot nu toe ontgaan: David Grossman. Met Amos Oz, van wie ik wel het nodige gelezen heb, behoort hij tot de grootste Israëlische auteurs van dit moment. Zijn naam dook onlangs op in het nieuws, omdat hij deelnam aan het konvooi schepen dat naar de Gazastrook wilde en door Israël werd tegengehouden. Hij is dan ook een bekende vredesactivist, die de politiek van zijn eigen land bekritiseert.
Wie wel eens enige tijd op de uitslag van een onderzoek heeft moeten wachten, kan zich inleven in het begin van het nieuwste boek van Grossman. Je hebt de neiging een totaal andere kant op te rijden dan die van het ziekenhuis waar je zijn moet om je lot te vernemen. In zo’n gemoedstoestand verlaat Ora haar huis. Haar zoon Ofer heeft binnenkort zijn dienstplicht erop zitten, maar ze vreest dat ze vóór dat moment de boodschappers aan haar deur zal krijgen, die haar komen vertellen dat hij is gesneuveld. Hij is op een gevaarlijke missie op de Westelijke Jordaanoever. Hoe langer ze dat bericht kan uitstellen, hoe beter.
Dan begint een wandeling zonder echt doel, die zo’n 700 pagina’s duurt. Ze maakt die niet alleen, maar samen met de bijna letterlijk meegesleepte vriend van vroeger, Avram. Gaandeweg komt beider levensverhaal, waarin de zoon van Ora en haar voormalige man op een ingewikkelde manier verweven zijn, tot leven. Het is een complexe geschiedenis en je moet je hoofd er goed bij houden, omdat er tussen Ora, haar voormalige echtgenoot en Avram heel wat gepasseerd is. Ondertussen krijg je heel wat mee over de natuur en het landschap van Galilea. Maar zelfs als Ofra en Avram helemaal opgaan in hun eigen geschiedenissen en in elkaar, dan is er voor je het weet een of ander gedenkteken voor die-en-die dan-en-dan omgekomen tijdens een actie, een aanslag, een oorlog. Die steeds herhaalde herinnering brengt Avram tot die wanhopige vraag, een echo van Herzls beroemde uitspraak: Waarom moeten we dit land altijd willen, waarom er altijd voor wérken, dat het bestaat? In een interview met de NRC zegt de schrijver: ‘Het gaat in dit boek om een verlangen naar een normaliteit waarin het land niet steeds gewild hoeft te worden, waarin het kan zijn zoals Engeland er is en Denemarken en… Ik voel voor mijn land wat andere mensen in andere landen ook voor hun land voelen. De prachtige natuur als je wandelt, de avonden met vrienden, de steden, de cultuur, maar dat is altijd ingebed in ‘de situatie’. Het bestaat nooit zonder het besef van strijd en angst en onzekerheid.’
Dit verhaal over liefde en vriendschap, vasthouden en loslaten, is ingebed in het grote verhaal van de staat Israël. Om het in één zin te vangen: ‘Wie haat ons in de wereld – welke landen zijn tegen ons?’ Dat vraagt de zesjarige Ofer aan zijn moeder.
Grossmann weet waar hij het over heeft. Hij verloor zijn zoon Uri in de tweede Libanonoorlog in 2006. Hij was toen al bezig met dit boek en zette het schrijven na de rouwperiode van zeven dagen voort. Grossman vertelt in een interview met Bart Wallet in het Reformatorisch Dagblad (13-1-2010), dat hij al 19 jaar elke week drie uur lang met nog twee mensen de bijbel bestudeert. Hij is geen gelovige, zo zegt hij, maar heel Joods en daarom is het voor hem heel natuurlijk dingen uit de bijbel op te nemen in zijn werk. In datzelfde interview spreekt hij uiteraard over de situatie waarin Israël zich nu bevindt. ‘Wij bevinden ons op een doodlopende weg. We lijken gedoemd te zijn om door het zwaard te sterven. {…] We zijn helaas verliefd geraakt op deze uitzichtloze situatie, omdat we tenminste weten hoe we erin moeten functioneren. Ik leg me daar echter niet bij neer. Ik daag Israëliërs uit een deel van hun veiligheidsmechanismen op te geven en de strategie van vrede te wagen. […] Dit land was bedoeld als thuis en schuilplaats voor Joden, maar het is nu misschien wel de plaats waar we het meeste gevaar lopen. We voelen ons niet comfortabel in alle kamers van dit huis, want er zijn anderen die claimen dat zij de legitieme bewoners zijn en er zijn mensen die van buitenaf proberen in te breken. We hebben nog geen vastgestelde grenzen. Dat is voor mij de Joodse tragedie.’
Tot slot
Voor wie nog op vakantie gaat en een minder heftig boek wil meenemen, is Een soort familie van Kees van Beijnum de moeite waard. Het gaat over het gezin van twee tamelijk burgerlijke vredesactivisten in de jaren tachtig in een klein dorp in Noord-Holland. Ook daar gebeurt iets verschrikkelijks. En God en kerk spelen geen rol in deze familie. Dat is een realiteit waar wij soms te weinig mee rekenen.
Naar aanleiding van:
Alexandra Fuller, De legende van Colton H. Bryant; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam; 262 blz.
David Grossmann, Een vrouw op de vlucht voor een bericht; uitg. Cossee, Amsterdam; 686 blz.
Kees van Beijnum, Een soort familie; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam; 436 blz.
Marja Brak is coördinator communicatie van de Protestantse Gemeente Amersfoort en eindredacteur van Kontekstueel