nr2 • 2011 • De theologie van A.A. van Ruler
november 2011 (26e jaargang nr. 2)
D. van Keulen
Een korte introductie
De theologie van A.A. van Ruler
Arnold Albert van Ruler neemt een unieke plaats in in het theologisch landschap van de Nederlandse theologie in de tweede helft van de twintigste eeuw. Zijn naam wordt vaak in een adem genoemd met die van K.H. Miskotte en O. Noordmans. Samen gelden zij als de ‘grote drie’ van de Nederlandse Hervormde Kerk in de twintigste eeuw. Dat wil niet zeggen dat zij het in alles met elkaar eens waren.
Van Ruler spreekt dikwijls met waardering over de theologie van Noordmans. Met Miskotte lag hij echter dikwijls in de clinch. Alle drie hebben hun eigen theologie ontwikkeld met kenmerkende structuren en gedachten. In wat volgt schets ik heel kort enkele hoofdlijnen en kerngedachten van Van Rulers theologie.
Karl Barth
De unieke plaats van Van Ruler laat zich het best illustreren aan de hand van zijn verhouding tot Karl Barth, de kerkvader van de twintigste eeuw. Hij zit nog op het gymnasium wanneer hij de tweede editie van Barths Römerbrief leest. Hij is er diep van onder de indruk. In de jaren die volgen verslindt hij alles wat van Barths hand verschijnt. In een interview zou hij later verklaren dat Barth voor hem in die jaren gold als ‘his masters voice’. We hebben het dan over de tweede helft van de jaren twintig en de jaren dertig van de vorige eeuw.
In die tijd heeft Karl Barth in Nederland nog niet de naam die hij later zal krijgen. De meeste toonaangevende theologen van dat moment reageren kritisch op diens werk en zien er weinig in. De jonge Van Ruler maakt zo deel uit van wat een klein groepje barthianen is. Gedurende zijn jaren als predikant – eerst in het Friese Kubaard (1933-1940), later in Hilversum (1940-1947) – komen bij hem langzaam maar zeker twijfels ten aanzien van Barths theologie naar boven. Dit leidt ertoe dat hij – zonder overigens zijn grote achting en waardering voor Barth te verliezen – langzaam afscheid neemt van de Zwitserse kerkvader. Juist in de tijd dat Barth in Nederland zijn duizenden begint te verslaan en in Miskotte een bekwaam advocaat en in Berkouwer een kritisch gesprekspartner vindt, slaat Van Ruler eigen wegen in.
Origineel
Het feit dat Van Ruler op het moment dat Barth in Nederland geen grote populariteit geniet zich rekent onder de barthianen, en op het moment dat Barth steeds meer volgelingen vindt juist weigert nog langer achter hem aan te lopen, geeft aan dat Van Ruler een origineel en tegendraads theoloog was. Sommigen hebben zijn werk zelfs wel als provocerend ervaren. Inderdaad schuwt Van Ruler de provocatie niet. Maar als hij een provocerend standpunt inneemt, doet hij dat om aan het denken te zetten.
In 1947 promoveert Van Ruler op de studie De vervulling van de wet. Het is een gecompliceerde studie, waarin de hoofdlijnen en de kerngedachten van zijn denken van dat moment in een notendop zijn samengebracht. Veel van die gedachten zal hij later in lezingen en artikelen nader uitwerken. Zijn dissertatie is dus een scharnierpunt binnen zijn oeuvre.
Trinitarische theologie
Een van de kenmerken van Van Rulers denken is dat hij streeft naar een voluit trinitarische theologie. Een bekend artikel geeft hij zelfs de titel mee: ‘De noodzakelijkheid van een trinitarische theologie’. Zijn proefschrift is van dit streven een goed voorbeeld. Het eerste deel van deze studie is gewijd aan het koninkrijk van God. Eerst schrijft hij daarover een hoofdstuk vanuit christologisch perspectief. Daarna volgt een veel langer hoofdstuk waarin hij vanuit pneumatologisch perspectief tegen het koninkrijk aankijkt.
In zijn streven naar een voluit trinitarische theologie verzet Van Ruler zich tegen Barth. Deze denkt volgens hem veel te veel vanuit christologisch perspectief. Dat is kritiek die in de tweede helft van de vorige eeuw veel vaker tegen Barth naar voren is gebracht. Van Ruler is mijns inziens een van de eersten geweest, die deze kritiek heeft uitgesproken en daadwerkelijk een andere weg is ingeslagen.
Geen systeemdenker
Wanneer Barth aan het eind van zijn leven een keer schrijft dat zijn hele theologie misschien anders zou moeten worden opgezet, namelijk vanuit de Heilige Geest, reageert Van Ruler met de opmerking: ‘De hemel beware ons daarvoor!’ Deze reactie is opnieuw een signaal, dat men volgens hem moet streven naar ‘trinitarische spreiding’ (de term is van Noordmans) in het denken. Exclusief vanuit één perspectief – óf Christus óf de Geest – theologiseren, leidt volgens hem tot eenzijdigheden.
Trinitarisch denken betekent voor Van Ruler dat men altijd vanuit verschillende perspectieven naar de dingen moet kijken. Dat levert enerzijds een verrijking op van het denken. Wanneer men vanuit christologisch perspectief nadenkt over bijvoorbeeld de rechtvaardigingsleer levert dat andere gezichtspunten op dan wanneer men dat vanuit pneumatologisch perspectief doet. Kijk je door het ene raam naar buiten, dan zie je wat anders dan wanneer je door een ander raam kijkt. Anderzijds impliceert trinitarische spreiding in het denken ook spanningen. Inzichten vanuit het ene perspectief zijn niet altijd eenvoudig met inzichten vanuit het andere perspectief te combineren.
Daaruit wordt duidelijk dat Van Ruler – anders dan bijvoorbeeld Barth – geen systeemdenker is. We moeten volgens hem met spanningen en tegenstellingen leren leven. Daarin kunnen we volgens hem nog veel van Hegel leren. Om die reden heeft Van Ruler ook nooit een dogmatiek geschreven. Wie dat wel probeert, zou daar volgens hem onmiddellijk minstens tien andere dogmatieken naast moeten schrijven (een gedachte die hij aan de vrijzinnige theoloog K.H. Roessingh ontleent).
Illustratief voor dat kunnen leven met spanningen en tegenstellingen is in Van Rulers theologie bijvoorbeeld zijn visie op de verzoening. In verscheidene teksten laat hij zien, dat er verschillen typen van interpretatie van Jezus’ kruisdood bestaan. Zelf heeft hij voorkeur voor een Anselmiaanse verzoeningsleer (dat hangt samen met zijn nadruk op de zonde als schuld). Men mag de waarheidsmomenten uit andere theorieën echter niet uit het oog verliezen.
Draait – Gaat
Op vele plaatsen in Van Rulers oeuvre – voor het eerst in zijn dissertatie – is een woordspeling te vinden met de woorden ‘draait’ en ‘gaat’. Deze woordspeling verwijst ons naar het hart van zijn theologie. Keer op keer benadrukt hij: het draait wel om Christus, om de incarnatie, om het verbond, om de verzoening, om de rechtvaardiging, om de verkiezing, maar het gáát om iets anders: de verlossing van de schepping en het aanbreken van het rijk van God op de aarde.
Deze verlossing bestaat volgens Van Ruler niet in het scheppen van een nieuwe aarde (nova creatio), maar in een herschepping. ‘Recreatio’ is daarom ook een kernwoord in zijn theologie. Een groot aantal teksten van Van Ruler loopt uit op de theocratie. In zijn teksten uit de jaren veertig heeft hij daarover allerlei concrete gedachten. In latere teksten houdt hij vast aan het theocratisch visioen, maar verdwijnen de concretiseringen grotendeels uit beeld en lijkt hij dicht in de buurt te komen van wat men ‘verkondigingstheocratie’ (deze term is van Van Niftrik) kan noemen.
Noodmaatregel
In samenhang met de woordspeling ‘draait’ – ‘gaat’ maakt Van Ruler ook dikwijls onderscheid tussen middel en doel. Al die dingen, die hij aanduidt als datgene waarom het ‘draait’ zijn naar zijn inzicht middelen die God gebruikt om zijn doel te bereiken. Deze middelen duidt hij ook wel aan met de term ‘noodmaatregelen’. Zo is bijvoorbeeld het verbond een noodmaatregel. Datzelfde geldt voor de verzoening, de kerk, het ambt, de incarnatie en Christus. Ook hierin verzet Van Ruler zich tegen Barth. In Barths theologie lijkt het er volgens hem op dat Christus het doel is. Dat is naar zijn mening een onjuiste voorstelling van zaken. Het gaat om de schepping en dat deze weer voor Gods aangezicht kan bestaan. Van Ruler is tot dit inzicht gekomen op basis van zijn lezing van het Oude Testament. Wet en profeten laten volgens hem zien dat het gaat om de schepping en de humaniteit. Het Oude Testament noemt hij daarom wel de ‘eigenlijke bijbel’. Het Nieuwe Testament typeert hij als het ‘verklarend woordenlijstje’ achterin. Zowel deze stelling over Oude en Nieuwe Testament als het spreken over Christus als noodmaatregel is door velen als uiterst provocerend ervaren. Zij stellen dat Van Ruler daarmee tekort doet aan de unieke betekenis van Christus en het Nieuwe Testament.
Zeer kritisch is ook gereageerd op een andere these van Van Ruler, namelijk de idee – zelf spreekt hij over een ‘enorme stelling’ – dat Christus in het eschaton zijn messiasschap weer zal neerleggen en het koninkrijk zal teruggeven aan de Vader en dat er een einde zal komen aan de inwoning van de Heilige Geest. Van Ruler vindt voor deze speculatieve gedachten een aanknopingspunt in een bijbeltekst als 1 Korintiërs 15:24. Hij voegt daar echter aan toe, dat het ook kwestie van theologie is. Inderdaad kan men zeggen dat het logische gevolgtrekkingen zijn uit zijn spreken over Christus als noodmaatregel. Wanneer de schepping, die als gevolg van de zonde – die door de mens uit niets is geschapen! – uit het lood is geslagen, weer in balans is, dan zijn de noodmaatregelen niet langer noodzakelijk en kunnen deze verdwijnen. Overigens gaat Van Ruler niet zover dat ook de triniteit verdwijnt.
Aandacht voor de middelen
Toch is het geenszins Van Rulers bedoeling de unieke betekenis van Christus te ontkennen. Wanneer men het geheel van zijn theologie overziet, kan men zeggen dat hij juist heel veel aandacht heeft voor de middelen die God gebruikt om zijn doel te bereiken. Dit wordt zichtbaar in de opbouw van het Verzameld Werk.
De eerste twee delen daarvan bevatten een bonte verzameling teksten over de voorvragen. Wat is waarheid? Wat is theologie? Wat is de plaats van de theologie binnen het geheel der wetenschappen? Hoe is de verhouding tussen vakken als dogmatiek en exegese? Wat is openbaring? Wat kan men over de Heilige Schrift zeggen?
Het derde deel heeft als ondertitel: ‘God, schepping, mens, zonde’. Men kan zeggen, dat datgene waarom het gáát de kern vormt van de teksten die in dat deel zijn verzameld. In de teksten in dit deel is daarom veel aandacht voor de schepping en het aardse leven.
Het uit twee banden bestaande vierde deel heeft als ondertitel ‘Christus, de Geest en het heil’. Deze twee banden zijn wat betreft omvang ongeveer gelijk aan de eerste drie delen samen. De centrale thematiek zijn de middelen die God gebruikt om zijn doel te bereiken. Enkele algemene teksten over de christologie worden gevolgd door een lange serie opstellen over de heilsfeiten: de vleeswording van het Woord, kruis, opstanding en hemelvaart. Vervolgens is een reeks teksten over de Heilige Geest verzameld. Daartoe behoren uiterst originele teksten, zoals bijvoorbeeld die over de ‘Structuurverschillen tussen het christologische en het pneumatologische gezichtspunt’. De tweede band van deel vier bevat teksten over de realisering van het heil, het leven uit het heil (de ethiek) en de ervaring van het heil. In die teksten blijkt dat Van Ruler de mens ten volle serieus neemt. Illustratief daarvoor is bijvoorbeeld het opstel ‘De positie van de mens in het heilsproces’. Ook daarin komt opnieuw verzet tegen Barth naar voren. In Van Rulers ogen doet Barth namelijk aan die positie van de mens tekort.
Ook het (opnieuw zeer omvangrijke) vijfde deel van het Verzameld Werk, dat als ondertitel heeft: ‘De kerk, de sacramenten en de laatste dingen’, zal voor een belangrijk deel zijn gewijd aan dat wat Van Ruler de middelen noemt.
Schepping en vreugde
Van Ruler leert ons dus, dat het God gáát om zijn schepping. Cruciaal binnen Van Rulers theologie is daarom enerzijds de stelling dat God en de schepping niet samenvallen. Onze werkelijkheid is niet goddelijk. Daarom is de schepping geen emanatie, geen uitstroming uit het wezen van God (zoals een emmer overloopt onder een stromende kraan). Scheppen is voor Van Ruler – niet: uit ‘het’ niets, maar – uit niets in het aanzijn roepen. Zeer belangrijk is anderzijds de in de triniteitsleer gefundeerde stelling dat God zichzelf genoeg is. Hij had de schepping niet nodig. Ons bestaan is niet noodzakelijk. Op vele plaatsen in Van Rulers werk kan men daarom lezen: ‘we zijn er wel, maar we hadden er ook niet kunnen zijn’. God heeft ons bestaan gewild. De schepping is dus gefundeerd in Gods vrijmacht en Gods goedheid. Alles wat er is, is er dankzij Gods grondeloze vrijmacht. Met een voor zijn stijl van theologiseren typerende formulering zegt Van Ruler: ‘God gunt ook ons het plezier van er te zijn’.
Dit brengt ons bij nog een kernwoord in Van Rulers theologie: vreugde. Deze ontspringt in een wederkerige beweging, die begint bij God. God verheugt zich over zijn schepping en over de mens. De mens op zijn beurt verheugt zich over God. God verheugt zich daarover, dat de mens zich verheugt over Hem. Maar de mens verheugt zich nog veelmeer daarover, dat God op zijn beurt zich over de schepping en het schepsel verheugt. Zo tuimelen de gedachten in Van Rulers teksten vaak over elkaar heen en ontstaat een over en weer gaande beweging van vreugde, die door hem ook wel wordt aangeduid als het krijgen van een ‘binnenpretje’. De kern van de vreugde bestaat in (zelf)aanvaarding en (zelf)beaming. Omdat God ‘Ja’ zegt tegen de schepping en de mens, is de mens ertoe geroepen ook ‘Ja’ tegen de schepping en zichzelf te zeggen.
Biografie en theologie
In de woorden vreugde en (zelf)beaming ten slotte komen theologie en biografie van Van Ruler samen. Hij leed aan depressies. Wanneer hij schrijft over vreugde is dat daarom geen oppervlakkige vreugde of een natuurlijk optimisme. Het is vreugde tegen de verdrukking in. Van Rulers oproep de schepping en het aardse leven te waarderen en zichzelf te beamen is dikwijls een uiting geweest van zijn verlangen uitgetild te worden boven zijn eigen zwaarmoedigheid. Zijn theologie lijkt dan op psalmen zingen in de nacht.
Vele jaren lang heeft Van Ruler om de veertien dagen een meditatie uitgesproken voor de AVRO-radio. Deze meditaties – later uitgegeven in een langs reeks boeken – trokken veel luisteraars: gemiddeld zo’n 450.000. Dat grote aantal laat zich niet alleen verklaren door te wijzen op de andere tijd waarin Van Ruler leefde en werkte. Er was meer aan de hand. Onder de grote schare luisteraars zullen er ook velen zijn geweest, die in Van Rulers teksten iets hebben gehoord van zijn eigen worsteling om het leven voor Gods aangezicht en in het verlengde daarvan hebben gedacht: wat die man op de radio zegt, dat gaat ook over mij.
Dr. Dirk van Keulen is verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit
Mailadres: