Skip to main content

nr4 • 2004 • Kroniek

maart 2004 (18e jaargang nr. 4)

Kroniek
Het jaar van de ontluistering

Ds. J. Maasland

ˋHet jaar van de ontluistering.’ Dat thema  gaf  de redactie van het weekblad  Vrij Nederland aan het kerstnummer van 2003. Men dacht daarbij aan het koningshuis dat zich voortsleepte van crisis naar crisis. Bush en Blair logen over Irak. Albert Heijn, jarenlang toonbeeld van Hollandse degelijkheid en betrouwbaarheid, raakte danig in de war en topbestuurders werden als graaiers ontmaskerd. Vandaar het thema: 2003 jaar van de ontluistering.

Ontluisterend

Toen ik dit nummer onder ogen kreeg, hadden we in de hervormde kerk net 12 december achter de rug. Ontluisterend: zo heb ik althans ervaren wat ons als hervormd-gereformeerden vooral in de tweede helft van 2003 is overkomen. De druk van de naderende beslissende dag liet zich alom voelen. Samenkomsten werden belegd voor bezinning, voorlichting en gebed. Tegelijk leek het soms of er in de kerk een vakbond actief was geworden. Er was een meldpunt waar bezwaarden zich konden melden en laten inschrijven. Wie zich her en der onder het kerkvolk begaf, hoorde soms ongelofelijke indianenverhalen. Er zou na 12 december voor een schriftgetrouw gereformeerd lid van de hervormde kerk geen plaats meer zijn. Mensen die er een wat genuanceerder opvatting op na hielden, werden als verleiders en verraders gebrandmerkt. Kennelijk niet gehinderd door enige kennis van zaken werden schrikbeelden opgeroepen en in stand gehouden. Ontluisterende gang van zaken. Ik kan het niet anders duiden.
Ontluisterend vond ik ook de twee tv-uitzendingen op de avond van 12 december, verzorgd mirabele dictu door de IKON. Waarom ontluisterend? Wel, als ik van mezelf wist dat ik zo geëmotioneerd deze dag tegemoet leefde en bij een voor mij negatieve besluitvorming zo in de war zou raken, zou ik geen enkele behoefte hebben aan camera’s. Hoe sensationeler uitspraken en gedragingen immers, des te gretiger schiet de camera beelden. En dan een tv-uitspraak als: ‘Ik voel me na het fusiebesluit als een kind die er net getuige van is geweest hoe z’n moeder met behulp van euthanasie naar de andere wereld is geholpen.’  Dat kun je toch niet menen? Dat is toch je reinste stemmingmakerij? Het is bovendien ook niet juist.
En later op de avond werd het zo mogelijk nog pijnlijker door de uitspraak: nu we de homoseksuele praxis moeten accepteren in de PKN, kon bestialiteit wel eens de volgende stap zijn. Gênant en ontluisterend.
De opheffing van de ene ‘huishoudelijke twist’ (A.A. van Ruler) zet het huisgezin van hervormd-gereformeerde gemeenten danig op z’n kop. De ruzie plant zich voort. Beschamend en ontluisterend. Hoe is het zover kunnen komen? Voor ik een poging  waag op die vraag in te gaan, eerst nog even dit. Als ik nogal kritisch ben naar de achterban van de Gereformeerde Bond, waartoe ik ook mezelf reken, dan wil dat niet zeggen dat ik dus enthousiast ben over de PKN die straks tot stand komt. Ik zeg het er maar bij omdat genuanceerd denken onder ons nooit een sterke kant is geweest. Er lijken meestal maar twee kleuren te bestaan: zwart en wit. En velen weten altijd zonder enige aarzeling te vertellen hoe wit er uit ziet en wat absoluut zwart is. Als er daarom zo vaak (mij wel eens al te vaak) geroepen wordt om verootmoediging, dan moeten we ook werkelijk bereid zijn de hand diep in eigen boezem te steken. Want we hebben echt helemaal niets meer om ons op te verheffen, zo we dat al hadden of wilden hebben. Het laatste half jaar van 2003 is de gereformeerde beweging binnen de hervormde kerk op een beschamende en blamerende manier uit elkaar gespat. En terwijl ik dit schrijf laat het Journaal ( zaterdag 31 januari)  beelden zien van allemaal  in het zwart geklede mannen die het kerkgebouw van Elspeet  binnen gaan. Het onderstreept alleen maar opnieuw hoe groot de verwarring en ontluistering is. Pijn om de ontwikkelingen voel ik mee. Alleen, met pijn kun je verschillend om gaan. Je kunt continu over je pijn lopen klagen en zelfs via de pers naar buiten je pijn etaleren. Pijn kun je zelfs koesteren of met pijnstillers trachten terug te dringen. Maar dit leven, ook het kerkelijk en geestelijk leven, zal nooit geheel zonder pijn geraken. En dat besef leert pijn stil te dragen. En ondanks pijn toch dit leven aanvaarden, hoe gebroken ook.

Voorgeschiedenis

De afloop en nasleep van het SoW-proces  kan voor ingewijden niet geheel verrassend zijn. De hervormd-gereformeerde familie is al sinds de oprichting van de Gereformeerde Bond in 1906 zeer verschillend geweest. Maar daar is al genoeg over gezegd en geschreven. Dat hoef ik niet nog eens over te doen. In het blad Confessioneel ( 9 oktober 2003) probeerde dr. J.G.Schenderling een analyse te geven van ontwikkelingen die tot een scheuring zouden kunnen leiden. Hij signaleerde dat er binnen de Gereformeerde Bond altijd een stroming heeft bestaan die een tendens tot afscheiding in zich had. Deze stroming koesterde een diep wantrouwen tegenover de synode en had er geen enkel vertrouwen in dat het ooit nog goed zou komen als het ging om een leven naar de gereformeerde belijdenis. Betrokkenheid bij de reformatorische zuil heeft sinds de zeventiger jaren een verdere vervreemding van de hervormde kerk in de hand gewerkt. In de jaren dat ik ambtelijk in hervormd-gereformeerde gemeenten werkzaam was, is me altijd opgevallen de betrekkelijk geringe aandacht voor wat er op de synode gebeurde. Velen waren daar nauwelijks van op de hoogte, laat staan bij betrokken. Alleen bij ‘hot items’ roerde het kerkvolk zich en stelden afgevaardigden ter classicale vergadering soms een kritische vraag. Het vergaderen van de synode was eigenlijk altijd een ‘ver-van-ons-plaatselijk-gemeentebed-gebeuren’. Al die lange jaren dat het SoW-proces voortging, hebben velen gedacht: het zal wel nooit wat worden, ze doen maar, als wij in onze gemeente maar geen last krijgen. En nu het SoW-proces ineens in een stroomversnelling is geraakt, valt over velen een bedreigend gevoel en slaan sommigen angstig en bezorgd terug: blijf van onze kerk , blijf van onze gemeente af. Iemand uit een van de gemeenten waar ik ooit predikant was, zei het me onlangs: wat moet ik doen? Moet ik m’n gereformeerde belijdenis inleveren en dan maar met de PKN in zee gaan? Dat kan toch niet? Maar beste vriend: Dat hoeft ook helemaal niet. De genoemde belijdenis mag je grondslag blijven.
Waarom ik dit voorval aanhaal? Omdat het duidelijk maakt welke angst mensen, geheel ten onrechte, beheerst. Het heeft ook alles te maken met genoemde geringe betrokkenheid bij wat al jaren in de kerk aan de orde is geweest. Onjuiste informatie heeft daarbij ook nog eens velen in het struikgewas gejaagd.

1951

Ik vind het op z’n minst merkwaardig dat onder ons de kerkorde van 1951 zo innig wordt omhelsd. Dit zei de voorman van de GB er van, prof.dr.J.Severijn op de jaarvergadering van 1951. “Wij staan alzo per 1 mei onder een kerkorde, die door ons als onaanvaardbaar werd afgewezen (cursivering van mij JM). Wat zal dat betekenen voor de positie van de Gereformeerde Bond? (…)  Ziende op de ontwikkeling der dingen kan ik geen redenen vinden om aan te nemen dat de positie van de Gereformeerden onder de nieuwe kerkorde een veelbelovende kan zijn (cursivering van mij JM) Integendeel, aldus prof.Severijn, er is alle reden tot pessimisme. Ik kan het niet anders zien of het karakter van de hervormde kerk is grondig veranderd en dat zal steeds duidelijker openbaar worden.”
Er is onder hervormd-gereformeerden in toenemende mate wantrouwen en zelfs frustratie ontstaan.in de richting van de synode. Vooral toen de beslissing viel dat de inzegening van homorelaties kerkordelijk mogelijk zou worden gemaakt. Er is een sterk underdoggevoel ontwikkeld. Wie bijna altijd in het stof moet bijten omdat in de kerk beslissingen bij meerderheid van stemmen worden genomen, terwijl men zelf  grote delen van meelevende gemeenten in diezelfde kerk vertegenwoordigt, die bouwt als het ware een nederlaagsyndroom op. En daar komen dan makkelijk ‘vlees en wereld’ bij. De bekende Britse schrijfster Karen Armstrong poneert in haar boek over het fundamentalisme de stelling: In de strijd om de waarheid spelen altijd gevoelens van wraak een rol.

Interne vervreemding

Nog meer factoren spelen mijns inziens een rol om de verwarring te verklaren in hervormd-gereformeerde gemeenten. Dr. Schenderling wijst in zijn al genoemde analyse op de perforatie van de gemeentegrenzen. Vroeger had je in de hervormde kerk modaliteitsgemeenten en richtingsevangelisaties. Nu zijn er mentaliteitsgemeenten ontstaan binnen een modaliteit namelijk de hervormd-gereformeerde. Modaliteit heeft een inhoudelijke connotatie. Mentaliteit ziet eerder op sfeer, uiterlijkheden, taalgebruik. Vroeger zaten rechtzinnige hervormden samen  in een dorpskerk. De een zong eigenlijk wel graag een gezang, maar bleef om de bijbelse prediking die hij elke zondag hoorde. Een ander zong het gezang mee en bleef omdat de prediking schriftuurlijk was. Nu rijden op de Veluwe hervormden heel wat kilometers om in een gemeente mee te leven die qua profiel beter bij hen past. De kerk is allang de plek niet meer waar God je leert geduld te hebben met elkaar en respect voor elkaar te kweken ook al denk je over bijzaken anders. Je kiest zelf een gemeente uit waar je een dienst meemaakt die aansluit bij jouw gevoelens en voorkeuren. Dat alles heeft een ontzettende vervreemding opgeroepen binnen het geheel van de hervormde kerk niet alleen, maar juist onder hen die nu zo luid roepen dat ze een kerk willen die exclusief gereformeerd is.
Ja, en dan die zo innig beleden liefde voor de hervormde kerk! Wat is dat voor liefde dan? En voor welke hervormde kerk? Is dat de hervormde kerk zoals daar in Garderen en Staphorst inhoud en vorm aan wordt gegeven? Bedoelen we dat met ‘exclusief gereformeerd’? In 1982 is  ‘Het Gekrookte Riet’ ontstaan. Ds. J. van der Haar en ds. J. Catsburg vonden dat het hoofdbestuur van de GB een te brede koers ging varen. Hoezo breed? Wel, de breedte van de hervormde kerk kreeg meer ruimte in het beleid van de bond. Maar daardoor dreigde het expliciete bevindelijke karakter van prediking en geestelijk leven verloren te gaan, zo vonden genoemde predikanten. Ik citeer opnieuw dr. Schenderling met instemming: “Voor mensen uit deze groep is het vormen van een nieuw, een eigen kerkverband naast en tegenover de pluriforme PKN een relatief kleine stap, omdat men mentaal al vele jaren geleden afscheid heeft genomen van de brede hervormde kerk.”

Taxatiefouten

Putten is in de recente geschiedenis van de GB en het SoW-proces een begrip geworden.In 1992 werd in dit Veluwse dorp een zeer druk bezochte (1600 deelnemers) kerkenradendag gehouden uitgeschreven door het hoofdbestuur van de GB. Ieder kent de slogan die toen de harten van de meeste deelnemers geroerd deed kloppen: We kunnen niet mee en we kunnen niet weg! Zelfs vertegenwoordigers van ‘Het Gekrookte Riet’ omhelsden de stellingname van de GB op die dag. Toch lieten anderen toen al een waarschuwend geluid horen: deze stelling is in feite misleidend. Want je kunt dit in de voortgang van het SoW-proces nooit volhouden. Je roept geesten uit de fles die je er niet meer in krijgt als het proces verder gaat tegen de verwachting van de aanwezigen in Putten in. Toen dan ook het hoofdbestuur in 1996 op een nieuwe kerkenradendag in Amersfoort zijn stelling van 1992 interpreteerde als: ˋwij blijven in de kerk op onze post’, was de ontsteltenis bij een deel van de achterban  groot. De oprichting van het ‘Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk’ was er een direct gevolg van. Dat comité heeft vanaf die tijd geijverd om de regel  ‘wij kunnen niet mee en wij kunnen niet weg’ verder uit te werken, zij het wel geheel los van de context van 1992 en met  als interpretatie ‘wij gaan niet weg en wij gaan niet mee’. Ze hebben dat met heel veel succes gedaan.

Heeft het hoofdbestuur zich in 1992 verkeken bij de introductie van de genoemde regel? Achteraf is dat makkelijk concluderen. Wel wordt weer eens duidelijk hoe gauw slogans een versluierend en versimpelend effect kunnen krijgen op een gecompliceerd probleem. Tegeltjeswijsheden doen het bij de grote massa goed, maar voor wie langer nadenkt, komt de inhoud toch tekort. Het aforisme van Putten is zo helaas een belangrijke oorzaak geworden voor de malaise en de verwarring van heden onder hervormd-gereformeerden. Ze is een eigen leven gaan leiden los van de context van toen. In publicaties van het Comité en tijdens hun voorlichtingsavonden is deze uitspraak zoiets als een uitgangspunt geworden. En ik schreef het al: gebleken is dat de doorsneekerkganger en zelfs veel ambtsdragers uitermate slecht op de hoogte waren van de werkelijke stand van zaken. Druk bezig in eigen gemeente en de ontwikkelingen van de landelijke kerk gingen mede daardoor aan velen geheel voorbij.
En in dat kennisvacuüm wordt voorlichting soms zomaar en soms misschien wel onbedoeld een vorm van populisme. En populisten zijn altijd op zoek naar de kortste verbinding met het volk. Ze moeten het hebben van een werkterrein waar de emoties van onvrede en ongenoegen makkelijk kunnen ontvlammen. En dan krijg je al gauw een massale, agressieve onvrede waarvoor men ‘de anderen’ zonder meer verantwoordelijk acht. De anderen: het GB-hoofdbestuur heeft openlijk het verwijt gekregen: “Jullie hadden je rug recht moeten houden. Jullie zijn aan het draaien gegaan”. De anderen: ik denk aan de twee hervormd-gereformeerde collega’s die op de synode van 12 december voor het verenigingsbesluit stemden en daar hun doordachte en doorwrochte redenen voor hadden en die ook duidelijk hebben kenbaar gemaakt. Verraders werden ze genoemd. Alle tegenstanders en tegenstemmers van SoW mogen zich kennelijk op hun geweten beroepen, zij alleen niet.
Ik kan het niet helpen: naar mijn inschatting is er veel retoriek en populisme opgetreden, een kerk en volgeling van Christus onwaardig. Mij vallen trouwens ook de hardheid, de grimmigheid en de bitterheid op waarmee de strijd om de kerk wordt gestreden. Ik zeg dat niet van alle vertegenwoordigers van het Comité. Velen onder hen respecteer ik om hun keuze. Maar sommigen zijn naar mijn inzicht niet ontkomen aan het kweken van een hetze die alleen maar veel schade aan de zaak waar het werkelijk om gaat heeft toegebracht. De hardheid die zich manifesteert in onze samenleving sinds de opkomst van Pim Fortuyn is ook terug te vinden in de kerk. We kennen de stelling: Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg. De suggestie spreekt voor zich: de anderen doen dat niet, die draaien en liegen er op los en daar zal ik een eind aan maken. En wie die anderen dan zijn, dat is voor iedereen wel duidelijk. Juist deze ontwikkeling onder broeders van hetzelfde huis laat de al genoemde ontluistering des te beschamender uitkomen.

Hoe verder?

De patstelling lijkt onvermijdelijk na alles wat de bezwaarden is aangereikt vanuit de hervormde synode. Ds. A.W. van der Plas zei na de dag in Elspeet  voor de camera’s van het NOS-journaal: De ruimte die gevraagd wordt, is er al. Mijn conclusie: praten we dan langs elkaar heen? Of willen de bezwaarden een oplossing die er niet meer is? Zullen er dan scheuringen en breuken ontstaan? Kan, ja mag dat de weg zijn voor de kerk in een zo ontkerstend land? Ik kwam dezer dagen een citaat van Hoedemaker tegen, gezegd in een vergelijkbare periode in de geschiedenis van de hervormde kerk. “Een gereformeerd volk geeft zijn kerk niet prijs, om daar buiten een afdak op te slaan waar het voor wind en weer geborgen is.” Diezelfde Hoedemaker zei tegen Abraham Kuyper: “U metselt in een moeras”. Een moeras, ja. Ik kan het niet anders zien. De groep bezwaarden is zelf onderling verdeeld. Kansels zijn onderling al jaren gesloten. Wat voor kerkelijk verband kan er zo ontstaan? Ik ben ooit zelf geestelijk gevormd en opgegroeid in wat heette een ‘Hervormd Lokaal’. Met respect en achting denk ik terug aan wat ik in de samenkomsten van dit ‘Hervormd Lokaal’ heb meegekregen. Maar een oplossing voor het kerkelijk vraagstuk was dit niet en is het ook nooit geworden. Stel dat het gelukt zou zijn voor de bezwaarden om de PKN tegen te houden, zou dan de hervormde kerk anders geweest of geworden zijn dan ze nu is? De gewraakte pluraliteit komt voort uit een totaal verschillend verstaan van de Heilige Schrift. Er wordt steeds gezegd: de dwaling heeft nu kerkordelijke legitimatie gekregen. Maar dan denk ik aan een woord van Gunning : ˋHet modernisme moet geestelijk overwonnen worden en niet slechts kerkrechtelijk gebannen.’ Waren en zijn we daartoe werkelijk bereid geweest en zijn we dat nog? Hebben we er werkelijk alles aan gedaan om de pluraliteit in de kerk te keren? Niet met kerkpolitieke strijd maar met een inhoudelijk gesprek over wat ons ten diepste beweegt? Is het Jezus’opdracht aan zijn discipelen geweest: Gij zult streven naar een kerk met een zuiver fundament? Of was het: Gij zult mijn getuigen zijn? Kan het voor een werkelijk gereformeerd belijder een primaire roeping zijn aan het begin van de 21e eeuw al zijn energie te steken in een strijd om een zo zuiver mogelijke kerk?  En is het verantwoord tot scheuren bereid te zijn om dat doel te bereiken? Wat bereiken we als het tot een breuk zou komen? Een ‘noodkerk’ waar het formeel allemaal klopt. Maar is het ook een oplossing voor de geestelijke malaise waar juist de gereformeerde gezindte zo schrijnend in terecht is gekomen.

Ten slotte

Wat moet ik aan met al die gebeden die in vele samenkomsten en kerkdiensten zijn neergelegd voor Gods aangezicht? Zijn ze nu verhoord of toch niet? Waren ze wel verhoord als de PKN er niet gekomen was? Maar zijn ze niet verhoord nu de PKN er komt? Ik schrok toen ik uit de mond van dr. W.J. op ’t Hof las: ˋAls over enkele jaren de Hoge Raad ons verzoek afwijst, dan weten we dat de Heere de hervormde kerk niet meer wil.’ Hoe heb ik het nu? Is de Heere in de verhoring van onze gebeden dan afhankelijk van een rechtsorgaan in onze burgerlijke samenleving? En als een ambtelijke kerkelijke vergadering onder aanroeping van Gods Naam bijeen is gekomen en tot een besluit komt dat ons niet welgevallig is, zou dat dan geen gebedsverhoring zijn? Als we dat inderdaad zouden denken, dan hadden we dus de kerk al prijsgegeven en hadden we beter Zijn Naam niet ijdel kunnen gebruiken omdat we het niet werkelijk in Zijn handen hebben neergelegd.
Ontluisterend. Ik heb er geen andere kwalificatie voor.