nr5 • 2004 • Kerstening, heidendom en christendom
mei 2004 (18e jaargang nr. 5)
Kerstening, heidendom en christendom
Naar aanleiding van H. Vreekamp 'Zwijgen bij volle maan'
Drs. J. Wienen
Zwijgen bij volle maan is een bijzonder persoonlijk boek. Dr. Vreekamp zoekt in de wortels van zijn eigen cultuur en streek aanknopingspunten voor een plaatsbepaling van het christendom in de westerse cultuur. In het boek borduurt hij voort op een schematisering van de verhouding heidendom, jodendom en christendom. Het is de moeite waard om op die manier historische en persoonlijke elementen te gebruiken voor een weergave van aspecten van het godsdienstige leven. Het Germaanse heidendom, het Jodendom van de diaspora en het christelijk geloof hebben alle hun eigen invloed op het geloof van iemand die opgegroeid is op de Veluwe, dicht bij de natuur, door de theologische studie en het predikantschap is heengegaan en vervolgens is ondergedompeld in de rijke traditie van het Jodendom. Dat komt naar boven als hij door de verzoeking heengaat van een weerkerend heidendom, van een ontkerstenend Europa.
Opmerkelijk is het dat in dit boek juist het christelijk geloof het moeilijk heeft in de onderlinge confrontatie van de tradities. Vreekamp laat een heiden, een Jood en een christen met elkaar spreken. In die gesprekken blijken de heiden en de Jood een zekere vanzelfsprekendheid uit te stralen. De christen lijkt voortdurend op zoek en in verwarring. Wie ben ik eigenlijk? Uiteindelijk blijkt zij zichzelf in zekere zin als heiden te herkennen, al kan ze zich van haar geloof ook niet losmaken. Maar het is niet echt van haarzelf. De Jood heeft zijn eigen authentieke geloof, maar de christen blijft altijd ook heiden.
Om zichzelf te verstaan keert in dit boek de christen terug naar wat er over is van heidense geschriften. Vreekamp wil ze als apocriefe boeken gebruiken, om tegen die achtergrond zichzelf te begrijpen en mee te laten nemen door evangelie en tora. De heiden-christen leeft niet door vanzelfsprekendheid, maar uit verwachting. Want wat hij is in Christus, moet nog komen met de wederkomst. Zo wordt hij pelgrim, die met de Jood meegaat naar Jeruzalem. Zo hervindt hij ook de eigen identiteit.
Het persoonlijke element maakt het boek in zekere zin ongrijpbaar. Het is fragmentarisch en soms ook bijna poëtisch opgezet. En passant krijg je tal van boeiende feiten over de Veluwe, de gang van het liturgisch jaar, Germaanse mythen, Joodse feesten en gebruiken en kerkgeschiedenis. Toch waag ik het erop wat kanttekeningen te plaatsen bij de tekening van de verhouding tussen heidendom, Jodendom en christendom. Levert deze benadering een meerwaarde op voor de plaatsbepaling van hedendaagse Nederlandse christenen?
Schema en werkelijkheid
De schematisering van heidendom, Jodendom en christendom heeft aantrekkelijke kanten. De ideaaltypen verhelderen aspecten van de godsdienstige beleving. Toch is het ook een riskante onderneming. Want waar het schema verabsoluteerd wordt, een eigen leven gaat leiden, raakt het los van de werkelijkheid. Wat als (Germaans) heidendom wordt neergezet, overigens met bijzonder veel sympathie, staat recht tegenover Jodendom. Maar de werkelijkheid is gecompliceerder. Ook in de Joodse geloofswereld komen elementen van deze ‘heidense’ werkelijkheidsbeleving voor. In het Oude Testament is de invloed van de godsdienst en cultuur van het Nabije Oosten aanwezig. Wanneer heidendom vooral wordt gezien als natuurgodsdienst, dan zijn daarvan resten in Israël terug te vinden. Binnen Israël woedt de strijd tussen heidendom en de eigen rol van een door God geroepen en uitverkoren volk.
De verhouding tussen Jodendom, heidendom en christendom kan ook anders in schema gezet worden. Paulus doet dat bijvoorbeeld door geestelijk en vleselijk tegenover elkaar te zetten en te verbinden met vrijheid en slavernij. Dan wordt de tegenstelling niet vooral die tussen heiden en Jood, met de christen als een wonderlijk hybride wezen ertussen, maar die tussen christenen (uit Joden en heidenen) en Joden en heidenen. Ook dat schema bevredigt niet, want Paulus zelf brengt op andere plaatsen weer andere accenten aan. Dan wordt de tegenstelling vooral die tussen heidenen aan de ene kant en Joden en op de Joodse stam geënte christenen aan de andere kant. In ieder geval lijkt de vereenzelviging van christenen met heidenen in het Nieuwe Testament bijna onmogelijk. Daarvoor is, om met Vreekamp te spreken, het doopwater te diep.
Germaans heidendom?
Toch is Vreekamp op zoek naar die heidense achtergrond en zoekt daarvoor aansluiting bij de oude Germaanse sagen- en godenwereld van de Edda. De Edda is een verzameling verzen met helden- en godenliederen uit de Germaanse mythologie. Deze zijn op schrift gesteld op IJsland rond het jaar 1000, toen het christelijk geloof ook daar de overhand had gekregen. Vreekamp gaat er in het voetspoor van Miskotte van uit dat de Germaanse godsdienst nog heel lang invloed heeft uitgeoefend op de Germaanse volken na de bekering tot het christendom. Dat zou dan zowel een eigen heidense grondtoon in de volksreligiositeit betreffen, als een beïnvloeding van het christendom. Vanzelfsprekend gaat er een periode over heen voordat nieuwe godsdienstige voorstellingen ook werkelijk de geestelijke belevingswereld van volken bepalen. Maar wat blijft er over van de oude laag van geloofsvoorstellingen? Vreekamp zoekt naar de oude sagen en mythen uit de Germaanse wereld, die we maar vaag kennen uit late geschriften en overleveringen.
Ik vraag me af in hoeverre die mythologie nu nog een zelfstandige invloed heeft in de cultuurwereld van de volken die afstammen van de Germanen. Hoewel ik met Vreekamp een afkomst deel van Saksische en Veluwse voorouders, herken ik niets van de beschreven fascinatie bij legenden uit de oude Germaanse wereld. Wel van emotie die de natuurbeleving ook godsdienstig oproept. Maar die is niet specifiek Saksisch of Germaans. Het lijkt mij eerder een wezenlijke component van iedere menselijke godsdienstigheid. Ook in de psalmen komt de diepe eerbied voor de majesteit van de natuur voor, die daar verbonden is met de majesteit van de Schepper van hemel en aarde.
Mogelijk komen bepaalde elementen uit de oude Germaanse voorstellingswereld nog steeds voor in de volkscultuur van Noord-West Europa, al blijft het de vraag of er sprake is van directe beïnvloeding. Een aantal Sinterklaasgebruiken zou teruggaan op Germaanse voorstellingen. De schimmel van de heilige bijvoorbeeld zou het vliegende paard Sleipnir van Wodan zijn. Het is interessant om te lezen hoe kenners van de mythologie verbanden leggen. En even boeiend om te zien hoe andere deskundigen dezelfde verschijnselen juist vanuit de christelijke tradities en legenden verklaren. Als de verbindingen kloppen kunnen voorstellingen blijkbaar lang sluimerend voortbestaan, want ze konden pas eeuwen na de kerstening verbonden worden met een heiligenfeest. Het is in ieder geval niet zo dat Willibrord en Bonifatius de Heilige Nicolaas op het paard van Wodan hebben gezet. Deze heilige is pas eeuwen later populair geworden.1.
Het kerstfeest is een duidelijk voorbeeld van kerstening van heidense gebruiken. Tal van studies hebben aangetoond dat veel kerstgebruiken terug te voeren zijn op het Romeinse nieuwjaarsfeest en op het Germaanse Joelfeest, terwijl de datum 25 december regelrecht ontleend lijkt aan de vierdag van Sol Invictus, de Romeinse zonnegod. Maar ook in dit geval, waar het mogelijk is regelrechte verbanden tussen feestgebruiken en heidense oorsprongen aan te geven, is het de vraag of de kerstening niet juist heel effectief is geweest. Oude gebruiken leefden nog lang voort of konden zelfs na lange tijd weer opleven, zoals de kerstboom. De achterliggende heidense belevingswereld is echter verdrongen door de nieuwe betekenis: feest van Christus geboorte. Al is er historisch wellicht een verband tussen de oude boommythen van de Germanen en de kerstboom, dan blijft het de vraag of de achterliggende duiding nog beleefd wordt in het latere gebruik. Bovendien kun je ook zoeken naar andere verbanden met symbolische of mythische duidingen van bomen zoals in de oude Kanaänitische religie, de terebinten van Genesis en de boom des levens van het paradijs en het nieuwe Jeruzalem. Als ik het materiaal overzie, heb ik toch de indruk dat in ieder geval de diepere inhoud en belevingswereld van de Germaanse mythen verloren zijn gegaan.
Kerstening
Vreekamp laat zien hoe in de vroege middeleeuwen het evangelie aanpassingen kreeg aan de bestaande cultuur. In de Heliand, een vroeg-middeleeuws evangelieverhaal, wordt het evangelie naverteld, maar in sommige aanduidingen en weglatingen proef je de cultuur van de krijgshaftige Germanen. Maar het blijft onmiskenbaar het evangelie. Dergelijke aanpassingen zie je ook elders. Je kunt je zelfs afvragen of de nadruk op Christus als wereldheerser en overwinnaar wel een aanpassing aan de Germaanse wereld is. Constantijn, de Romein van Illyrische (Balkan, vml Joegoslavië) afkomst, zag in het kruis ook zijn militaire overwinningsteken, terwijl hij nota bene nog een vertegenwoordiger was van de wereld die het kruis gebruikte als martelwerktuig. In de Romaanse kunst (vroege middeleeuwen) zie je Christus telkens afgebeeld als de wereldheerser die oordeelt. Zo vinden we Hem ook terug in de Griekse en Slavische cultuurwereld: de Christos Pantokrator. Onmiskenbaar zijn in de Heliand elementen uit de Germaanse cultuurwereld aan te wijzen in taalgebruik, in uitwijdingen en wellicht zelfs in bepaalde weglatingen. Maar het is de vraag of daarmee ook wezenlijk heidense elementen geïntroduceerd worden. Eerder lijkt het omgekeerde het geval. Want ook al wordt bijvoorbeeld Petrus getekend als een onstuimig dapper krijger, dan wordt deze 'Germaanse’ deugd uiteindelijk toch bekritiseerd als zondige hoogmoed.
De duiding van gegevens blijft moeilijk. Een mooi voorbeeld vond ik bij Wessels die als een tekenend voorbeeld van een Germaanse visie op Jezus het voorbeeld aanhaalt van een crucifix uit de twaalfde eeuw in de kerk te Svarvadardal op IJsland. Christus wordt daar staande afgebeeld en niet in een hangende positie, met de voeten naast elkaar en niet op elkaar.2. Dat lijkt dus typisch Germaans. Maar het wordt minder sprekend als je op een paneel van de houten deur van de Santa Sabina in Rome, stammend uit de jaren 422-430 een voorstelling vindt van de kruisiging (een van de oudste bekende voorstellingen uit de christelijke iconografie) met een op de grond staande Christus met de voeten naast elkaar en niet op elkaar.3.
Eenzelfde verwarring ontstaat bij het beeld van het kruis als levensboom. Aan de ene kant past het wonderwel bij oude Germaanse mythen, aan de andere kant komt het al in de 4e eeuw als motief voor in Rome en in het Oosten, waarbij Van der Meer en Mohrmann het vermoeden uitspreken dat het motief stamt uit de liturgie van de kerk in Jeruzalem.4.
Er wordt wel gezegd dat de bekering van de Germanen slechts een uiterlijke acceptatie was van een machtiger God. Op zich is de voorstelling van een machtsstrijd tussen goden niet typisch Germaans. In de bijbel kom je het motief diverse keren tegen ((bv. Richt. 6: 25-32, 1 Sam. 5: 1-12, 1 Kon.18: 20-40). Toch heb ik niet de indruk dat de kerstening slechts een oppervlakkige betekenis had. Het is onmiskenbaar dat tot ver in de middeleeuwen voorbeelden te vinden zijn van het voortleven van bepaalde Germaanse voorstellingen. Veel evidenter is echter dat vanaf de vroege middeleeuwen in de gekerstende wereld de enorme invloed van het christelijk geloof overal is terug te vinden. Dat de oude godengestalten en feesten via bijvoorbeeld heiligenverering een bepaalde invloed hadden op de verschijningsvorm van christelijke feesten en gebruiken is duidelijk. Toch is het veel opvallender dat de cultuurwereld zo diepgaand door het christelijk geloof werd bepaald, mede doordat gedurende enkele eeuwen de kerk bij uitstek drager was van wetenschap en cultuur. De middeleeuwen laten een West-Europese christelijke ontwikkeling zien, waarbij Romaanse en Germaanse elementen beiden worden opgenomen in een eigen ontwikkeling van een christelijke cultuur. De nadruk op Christus als held en leidsman, die je in de Heliand vindt, zie je ook in de majestueuze romaanse kunst die in heel Europa in kerken is terug te vinden. Christus als de verheven heerser, vind je terug in de kerken van het Oost-Romeinse rijk, in het West-Romeinse rijk en in de nieuwe Germaanse rijken. Maar in de loop van de eeuwen zie je verschuivingen, die zowel een weerslag zijn van de historische ontwikkelingen, als van een reflectie op het evangelie. In vroomheid en kunst worden de menswording en het lijden van Christus steeds belangrijker.
Europa ging door de verwarring van grote ketterse bewegingen heen, door de periode van de kruistochten, vroomheid en geweld die samen opgingen als reactie op de militaire dreiging van de Islam. Kunsten en onderwijs maakten grote ontwikkelingen door en met name door de prediking van Franciscus van Assissi en de bedelorden vond als het ware een nieuwe kerstening, nu vooral van de volksmassa, plaats. De Franse historicus Duby stelt: ‘Tot dan toe had Europa alleen de uiterlijke schijn van christendom vertoond; slechts door enkele eliten werd het werkelijk ten volle beleefd. Maar na de volledige omwenteling die nu ten einde liep (1200-1400) bezat het alle kenmerken van een volksgodsdienst.’5. De kerstening was doorgedrongen tot diep in de belevingswereld van het gewone volk.
Historische interpretatie blijft ingewikkeld. De Belgische historicus Raoul Bauer meldde in een lezing dat in een romaanse kerk niet de onrust van de wereld, maar de rust van de hemel heerst. Met de opkomst van de gotiek verandert dit. 'De gotiek gaat een richting uit die uiteindelijk uitkomt in een exclusieve gerichtheid op de wereld waarboven de leegte hangt van een verdwenen hemel'.6 Waar de ene historicus de triomf van de kerstening ziet, ziet de ander al het begin van de ontkerstening.
Secularisatie en evangelie
De veronderstelling dat het oude Germaanse heidendom nog sluimert in de volksaard of het bijgeloof van de volken van Noord-Westeuropa overtuigt mij niet. De ontkerstening van onze tijd is niet zozeer het opnieuw naar voren komen van als het ware onderbewuste lagen van heidendom in onze cultuur. Er is een totaal ander type van mens- en wereldbeschouwing, dat af wil rekenen met religieuze denkwerelden. De wetenschap heeft nieuwe wereldbeschouwingen mogelijk gemaakt. Het wetenschappelijke wereldbeeld lijkt weinig ruimte te bieden aan de oude godsdienstige voorstellingen. Dat raakt christenen en Joden gelijkelijk. Het is evenzeer terug te vinden in het Romaanse zuiden als het Germaanse noorden en het Slavische oosten van Europa.
Daarnaast is er een reactie in tal van religieuze bewegingen en stromingen, met veel ruimte voor gevoel en beleving. Tegenover de kilte van een wetenschappelijk en materialistisch wereldbeeld, wordt teruggegrepen op oude religieuze voorstellingen. In dit nieuwe heidendom vind je wel elementen van het oude terug. Op mij maakt het de indruk een amalgaam te zijn van allerlei opgedoken religieuze symboliek, vaak uit verschillende culturen, die historisch weinig of niets met elkaar te maken hebben. Oude Keltische motieven kunnen dan hand in hand gaan met Germaanse ideeën en dan zijn in een moeite ook Indische en Indiaanse motieven te gebruiken. Om het hedendaagse beeld compleet te maken moet dan ook de komst door migratie van de Islam naar Nederland genoemd worden.
De christen die zich bezint op zijn plaats en geloof staat tussen de uitdagingen van een krachtige areligieuze en materialistische beweging, een mengsel van religieuze stromingen met een sterke oriëntatie op natuur en innerlijke wijsheid en een islamitische stroming met soms radicaal onverdraagzame uitingen. We hebben het evangelie van Oude en Nieuwe Testament hard nodig om niet aan onszelf overgelaten de weg kwijt te raken. Het spreekt me wel aan erover na te denken waar we zonder evangelie en tora zouden staan. Maar uiteindelijk liggen de dreiging en de verleiding meer in de overmoed van de moderne en de verwarring van de post-moderne mens, dan in de lotsbeschikkingen van de runen. Zonder verlossing en verwachting ziet het er voor de oude en de moderne heiden hopeloos uit. Met dat slot van Vreekamp ga ik graag mee.
Noten:
1. R. Ghesquiere, Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas. De kracht van een verhaal (Leuven/Amersfoort 1989)
2. Wessels, Kerstening en ontkerstening van Europa. Wisselwerking tussen evangelie en cultuur (Baarn 1994) 197.
3. Van der Meer en Mohrmann, Atlas van de oud-christelijke wereld (Amsterdam/Brussel 1958) 145. Bij de oudste voorbeelden van afbeeldingen van de kruisiging valt op dat de voeten nooit op, maar altijd naast elkaar zijn afgebeeld.
4. Ibid.
5. G.Duby, De kathedralenbouwers, Portret van de middeleeuwse maatschappij 980-1420 (Amsterdam/Brussel, 1984) 247.
6. Aldus verslag in Reformatorisch Dagblad van 3 april 2004.