nr2 • 2011 • Crisis niet duiden als oordeel
november 2011 (26e jaargang nr. 2)
A. Markus
Crisis van de kerk niet duiden als oordeel van God
Profetisch spreken en preken, dat is wat we in onze tijd nodig hebben. Het gebeuren in de wereld en in ons leven moeten we weer meer gaan betrekken op God. Ook het gebeuren rond de kerk. We moeten het duiden met Gods Woord en niet volstaan met binnenwereldse verklaringen. Dat is de oproep waarmee Wim Dekker inzet in zijn zeer lezenswaardige boek Marginaal en missionair.
Het is een oproep die ik van harte steun. Ik denk dat de seculiere cultuur zo diep in ons christenen zit, dat we dingen die gebeuren niet zomaar meer verbinden met God. Ook onze dagelijkse bezigheden betrekken we niet zo snel op God en zijn Koninkrijk. De vraag is natuurlijk hoe je dan dingen moet duiden. Niet elke profetische duiding is even vruchtbaar en er bestaat ook nog zoiets als valse profetie. Hoe moet je de crisis van de kerk duiden? Als je meer wilt dan alleen maar binnenwereldse verklaringen, dan liggen er nog meerdere mogelijkheden open. Dekker wil de marginalisering van de kerk profetisch duiden als oordeel van God. Dat is een duiding waar ik grote moeite mee heb. Dat wil ik in dit artikel toelichten en ik wil een voorstel doen voor een alternatieve profetische duiding.
De logica van de vrienden van Job
Vooraf wil ik in het algemeen iets opmerken over het duiden van dingen die gebeuren. Bij het duiden van een crisis als oordeel van God moet je volgens mij ontzettend oppassen voor de logica van de vrienden van Job. Zij redeneren zo: Job overkomt kwaad, DUS wordt hij gestraft door God, DUS heeft Job iets verkeerd gedaan en moet hij schuld belijden. Dit een vorm van redeneren die God de vrienden zeer kwalijk neemt. Je kunt van het handelen van God niet op die manier een rekensommetje maken. Niet elk kwaad en elke crisis, individueel of collectief, is een oordeel van God. Ook in de bijbel is dat niet zo, in tegenstelling tot wat Dekker stelt in zijn boek (16). In de psalmen bijvoorbeeld zie je dat niet elke dichter zijn lijden ziet als oordeel van God. Het lot dat Israël in Egypte treft, wordt ook niet gezien als oordeel van God. In het speelveld van deze wereld zijn er meer spelers die dingen doen. Niet alles wat gebeurt, is direct handelen van God. Er zijn ook mensen die dingen doen en kwaad veroorzaken. Daarnaast is er ook nog Gods tegenstander, zoals de auteur van het boek Job laat zien in zijn verhalend raamwerk.
Kortom, op individueel vlak mag niet elk kwaad als daad van God geïnterpreteerd worden, maar ook op collectief vlak niet. Het heeft iets blasfemisch om dat wel te doen. Neem de Holocaust. Het lijkt mij zeer onjuist om die crisis van inktzwart kwaad te duiden als oordeel van God over het Joodse volk. Het is een duivels en menselijk handelen geweest, dat we niet zomaar op het conto van God mogen schuiven. Het is wat anders om te zeggen dat niets, ook zo’n gruwelijke crisis niet, buiten Gods toelating omgaat. Bij Gods toelating kun je daarom ook vele (vertwijfelde) vragen stellen. Toelaten is echter niet hetzelfde als direct oordelend handelen. Niet alles wat God toelaat mogen we interpreteren als zijn oordeel. Vaak weten wij niet waarom God iets toelaat. Dat is ook de reden waarom Job uiteindelijk zijn hand op zijn mond legt.
Dit alles moeten we meenemen in onze duiding van de crisis die de kerk in Nederland (en Europa) doormaakt. Die mag je niet zomaar duiden als oordeel van God. Er kunnen ook andere oorzaken voor zijn. Evenmin mogen we overigens de voorspoed in tijden dat de kerk floreerde zomaar opvatten als Gods goedkeuring. Juist in bloeiperioden heeft de kerk ook grove zonden bedreven.
Collectief oordeel in OT en NT
Nu kunnen er redenen zijn om een gebeuren wel te duiden als oordeel van God. Zulke redenen moeten we ons laten ingeven door wat wij aan openbaring van Gods handelen hebben gekregen in de Schriften. Dat is wat Dekker terecht als uitgangspunt neemt. Hij duidt de crisis van de kerk als oordeel van God met behulp van het oudtestamentische schrijven over het collectieve oordeel over Israël in de woestijnperiode en in de ballingschap. Ik wil drie bezwaren aanvoeren tegen dit beroep op het Oude Testament.
In de eerste plaats kan Gods specifieke omgang met zijn volk in het Oude Testament mijns inziens niet vanzelfsprekend overgeplaatst worden naar zijn omgang met de kerk. Gods omgang met Israël is daar te uniek voor – de kerk is Israël niet – en het stadium in de heilsgeschiedenis is anders dan de tijd na de komst van Christus. (Daar kom ik in mijn derde bezwaar op terug.)
In de tweede plaats levert de vergelijking van het oordeel over Israël met de crisis van de kerk problemen op. In het geval van Israël gaat het om concrete zonden: ontrouw aan God en schrijnend sociaal onrecht. Het oordeel is een straf op concrete zonden. Bij de duiding van de crisis van de kerk als oordeel van God blijven de zonden waarover dit oordeel dan zou gaan nogal abstract. Welke misstappen hebben het oordeel afgeroepen: kerkscheuringen in het verleden? Krijgen we nu de rekening van het verleden gepresenteerd? Een dergelijke duiding is voor kerkmensen die in kleine kwetsbare situaties, in geloof en vertrouwen of misschien met de moed der wanhoop, proberen te volharden in gemeente zijn een flinke mokerslag. Of zijn het misschien uiteindelijk niet de kerkmensen die straf voor de kerk dragen, maar de randkerkelijken en de mensen die niet (meer) aanhaken? Zij dreigen tenslotte in een leven zonder God ten onder te gaan. Dit alles kan ik niet rijmen met de manier waarop God in de oudtestamentische parallellen straft. Daar gaat het om een collectief oordeel, maar daarin krijgen concrete daders straf voor hun eigen handelen.
In de derde plaats, en dat is mijn belangrijkste bezwaar, moet mijns inziens het Nieuwe Testament worden meegenomen in onze duiding van de crisis van de kerk. Daar breekt met de komst van Jezus een ander tijdperk aan en wordt er ook anders over collectief oordeel gesproken. Het collectieve oordeel is daar veel meer een eschatologische categorie; het is het gericht op de jongste dag. Dit betekent overigens niet dat dit gericht geen impact heeft op het leven nu. Het oordeel dat komt, wordt juist als motief gebruikt om mensen vandaag op te roepen om zich van hun verkeerde levenswandel af te wenden. Gods oordeel en straf tot de jongste dag heeft veel meer een individueel karakter. Denk aan Ananias en Saffira of aan de gemeente te Efeze die in Openbaring 2 wordt gewaarschuwd voor het wegnemen van de kandelaar.
Als wij in onze tijd willen spreken over oordeel, dan moeten we het spreken over het oordeel dat past bij de tijd na de komst van Jezus als leidend nemen. Dat betekent dat we niet zo massief kunnen spreken over de crisis van de kerk in Nederland en Europa als het collectieve oordeel van God.
Een alternatief: de strijd van het Koninkrijk
Als het oordeel de juiste duiding zou zijn van de toestand van de kerk in onze dagen, dan zou de meest geëigende reactie voor onze tijd zijn: inkeer en schuld belijden. Daar pleit Dekker dan ook voor. Mijns inziens is oordeel niet de sleutel om de crisis van de kerk te duiden. Dat betekent dat inkeer en schuld belijden ook niet de allerbelangrijkste kernwoorden zijn voor wat de kerk vandaag te doen staat. (Wat niet wegneemt dat inkeer en schuld belijden nodig zijn, er zijn genoeg dingen waar we ons van moeten bekeren in ons individuele leven als christen en in ons gezamenlijk leven als gemeente.)
Ik zou graag een andere duiding van de toestand van de kerk willen bepleiten. Daarbij wil ik aansluiten bij een bredere bijbelse lijn dan die van het oordeel. Ik bedoel de lijn van Gods plan met deze wereld: het doorbreken van het Koninkrijk. Onze God is in deze wereld de strijd aangegaan met de machten van het duister, de machten van de chaos, de machten van het kwaad. Dat is begonnen met de schepping: het donker moet aan de kant voor het licht, de chaos van de oervloed moet wijken voor de ruimte van het leven. Dit gevecht is Gods gang door de wereldgeschiedenis, Gods gang ook met Abraham en Israël. Je vindt dit gevecht terug in de strijd met de Farao van Egypte en het loopt uit op Gods komst in Jezus Christus. Toen het Koninkrijk kwam, waarvan de volledige doorbraak nog uitstaat. Gods gang door de wereldgeschiedenis gaat via kruis en opstanding.
Dit alles vat ik maar even samen als ‘de strijd om het Koninkrijk.’ Deze strijd is een echt gevecht, waarbij de antimachten ook hun overwinningen hebben. Het is een strijd waarbij God een weg gaat die wij vaak niet begrijpen. Daarvan getuigt het kruis, als weg van de ondergang. Maar toch is het een weg waarbij de uitkomst vast staat. ‘De uitslag van deze strijd is zeker. Hij ligt al in de schepping verankerd. Elk teken van Gods overmacht is dan ook een voorteken van het komende rijk.’ (Berkhof, Christus de zin der geschiedenis, 49). Als in deze strijd de antimachten ook hun overwinningen hebben, waarom zouden we de neergang van de kerk dan niet duiden als de invloed van Gods tegenstander? Dat ligt mijns inziens meer voor de hand dan het te duiden als Gods collectieve oordeel.
De gang van het kruis
Als kerk en als gelovige staan we midden in de strijd die God voert in deze wereld, om zijn Koninkrijk, dat begonnen is, voorgoed te vestigen. Als kerk en als gemeente staan wij overigens niet per definitie aan de kant van het Koninkrijk. De worsteling is juist om telkens aan die kant te gaan staan. Om, zoals Paulus dat herhaaldelijk schrijft, de levensstijl van het rijk van het duister uit te trekken en die van het rijk van het licht aan te doen. Daarom kan er ook zeker reden zijn om gebeurtenissen te duiden als oordeel van God: als Gods afkeuring van dingen in ons leven of in het leven van de gemeente. Maar dan gaat het om oordeel opgevat in individuele zin over personen of een individuele gemeente, in lijn met het nieuwtestamentische spreken over oordeel. Het gaat daarbij niet om een duiding als massief collectief oordeel over de kerk in een land en een werelddeel.
De worsteling is om aan de kant van het Koninkrijk te staan waarin wij door Gods genade geplaatst zijn. Onze roeping is dan ook: navolging van Christus. Navolging als burgers van het Koninkrijk. Als het gaat om kernwoord voor wat de gemeente in deze tijd te doen staat, dan zou ik noemen: volharden in de navolging. Voor de christelijke gemeente en de individuele gelovige betekent dit geen triomftocht. Dat heeft Jezus direct al duidelijk gemaakt aan zijn discipelen. In zijn weg van het Koninkrijk heeft God gekozen voor de weg van de onderkant door incarnatie en het kruis en pas daarna de opstanding. Jezus volgen op de weg van het koninkrijk is dus kruisdragen. In de eerste plaats omdat zijn weg ingaat tegen je eigen neigingen en belangen – het betekent zelfverloochening. Navolging is een worsteling, want afval en ongeloof, scepsis en twijfel zijn niet alleen buiten de kerk te vinden, maar in ons eigen hart. In de tweede plaats is Jezus volgen kruisdragen, omdat je als volgeling van Jezus niet moet verwachten dat je altijd beter behandeld zult worden dan je Meester. Dat de kerk daarbij op vele plaatsen en tijden in de wereldgeschiedenis een plaats in de marge heeft moeten innemen is daarom ook geen verrassing.
Het viel me op dat Dekker deze lijn ook kort oppakt: de neergang van de kerk is deelhebben aan het lijden van Christus (34 ev.) Maar het blijft onduidelijk hoe hij deze lijn wil verbinden met de lijn van het oordeel. Of bedoelt Dekker dat ons delen in het lijden van Christus betekent dat we delen in het oordeel van God dat Jezus droeg? Dat lijkt mij theologisch onjuist. Hoe zouden we kunnen? Het oordeel dat Jezus droeg, droeg Hij in onze plaats. Dat oordeel delen wij niet. Jezus zei ook niet dat we zullen delen in het oordeel dat hij droeg, maar alleen dat we deel hebben aan zijn lijden. Dat is het lijden aan het verzet dat het evangelie oproept. Niet alleen bij jezelf, maar ook in de wereld om je heen. Het is lijden aan het verzet van de Boze en het kwaad.
Hopen en volharden
Wat de toekomst van de kerk in Nederland betreft: het zal mij niet verbazen als die voorlopig marginaal blijft. Natuurlijk er zijn nog steeds mensen die tot geloof komen. Dat zie ik in mijn eigen werkomgeving gebeuren. Maar het zijn kleine getallen. In onze cultuur zijn de barrières voor het evangelie groot en ze worden misschien eerder groter dan kleiner. Maar ik denk dat navolging in onze tijd betekent dat we niet moeten somberen, maar moeten hopen en volharden. Volharden in de weg van Jezus en hopen op de komst van het Koninkrijk. Het is de drieslag die Bonhoeffer ziet als roeping van de christen (met instemming door Dekker aangehaald): bidden, gerechtigheid doen en wachten op Gods tijd (Verzet en overgave, 149).
Waar het om gaat is: blijven vertrouwen dat de weg van God wél voert naar de volledige doorbraak van het koninkrijk. Daarbij moeten we goed opletten om te zien naar tekenen van dit Koninkrijk in deze wereld. Er zijn in de wereld allerlei tekenen in de vorm van crises. Het zijn tekenen die in het Nieuwe Testament niet worden geduid als tekenen van Gods oordeel, maar juist als tekenen van het oordeel dat er aankomt als Jezus terugkomt en het Koninkrijk volledig aanbreekt. Afval is ook één van die tekenen.
Maar er zijn ook tekenen waarin iets van het Koninkrijk zelf oplicht. Telkens licht er iets op van de wonderbaarlijke wegen van de Geest van God. In het wereld, maar ook in de levens van mensen in de gemeente en mensen buiten de gemeente die op zoek zijn. Er is in deze wereld een gevecht aan de gang en als kerk leven we van de verwachting dat Gods Koninkrijk het zal winnen. Tom Wright heeft op een inspirerende manier beschreven hoe deze hoop het leven van de gemeente mag kleuren in zijn Surprised by Hope. Het doorbreken van het Koninkrijk is Gods daad, wat wij mogen doen is werken aan bouwstenen van dit Koninkrijk. Wat wij doen in de Heer is niet vergeefs. Wright zegt het zo: ‘You are – strange though it may seem, almost as hard to believe as the resurrection itself – accomplishing something which will become, in due course, part of God’s new world. Every act of love, gratitude and kindness, every work of art or music inspired by the love of God (…) every deed which spreads the gospel, builds up the church, embodies holiness rather than corruption, and makes the name of Jesus honoured in the world – all of this will find its way, through the resurrecting power of God, into the new creation which God will one day make.’ (219)
Dr. Arjan Markus is missionair predikant in de Jacobikerk (PKN) te Utrecht
Mailadres: