Skip to main content

nr6 • 2006 • Bijbels en authentiek

juli 2006 (20e jaargang nr. 6)

Bijbels en authentiek

Mw.drs. H.B. Graafland

Mijn reactie op het verhaal van prof. Immink is vooral praktisch en gekleurd door mijn eigen situatie. Om bepaalde redenen kwam ik terecht in een Samen op Weg-gemeente in Zeeland en vervolegns in een Samen op Weg-situatie in Rotterdam-Hillegersberg. Omdat ik nu nog maar een blauwe maandag aan het werk ben in Veenendaal laat ik dat buiten beschouwing. In een Zeeuwse gemeente is de Gereformeerde Bond iets ‘ver weg’. De zware indruk die gemeenten als Sirjansland en Ouddorp maken, bepalen de beeldvorming: een ernstig geloof, waar niet veel mag. Een boek als ‘Knielen op een bed violen’ van Jan Siebelink versterkt de beeldvorming, omdat het onderscheid tussen al die kerken rechts in het kerkelijk spectrum veel gemeenteleden volstrekt voorbij gaat.

Mensen lezen geen christelijke krant. Daarmee mist men veel informatie, zowel positieve als negatieve. Ver weg dus. Maar als mijn vader eenmaal per jaar in mijn Zeeuwse gemeente kwam preken, sprak dat toch wel aan. Hij preekte weliswaar een beetje lang, maar hij had altijd wel iets dat onthouden werd. En mijn eigen prediking? Één van de opmerkingen bij mijn afscheid, was: ‘Ik heb het gevoel gekregen, dat de bijbel met mij te maken heeft’. Dat is geweldig, als iemand dat zegt.

Schakeringen

In Rotterdam-Hillegersberg is de schakering veel groter. Je vindt er mensen die uit de Gereformeerde Bond of uit de Gereformeerde Gemeenten afkomstig zijn, heel veel ‘gewone’ hervormden voor wie het niet zo zwaar hoeft, rooms-katholieken, mensen die van huis uit ‘niks’ waren, enkele evangelische gereformeerden, een aantal ‘gewone’ gereformeerden die van een heldere preek houden, en dan nog gereformeerden met een allergische inslag voor alles wat maar een beetje ‘dogmatisch’ klinkt. Dat ik van oorsprong uit de Bond kwam, gaf hen de verwachting, dat ik niet alleen de knellende teksten over de vrouw als een juk van me had afgeworpen, maar álle knellende teksten!
Ook in deze gemeente is de naam Gereformeerde Bond voor velen niet positief geladen. Inderdaad had dit te maken met het negatieve imago waar Immink ook op duidt. De houding in het SoW-proces, maar ook de vrouw in het ambt noem ik uitdrukkelijk, omdat dit wel als het meest illustratief gezien wordt voor het feit hoe ver de Bond van de moderne tijd afstaat. Ik moet erbij zeggen: het interesseert mensen ook eigenlijk niet zoveel. Ze zijn ook niet echt op de hoogte. Bondsgemeenten in Hillegersberg en in Rotterdam zijn niet zo zwaar en toch ervaart men een grote kloof.
Ook hier spelen de media een rol. Gereformeerden lezen vooral nog Trouw en hervormden vooral het Algemeen/Rotterdams Dagblad of NRC/Handelsblad. Voor de eersten betekent dat een meestal negatief getoonzette berichtgeving over de Bond, voor de tweeden dat er nauwelijks enige berichtgeving is. Ik weet niet of dit een algemeen beeld is voor de gemeenten buiten de Bond. In elk geval illustreert deze praktijk iets van het isolement en van het eigen wereldje, waarin de verschillende groepen binnen de kerk ten opzichte van elkaar staan. Of de ‘gereformeerden in beweging zijn’ – en dan niet de ‘gewone’ gereformeerden hieronder te verstaan – dat zegt velen hoegenaamd niets.

De taal

Nu gaat het Immink niet zozeer om de Gereformeerde Bond als organisatie, maar om de gereformeerde beweging. Deze beweging loopt, denk ik, ook buiten de Gereformeerde Bond door en is waarschijnlijk ook niet altijd binnen de Gereformeerde Bond te vinden. Ze is niet zo afgebakend. Zelf reken ik me tot die eerste groep, die in het midden van de kerk staat en toch zoekt naar een bijbelse en authentieke verkondiging van Gods heil voor mensen. Ik zeg het bewust zo, en niet in de taal van Immink: een gereformeerde, bevindelijke prediking. Want de ‘taal’ blijkt een belangrijk middel, maar kan ook een hindernis vormen om te verstaan. De taal, waarmee ik zelf ooit leerde mijn geloof en omgang met God te verwoorden, kan op andere mensen een traditionele en zware indruk maken waardoor ze niet meer luisteren. Bovendien veronderstelt een aantal uitdrukkingen een behoorlijke bijbelse en dogmatische kennis. En die is lang niet altijd aanwezig in het midden van de kerk. Ik heb de indruk dat dit nog minder het geval is bij de jongere generatie, voor wie de catechisatie al nauwelijks meer gevuld is geweest met ‘leerstof’ (iets wat in mijn catechisaties ook speelt), en die nauwelijks nog iets leest van kerknieuws.
Het vraagt om een steeds opnieuw verwoorden van geloof en bijbelse kernwoorden in een taal en met beelden, die dicht bij de moderne mens en bij het leven staat. Woorden, die niet vluchtig zijn, maar existentieel en blijven hangen. In een situatie, waar weinig bedding meer is om te kunnen stromen is dat geen eenvoudige opgave!

De boodschap

Ik ben het eens met Immink, dat de bijbelse verhalen een bron blijven van levens-  en geloofservaring voor hedendaagse mensen. Ze hebben een ongelooflijke zeggingskracht, en blijven door de verbeelding die ze geven, gemakkelijker hangen. Tegelijk ontmoet je ook veel weerstanden, van verschillende aard. Zo doe ik de ervaring op, dat niet iedereen in de gemeente echt geïnteresseerd is in de bijbel. Wel voorzover het als opstapje geldt voor menselijk handelen en verstaan, minder als God – een persoonlijk God, een Zoon van God, een Geest die mensen bezielt naar God toe – centraal staat. Soms speelt de onzekerheid in het geloof een dominante rol. De verlegenheid. De allergie voor ‘grote woorden’. Dan vindt men dat preken meer over twijfels en onzekerheid moet gaan. Dat je als predikant vooral je vragen moet laten zien. Anderen vinden dat je toch wel een erg beperkte visie hebt als je dicht bij het Woord probeert te blijven. Men hoopt dat je nog eens ‘wat breder’ wordt.
Ik ervaar het verlangen naar vooral een mensgerichte boodschap, met de mens in het middelpunt en de menselijke ervaring als vertrekpunt, als een verzoeking. Het lijkt zo aantrekkelijk, je vindt gehoor, en toch… ‘Dan komt de mens uiteindelijk niet in de volle ruimte van het Woord te staan’, zegt Immink. Daar ben ik het mee eens. Ik ervaar ook dat hoe concreter je probeert te spreken over het geloof, en over wat God in je leven kan doen en teweeg brengen, hoe moeilijker het wordt voor mensen, hoe meer geloof het van hen (en ons allen!) vraagt en hoe groter de verlegenheid wordt. Vandaar de voorkeur voor een vager verhaal, een verhaal met heel veel open einden, die mensen zelf kunnen invullen, een verhaal met veel beeldspraak of symboliek, boven een concreet spreken.
Ten slotte is er de pluraliteit in de gemeente. Over kernzaken in de Schrift (en van het gereformeerd belijden) wordt in het midden van de kerk zeer uiteenlopend gedacht. De ‘verbreiding en verdediging van de waarheid’ blijkt actueler dan gedacht. Alleen, als de preek een strijd wordt boven en onder de kansel, dan is de kans op zegen natuurlijk nihil.

Strijd

Soms denk ik dat predikanten die staande kunnen blijven in een plurale setting, zelf van binnen ook een beetje ‘pluraal’ moeten zijn. Meerdere kanten opkunnen. Een beetje vaag en open zijn, zodat mensen hun eigen invulling kunnen geven. De gereformeerde beweging kan dat niet zo goed. Dan sta je ergens, en je staat ergens voor. Bovendien ben je kwetsbaar. Als je midden in de kerk staat, sta je meer op een open veld. Er is niet een traditie of een groepscode die je dekt en beschermt. Je staat er persoonlijk voor, omdat het jouw visie en hartstocht is. En je moet de gemeente daarvoor inwinnen. Dat kan dus inderdaad strijd opleveren. Strijd om de identiteit van de gemeente. Of om de persoon van de predikant.
Je bent zo. Je bent ervan overtuigd dat deze wijze een bijbelse wijze van verkondiging is. Daarom doe je het. Daarom neem je de uitdaging, steeds opnieuw, weer aan. Ik weet me daarbij door positieve ervaringen gesteund. Als ik merk dat voor sommigen de Schrift weer gaat leven. Dat mensen ontdekken dat het met henzelf te maken heeft. Dat God Gód blijkt te zijn. Dat die andere werkelijkheid er is en dat die ons grond onder de voeten geeft.
Maar je moet accepteren dat niet iedereen blij met je is. En dat de kerkelijke familie inderdaad veel breder en minder eensgezind is dan je zou wensen. Soms vind je op onverwachte wijze ‘soul-mates’. Juist in het midden staand vraagt het een sterke overtuiging van binnenuit. Juist op die plaats ontdek je hoe sterk en hoe levend de gereformeerde beweging is – ook al zou je het zo niet meer verwoorden. En: hoe sterk en levend en persoonlijk Gods Woord is. Hoe God ons daarin ontmoet.

Ds. H.B. Graafland is predikant van de SoW-gemeente te Rotterdam-Hillegersberg