nr5 • 2011 • Nieuw leven voor de kerk
mei 2011 (25e jaargang nr. 5)
Nieuw leven voor de kerk
W.L. Dekker
Wij willen gereformeerd zijn in een telkens veranderende context. Maar die context verandert niet écht. Zij is een eindeloze herhaling van zetten: ‘Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon’ (Pred. 1:9), l’histoire se répète. Het enige dat werkelijk vernieuwend is, is het evangelie. Dat geeft stuwkracht aan de geschiedenis en maakt van de cirkelbeweging een opwaartse spiraal.
Wat ik met deze inleiding wil zeggen is dit: in onze tijd is de kritiek op de kerk als instituut niet van de lucht, maar dat is niet specifiek voor onze tijd. In vroeger tijden waren er de Broeders en Zusters des Gemeenen Levens, de conventikels en de gezelschappen, nu zijn er de emerging churches, liquid church, simple churches, total church, fresh expressions, netwerkkerken, doelgroepenbenaderingen en vele andere bewegingen.
Wat al deze bewegingen met elkaar gemeenschappelijk hebben, is dat zij ‘van onderaf’ ontstaan. Het zijn – in de meeste gevallen – lekenbewegingen. Vandaar ook dat wij ons er ongemakkelijk bij voelen: anti-institutioneel is ook altijd antiklerikaal. Dat stelt ons als predikanten/theologen voor netelige vragen. Maar er is in feite niets nieuws onder de zon.
Wat moeten wij doen?
Dat de kritiek op de kerk als instituut niet van vandaag of gisteren is, kan ons hier en nu de nodige ontspanning geven. Hier lijkt mij de wijze raad van Gamaliël van toepassing: ‘Houd u afzijdig van deze mensen en laat hen begaan, want als het mensenwerk is wat ze nastreven, zal het op niets uitlopen, maar als het Gods werk is, zult u niets tegen hen kunnen uitrichten, of het zou wel eens kunnen blijken dat u tegen God strijdt’ (Hand. 5:38-39). Of eigenlijk is die raadgeving nog te terughoudend. Want heeft de geschiedenis ons niet geleerd, dat deze bewegingen ‘van onderaf’ een beweging kunnen zijn van de Geest die nieuwe wegen schrijft in de kerk en in de geschiedenis? Zonder de Moderne Devotie geen Reformatie, zonder gezelschappen geen Réveil. De kerk kan niet zonder deze diepe onderstromen van gemeenschappelijk beleefde vroomheid. Daarom kunnen we in onze tijd deze roep maar beter serieus nemen. Waar de clerus zich ten overstaan van deze vroomheidsbeweging onbekeerlijk heeft betoond, heeft dit geleid tot grote schade voor ‘de kerk als instituut’. En omgekeerd: waar de vroomheidsbeweging institutioneel werd verwerkt, werd de kerk van binnenuit gerevitaliseerd.
En is de kritiek van onderaf niet ook zeer terecht? Door de kerkgeschiedenis heen heeft de kritiek op de kerk als instituut telkens dezelfde speerpunten: tegen de predominantie van rite, ratio en reglementen. Met andere woorden: het middel wordt het hoogste doel, de ziel is eruit, de kerk belemmert de verborgen omgang met God. De kritiek is in onze dagen niet anders. Het is tekenend dat in onze tijd een boek als ‘Een huis voor de ziel’ (Henk de Roest) geschreven kan/moet worden én grote bijval vindt.
Betekent dit, dat we maar toe moeten geven aan alle kritiek op het instituut? Betekent dit het einde voor de kerk als instituut? Moeten we het laten gebeuren dat de kerk opgaat in een los-vast verband van huisgemeenten? Ligt daarin de kracht? Eerlijk gezegd zie ik daar ook weinig heil in. De institutionalisering van de kerk heeft veel goeds opgeleverd. Bijvoorbeeld een rijke theologische traditie, en de successio apostolorum. Ik zou ze niet graag missen. Het belangrijkste lijkt mij echter dat het instituut kerk op de lange duur meer missionaire potentie heeft dan een verzameling huisgemeenten. Dat lijkt in tegenspraak met het Nieuwe Testament, maar wie dat meent, vergeet dat Paulus het evangelie begon te verkondigen in de synagogen. Huisgemeenten zijn een noodmaatregel.
Kritiek op de kritiek
Natuurlijk is het eenvoudig om kritisch te zijn over de kritiek op het instituut. We leven in een tijd waarin we nog lang niet voorbij de moderne tijd zijn. Waren we maar werkelijk ‘post’modern, denk ik wel eens. Maar de idealen van de Verlichting worden nog steeds breed uitgedragen, en steeds radicaler: ni Dieu, ni maître! Waar de kritiek op de kerk door deze motieven gedreven wordt, is wantrouwen gepast. Voor je het weet is kritiek op de kerk een afleidingsmanoeuvre voor het verzet tegen God zelf. Met name de Exodusverhalen leren ons dat. En C.S. Lewis schrijft ergens: ‘De mens is niet simpel een onvolmaakt schepsel dat verbeterd moet worden: hij is een rebel die zijn wapens moet neerleggen’. Dat mag vaker van de kansels klinken, wat mij betreft. Maar bewust wilde ik daar niet mee beginnen. Ik wil eerder de oprechte roep om vernieuwing van de kerk honoreren, omdat ik daarin het roepen van de Geest hoor.
Nieuw leven voor de kerk?
Welke gestalte van de kerk is nu nodig, in ons tijdsgewricht? Naar mijn bescheiden mening is het van belang om de beweging ‘van onderaf’, de roep om vroomheid serieus te nemen, zonder de kerk als instituut af te schrijven. Hoe dat concreet moet, dat weet ik nog niet. Daarvoor is er op dit moment te veel in beweging. Het moet zich eerst wat verder uitkristalliseren. Maar een noodzakelijke voorwaarde is wel dat allerlei bewegingen van onderaf alle ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. En wat mij betreft: binnen het instituut. Dat betekent dat er binnen de (ambtelijke) structuren ruimte wordt gemaakt voor het creatieve, het nieuwe, het experiment.
Helaas zie ik in Nederland nog tamelijk veel starheid, terwijl ik meer flexibiliteit in het denken zou wensen. In Engeland is men daarin verder, voor zover ik dat kan overzien. Het rapport ‘Mission-shaped Church’ uit 2004 (eenvoudig te googelen) begint daar langzaam vruchten af te werpen. In het rapport wordt een pleidooi gevoerd voor een mixed economy, dat wil zeggen: netwerkkerken naast de bestaande parish churches – concreet: een doelgroepenbenadering náást het bestaande stelsel van kerken dat op geografie is gebaseerd, en dat allemaal binnen de ene Church of England.
Wat ik merk is dat we in Nederland nog erg vastzitten aan onze geografische grenzen, aan onze territoria. Maar in Engeland heeft de kerk als instituut bewust ruimte gegund aan het nieuwe, aan het initiatief. Waarom zou je niet gewoon naast een kwijnende gemeente een nieuwe gemeente beginnen, en kijken of daar een kruisbestuiving op gang kan komen? Dit betekent wel dat ambtsdragers van die bestaande gemeenten zich over hun eigen trots heen zetten, en een stapje terug doen. Ambtsdragers zijn soms net schepselen: ook zij moeten leren de wapens neer te leggen.
Het is jammer dat de term ‘mixed economy’ in de 30-modellenmap (uitgegeven voor de missionaire ronde in de Protestantse Kerk in Nederland) gebruikt (misbruikt?) wordt om aan te geven dat je ook verschillend getinte kerkdiensten op één zondag kunt aanbieden. De mixed economy volgens ‘Mission-shaped Church’ gaat verder dan dat, dat lijkt me helder.
Dit alles vraagt van ons als predikanten/theologen een integere houding. Kunnen wij aan het belang van het instituut vasthouden én dat belang tegelijk relativeren? Beide zijn nodig. Volgens mij kunnen wij dat alleen wanneer wij werkelijk dienaren van Christus willen zijn, en luisteren naar wat de Geest tot de gemeente spreekt. Dan is er nieuw leven voor de kerk.
Drs. Wilbert Dekker is predikant (PKN) te Kolderveen-Dinxterveen
Voor email,