nr4 • 2007 • Komen we hier zonder keuzes uit?
april 2007 (21e jaargang nr. 4)
Komen we hier zonder keuzes uit?
Reactie van dr. S. Janse op prof.dr. H.G.L. Peels en prof.dr. A.W.J. Houtepen
Dr. S. Janse
Vragen aan prof.dr. H.G.L. Peels
Ik waardeer uw pogingen om ook naar die stukken uit de Bijbel te luisteren die ons niet liggen. Berkhof zei tegen aankomende predikanten dat ze ook moesten preken over die teksten in hun bijbeltje die ze niet hadden onderstreept. U hebt mij in het blad Wapenveld opgeroepen om langer naar de geweldsteksten te luisteren en uw verhaal van vandaag vraagt hetzelfde. In de verwachting dat hier iets wezenlijks van Israëls God oplicht waar we niet aan voorbij mogen gaan. Ik wil dat proberen, maar mijn tegenvraag is - en die heb ik ook al in Wapenveld gesteld - moeten we soms ook niet kiezen? Komen we hier zonder keuzes uit? Moeilijke teksten vragen om lang luisteren, maar kan de oproep om lang(er) te luisteren ook iets hebben van een escape?
Ik heb voor een volgend nummer van Wapenveld (feb. 2007) daarover iets geschreven en een paar dingen daarvan wil ik hier naar voren brengen. U zegt: de nieuwtestamentische auteurs geven geen kritiek op het Oude Testament en Jezus’ stem is geen tegenstem ten opzichte van het Oude Testament. De verschillen wilt u heilshistorisch benaderen: u erkent dat er iets veranderd is met de komst van Jezus, maar dat zou een kwestie van heilsbedeling zijn: met Jezus’ komst begint de Gnadenfrist. Het oordeel wordt opgeschort, uitgesteld. Tot het eindoordeel. Dezelfde God die in het Oude Testament geweld niet schuwde om zijn plannen met Israël en de volken door te zetten, biedt in het Nieuwe Testament, in Jezus Christus, zijn liefde aan ieder mens, eerst de Jood en dan de Griek. Ik heb daar kritische vragen bij. Ik heb al in ander verband iets geschreven over de verhouding van doel en middelen in de ethiek. Kan het laten uitmoorden van hele volkeren het doel dienen van het komende Vrederijk?
Maar ik heb nog een ander bezwaar tegen uw positie. Op deze manier kan ik Oude en Nieuwe Testament niet meer bij elkaar krijgen. Anders gezegd: is de God die ze bijeen houdt niet een willekeurige God? Ik laat het geweld bij God liggen, ik laat de bijbelse noties van oordeel en straf staan. Maar het gaat dan toch om straf voor de zondaar, de goddeloze, de geweldenaar, de onderdrukker (Op. 21:8). God zal ons oordelen op grond van onze werken, ‘... naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad’ (2 Kor. 5:10). Dat gaat dus anders toe dan in die passages van het Oude Testament waar een hele stad, een hele stam, een heel volk, zonder aanzien des persoons uitgeroeid moeten worden.
Als we naar de geweldsverhalen van het Oude Testament kijken, onderscheid ik daarin drie categorieën. 1. Er zijn moeilijke teksten als Numeri 16, waarin God zelf, zonder tussenkomst van mensen, het oordeel aan mensen voltrekt (in dit geval Korach). Voor ons gevoel slaat God soms hard en onmiddellijk toe. Maar we kunnen deze teksten misschien lezen als anticipatie op het eindoordeel van God. 2. Dan zijn er ook teksten waarin God opdracht geeft aan mensen, in casu Israëlieten, om anderen te doden. Ik denk aan Jehu die in opdracht van God (2 Kon. 9:7vv) koningin Izebel moet doden (2 Kon. 9:30vv). Ook hier kan ons moreel besef wellicht in meekomen: het gaat om de bestraffing van een vrouw die zich aan moord heeft schuldig gemaakt. 3. Mijn moeite ligt vooral bij de collectieve straf, het ongedifferentieerde geweld dat in het Oude Testament over families, steden, stammen en volkeren kan razen. De finale afrekening die schuldigen en onschuldigen treft. Dat kan ik niet geloven, dat het Gods bevel is dat mensen, Israëlieten, anytime, anywhere, anyhow een heel volk moeten uitmoorden. Dat wil ik ook niet aanvaarden en dat moet niemand willen aanvaarden.
Dit laatste heeft mijns inziens te maken met het denken in collectieven dat we in het Oude Testament sterk vinden. Denk aan Achans kinderen die delen in de straf van hun vader. Zo wordt in Jericho oud en jong met de ban geslagen. Zo moet Saul de Amalekieten uitroeien. Wij denken niet meer zo, wij kunnen niet meer zo denken. Gelukkig niet. En gelukkig zien we ook bij Jeremia en Ezechiël een andere denkwijze: de kinderen zullen niet gestraft worden om de zonde van hun ouders (Jer. 31:29v; Ez. 18). In het Nieuwe Testament komen we deze collectieve straf niet meer tegen, of misschien nog marginaal. Dat heeft niet te maken met de ‘leer van de bedelingen’, want het gaat om een inzicht dat al ver vóór Jezus Christus in het Oude Testament naar voren komt. Zie de genoemde teksten uit Ezechiël en Jeremia. Het gaat om stemmen die in het Oude Testament naast elkaar te horen zijn, maar waarvan de ene in het Nieuwe Testament (gelukkig!) wordt overstemd door de stem van Jezus Christus. Daarom moeten we ook niet zeggen: God wilde het in het Oude Testament zus en in het Nieuwe Testament zo. God heeft nooit gewild dat kinderen zouden boeten voor de zonde van hun ouders en teksten die dat wel zeggen, getuigen van onbegrip ten aanzien van de wil van God. Dat Jezus de discipelen verbiedt vuur te laten neerdalen op een heel Samaritaans dorp (Luc. 9:54) is geen kwestie van heilsbedeling (vroeger was het Gode welgevallig, maar met Jezus’ komst niet meer), maar Jezus maakt duidelijk dat het nooit Gods wil is geweest om deze collectieve wraak uit te voeren, en Hij spreekt daarbij geheel in overeenstemming met de allang gegeven regel van Ezechiël 18:20. Moet er hier niet gekozen worden?
Vragen aan prof.dr. A.W.J. Houtepen
Met u ben ik onder de indruk van het geweld, zoals dat in uw lezing geïnventariseerd werd. Met u deel ik het gevoel van urgentie om ons te bezinnen op de plaats en functie van het religieuze geweld in de wereld. Maar ik heb wel een aantal vragen en stel die puntsgewijs:
1. Is de belofte van het Koninkrijk van vrede dat ons door de bijbel gegeven wordt meer dan een appèl om vredelievend te leven? Mijn vraag wordt ingegeven door de volgende observatie: wij maken wel vorderingen als het gaat om inzicht in wat humaan is (ik denk aan wetgeving in onze rechtstaat, aan het handvest van de VN), maar wij komen niet verder in de praktijk van het leven, zeker niet in van onze wereldsamenleving. Leer en leven sporen niet om het ouderwets te zeggen. Integendeel de discrepantie neemt toe. Blijkbaar zit het geweld diep in het mensenhart, of moderner gezegd, in de menselijke genen. Wat moet er gebeuren, wil dat Rijk van vrede gerealiseerd worden? Is het appèl nog niet duidelijk genoeg geweest? Maar juist het feit dat toegenomen zicht op de humaniteit niet leidt tot een daadwerkelijke toename van de humaniteit doet mij het ergste vrezen. Is het Rijk van God meer dan een wijkende horizon en wel een steeds verder wijkende horizon?
2. Deze vraag bouwt verder op vraag 1. Welke rol heeft God als het er om gaat het Rijk van vrede te brengen? Met andere woorden: wat doet God nog? God is niet, zo zegt u, vanuit de mechanische causaliteit te verstaan. U stelt daar tegenover de sfeer van de reasons, motieven. Mag ik spreken van een motiverende of inspirerende causaliteit? Of is ook dat te veel? De vrijzinnige dominees uit de 19e eeuw hingen hun toga’s aan de kapstok, omdat ze voor God niet
langer een rol zagen in deze gesloten werkelijkheid. Want God grijpt niet handelend in deze wereld in. Niet in de fysieke, maar ook niet in de geestelijke of psychische werkelijkheid.
Vandaar mijn vraag: wat doet God dan in onze wereld? Is God meer dan een inspirerende gedachte? Moeten wij uiteindelijk onszelf en elkaar inspireren en hopen dat wij daarmee verder komen dan wij tot nu toe gekomen zijn? En waarop is die hoop gebaseerd?
3. Een vraag over het geweld en wel over de positieve kant van het geweld. Moeten wij niet hopen dat God eens geweld zal gebruiken, goddelijk tegengeweld? Die vraag hangt natuurlijk samen met de visie op geweld überhaupt. Ik ga er van uit dat er bevrijdend geweld is, Ik weet dat het gevaarlijk is, maar niettemin noodzakelijk en ik denk dat we daar allemaal voorbeelden van kunnen bedenken, bijvoorbeeld de politie die een crimineel in zijn benen schiet, die een schoolgebouw met kinderen dreigt op te blazen. God komt tot ons in zijn liefde. Ik ben het met u eens dat dat de hoofdlijn van de bijbel is en dat dat in Jezus Christus overweldigend duidelijk is geworden. Maar heeft God toch nog niet een andere pijl op zijn boog en moeten we ook niet hopen dat Hij deze pijl eens gebruikt? De pijl van zijn goddelijk tegengeweld waarmee Hij metterdaad en definitief het Koninkrijk van vrede zal vestigen? Ik zou in dit verband een pleidooi willen houden voor de herwaardering van de bijbelse apocalyptiek. Dat God in deze wereld in zal breken is onze hoop en onze verwachting. Dat Hij de machten van het kwaad het zwijgen op zal leggen, daar leven wij van.
4. Ik vind dat het concept van de Abrahamitische oecumene dat onder uw hele verhaal ligt onhoudbaar is. Juist als het gaat om de plaats van geweld in de religie zou u op dit punt kritischer mogen zijn in de richting van de islam. Niet zozeer vanwege alle religieus geweld dat van extreem islamitische zijde over deze wereld wordt uitgestort (dat kan nog een aberratie zijn), maar vanwege de principiële, niet toevallige verbinding van religie, politiek en geweld die vanaf Mohammed in de islam zit. Daar had ik, juist vanwege uw Anliegen meer kritiek verwacht. Mohammed is profeet, religiestichter, religieus leider, maar ook veldheer, legeraanvoerder, wetgever, rechter. Ook al had hij deze laatste taken volstrekt rechtvaardig uitgevoerd, ook al had hij geen veroveringsoorlogen gevoerd, ook al had hij geen Joodse stam laten afslachten, dan nog weten we hoe gevaarlijk deze verbindingen zijn. In het christendom zien we evenveel uitglijders, zo niet meer, maar bij Jezus zijn religie enerzijds en politiek en geweld anderzijds wel volstrekt gescheiden.
N.B. De gehouden lezing van prof. Houtepen op de Kontekstueel-lezersdag week op een aantal punten af van de versie die nu is afgedrukt. De reactie van dr. S. Janse gaat op deze versie terug en wijkt dus ook op een aantal punten af van de gesproken reactie op de lezersdag.