nr3 • 2009 • Meditatie Karl Barth
februari 2009 (23e jaargang nr. 3)
Goddeloosheid niet in Rusland zoeken
Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?’
Psalm 2:1
Als wij het toch weer eens konden leren volkomen duidelijk in te zien, dat het werkelijk ijdel, dat het tevergeefs is wat in haat tegen God en in onverschilligheid jegens God door mensen gezegd en ondernomen wordt. Beide, de haat en de onverschilligheid, hebben in onze tijd zeer bepaalde vormen aangenomen. Wat zullen wij daarover zeggen? Wij zuchten, wij werken, wij strijden; wij doen afweerpogingen en tegenaanvallen. Dat is wenselijk en misschien nog het beste, vooral als het is stilte geschiedt. Maar wát we ook zeggen en doen mogen, het zou, om ernstig en krachtig te zijn, moeten gebeuren in het besef dat menselijke haat en menselijke onverschilligheid tegenover God werkelijk ijdel zijn. Zonder dat staan we er wel erg hachelijk voor met ons klagen, roepen en werken.
Maar hoe komen we tot dat klare besef? Er is maar één weg: wij moeten de goddelozen beter begrijpen dan zij zichzelf begrijpen. Wij moeten hun haat en onverschilligheid van dichtbij leren kennen. Wij moeten begrijpen en toegeven dat hun opstandigheid en hun blindheid volkomen die van onszelf zijn. Laten we toch de goddeloosheid niet in Rusland en niet bij onze proletarische jeugd zoeken en zien, maar in onszelf, in onze christelijke huisgezinnen, inrichtingen en verenigingen, in al het menselijke van de Christelijke Kerk. Om dan en op deze ene wijze te weten, dat het alles ijdelheid is. Hoe kan iemand dat weten, die de goddeloosheid bij anderen zoekt en de balk in eigen oog niet ontdekt?
Van het ontdekken van deze balk hangt af de overwinningskracht van het geloof over het ongeloof. Wie met het ongeloof konden spotten, zoals daarmee gespot moet worden, dat waren altijd degenen die het ongeloof kenden uit eigen ondervinding en daardoor de onmacht ervan, omdat zij Jezus Christus hadden leren kennen als de Opgestane, de Koning en Here, die voor allen en alles het verzoeningswerk heeft volbracht; die aan de dood zijn macht ontnomen heeft. Het ongeloof van thans wacht evenmin als het ongeloof van alle tijden op de overtuigingskracht van onze christelijke ideeën en van ons christelijke leven. Nee, het wacht op de elementaire kracht van de boodschap van de vergeving. Het is de grote vraag die tot de Kerk wordt gericht of zij draagster van deze boodschap zijn wil.
Here, onze God! Wij weten hoe Gij met ons als uw vijanden gehandeld hebt en nog handelt. Daarom kan geen van uw vijanden ons meer verschrikken. Daarom geloven wij in U als in de Overwinnaar van alle ongeloof. Uw Woord zal zijn loop hebben en er is niemand die U kan weerstaan. Amen
Uit: Karl Barth, Ga toch niet aan uw knecht voorbij! Twintig overdenkingen van prof.dr. Karl Barth, vertaald door A.A. Wilschut, Den Haag Voorhoeve 3e druk, z.j.
Voor een los nummer of abonnement, klik hier