nr1 • 2011 • Calvijn: profeet contra profetie
R.J. Selderhuis
Calvijn: profeet contra profetie
Voor velen was Calvijn reeds bij zijn leven een wat late opvolger van de oudtestamentische profeten. Als Theodorus Bèza het sterven van zijn voorganger beschrijft, zegt hij: De volgende avond en ook de dag daarna was er veel geween in de stad, want de stad rouwde over de profeet des Heren, de arme kudde die de kerk is huilde over het vertrek van haar trouwe herder, en de school klaagde over het verlies van haar doctor en meester.
Een profeet des Heren dus. En zo is hij ook nadien vaak gezien en wordt hij door velen ook vandaag nog in ere gehouden, overigens zonder dat deze profeet veel gelezen wordt. Nu zag Calvijn zichzelf eigenlijk ook wel als een profeet. Niet dat hij zich op één lijn stelde met de bijbelse profeten in die zin dat hij zijn woorden als even geïnspireerd en gezaghebbend zag, maar wel dat hij in de lijn van de profeten bleef wat betreft zijn getuigenis, zijn oproepen tot geloof en vernieuwing en zijn appèl aan vorsten en andere politici zich aan Gods wet te houden. Zo richtte hij zich in het voorwoord op zijn Jesajacommentaar tot koning Edward VI van Engeland en legde hij een nauwe verbinding tussen de woorden van Jesaja en die van hemzelf, door te stellen dat zijn woorden eigenlijk de woorden van Jesaja zijn.
Dat Calvijn zich zo in de profetische traditie zag staan, hangt nauw samen met zijn roepingbesef. Hij wist zich even onverwacht en ongeschoold geroepen als vele van zijn oudtestamentische voorgangers. Die hield hij dan ook levenslang als voorbeeld voor ogen, en zo kon hij, zoals hij zelf zei, standvastig strijden tegen de oneerlijke priesters en valse profeten van zijn eigen tijd. Calvijn was er, zoals hij in een brief aan Renée de France schreef, heilig van overtuigd dat de HERE hem de dingen geopenbaard had om ze aan volk en overheid door te geven.
Contra profetie
Hoezeer hij zelf profeet was, van profetie moest hij niet zoveel hebben. En onder profetie verstond hij dan het aankondigen van grote gebeurtenissen in de nabije of verre toekomst, aankondigingen die vaak voortkwamen uit visioenen en gehoorde stemmen die apocalyptische scenario’s toonden of lieten horen. Volgens hem was het zo dat dit soort dingen met de tijd van de profeten of beter met de tijd van de komst van Christus wel afgelopen was. Calvijn was dus zelf wel een profeet, maar profeteerde niet in de zin van de toekomst voorspellen. Daar moeten wij ons vandaag maar niet meer mee bezighouden, aldus de reformator uit Geneve.
Van belang bij deze calvinistische nuchterheid is wel de historische component. Calvijn komt eind 1535 / begin 1536 als theoloog - en als profeet dus - op het toneel. Dat is heel kort na het debacle van het wederdoperrijk dat in Münster tot stand en ten ondergang was gekomen, en dat was zo´n beetje het 9/11 van de zestiende eeuw. Münster stond als begrip voor religieus geweld, voor bloed en ellende, voor zedelijke uitspattingen en voor vernieling van cultuur, kerk en leven. En Münster was het resultaat van profeten, met name Jan van Leiden en Jan van Haarlem. Nederlanders dus, of precies gezegd Hollanders, die met hun profetisch gedrag zoveel ellende veroorzaakten en ook zoveel theologische schade hebben aangericht dat er mensen waren die spontaan geïrriteerd raakten als ze het woord ´geest´ of ´profeet´ ook maar in de verte hoorden. Luther had na zijn ervaringen met dwepers en opstandige boeren in de jaren ‘20 al spasmen overgehouden aan mensen die zich op de geest beriepen, waardoor hij bijvoorbeeld ook niet tot een normaal gesprek met Zwingli in staat was, maar Münster deed voor hem helemaal de deur dicht.
Daarom, dat Calvijn zo spreekt is zo raar nog niet. Ook dichter bij huis, namelijk in Straatsburg en Zürich, waren predikers die de mensen de naderende data van Christus´ wederkomst bekend maakten en daardoor voor grote onrust zorgden. Vanuit de gedachte dat het maar eens afgelopen moest zijn met dat profetische wangedrag, kwam men en ook hij dus tot de conclusie: het is na de oudtestamentische profeten afgelopen met profeteren.
Pro profetie
Toch is Calvijn een voorstander van profetie maar dan in een andere betekenis van het Woord. In zijn eerste bijbelcommentaar, namelijk dat op de brief aan de Romeinen dat in 1539 verschijnt, geeft Romeinen 12:6-8 hem gelegenheid iets over profetie te vertellen. Hij geeft toe dat dit eerste gedeelte heel moeilijk uit te leggen is, maar toch komt hij wel met een voorstel tot uitleg: Nu Christus en zijn evangelie een einde hebben gemaakt aan alle voorgaande profetieën en aan alle directe spreken van God, betekent in de christelijke kerk vandaag profetie niets anders dan een zuiver verstaan van de Schrift en een bijzondere vaardigheid deze goed uit te leggen.
Calvijn staat in deze benadering niet alleen. Zwingli noemde de door hem georganiseerde, wekelijkse samenkomsten van predikanten waarin gezamenlijk de Schrift werd bestudeerd en uitgelegd: de Prophezei. En Erasmus, één van Calvijns bronnen, zegt bij zijn parafrase op 1 Korintiërs 14:1: Paulus noemt profetie hier niet als het voorspellen van toekomstige gebeurtenissen maar als de uitleg van de heilige Schrift. Vanuit deze uitleg kan Calvijn zich dan ook zelf als profeet zien en weert hij kritiek op zijn optreden als zodanig af. Zoals in een preek over Ezechiël: Er zijn tegenwoordig mensen die zeggen: ‘Daar heb je Calvijn die zichzelf tot profeet maakt, want als hij zegt dat we zullen weten dat er een profeet onder ons is, heeft hij het over zichzelf.´ Is hij inderdaad een profeet? Welnu, aangezien het de boodschap van God is die ik verkondig, moet ik deze taal wel gebruiken.
Profeten zijn voor Calvijn niet mensen die vertellen wat er op een later tijdstip gaat gebeuren maar wat er nu moet gebeuren. Nu waren er natuurlijk in de bijbel profeten die wel de toekomst voorspelden, maar volgens Calvijn was dat meer een bijkomende klus, iets extra´s boven op hun normale werk, of zoals Calvijn het zegt: een ´supplement’. Ook kwamen deze visioenen en aankondigingen er soms bij om meer gezag aan hun woorden te geven, zodat het volk beter naar ze zou luisteren. Calvijn noemt zo´n visioen dan Gods handtekening onder de boodschap van de profeet.
Na de komst van Christus als definitieve profeet is zo´n handtekening echter niet meer nodig. De profeten van na Christus zetten voort wat het eigenlijke werk was van de profeten vóór Christus, en dat is Schriftuitleg. En in zijn commentaar op Jesaja geeft Calvijn het als volgt weer: Daarom als de profeten praten over hoe een mens zich moet gedragen, verkondigen zij geen nieuwe dingen, maar leggen gewoon nader uit wat men vanuit de wet niet goed had begrepen.
Calvijns visie op profetie is dus helder en komt kort gezegd hierop neer: Profeten voorspellen niet. Zij verduidelijken.
Dr. Herman Selderhuis is hoogleraar kerkgeschiedenis TUA en directeur Refo500
Mailadres: