nr2 • 2012 • Gods macht bezongen – Psalm 150
november 2012 (jaargang 27 nr. 2)
Gods macht bezongen
W.T. van Voorst
Psalm 150
Wat me vaak opvalt in de psalmen, is de onbekommerde manier waarop tot lof wordt opgeroepen. ‘Looft de Here, alle gij volken.’ Lang niet alle psalmen zijn lofzangen. Er gaan lange nachten en zware stormen vooraf aan het moment waarop de lofzang stralend doorbreekt. Ik bedoel met onbekommerd dan ook: op een andere manier - de psalmisten maken zich niet druk over de vraag hoe dit gerealiseerd zal worden wereldwijd.
Israël is maar een kleine natie en tegen de tijd dat Psalm 150 als sluitsteen van het psalter wordt gelegd, is het zelfs minder dan dat. De naam van hun God, de Heer, is ‘in Israël groot’ (76:1), maar daarbuiten? En hoe ziet Israël het nu voor zich dat ‘alle volken’, of ruimer zelfs: ‘alle adem’ juist die God zal loven? Dan zal er toch wat aan 's Heren naamsbekendheid gedaan moeten worden? Welke impact heeft de oproep die vanuit de synagogen klinkt?
Nu zeggen wij natuurlijk: de missionaire beweging kwam in het Nieuwe Testament op gang. Toen werd de Naam wereldkundig gemaakt en sindsdien gaan de psalmen inderdaad van mond tot mond. In een weergaloze campagne hebben wij christenen de oproepen van de psalmen gerealiseerd. Nu ja, de laatste tijd loopt het in Europa niet zo best, maar Azië dan, en Afrika! Voor ons is het voorstelbaar, dat ‘alle adem’ de Heer looft. Wat voor Israël nog zingen-zonder-zien was, begint voor ons al aardig contouren aan te nemen.
Zou het? Als wij op zondagmorgen wat liederen zingen, zijn we dan niet net zo marginaal als Israël toen, ook in Azië en Afrika? Onze lofzang legt geen gewicht in de wereldschaal. Dit trof me als kind al. In en om Eindhoven wonen een paar honderdduizend mensen. Daarvan gaat een handjevol op zondagmorgen naar de kerk. En in de kerk zingen ze dat heel de aarde de Heer love – als we daar tenminste aan toekomen, want lieve deugd, wat kijken we zelden verder dan ons eigen bekommerde leventje! Maar goed, we ontkomen er niet aan, af en toe de volken aan te sporen tot 's Heren lof. Alleen, hoe moet het er ooit van komen, in 's hemelsnaam?
Zo is de vraag goed gesteld: in 's hemels naam. Want Psalm 150 begint in ‘zijn heiligdom’, wat parallel staat aan ‘het uitspansel zijner kracht’. Gebakkelei over het antieke wereldbeeld laat ik maar even buiten beschouwing. We hebben het hier over wat ons te boven gaat. Levensbeschouwing c.q. wereldbeeld hangt als een kaasstolp over mensen heen; als een benauwend laag plafond. Veel hoger welven zich Gods hemelen. Daar wordt zijn wil gedaan. Van daaruit gebeurt het ongehoorde. Vanuit ons marginale kerkje roepen we zijn onbekende schepselen daar toe: ‘Looft Hem! Vooral mee doorgaan!’
Waarom dan? Zijn loffelijke Naam is al genoemd: Heer. Het is de doornstruik-naam Ik zal er zijn. Waarom moet Hij geloofd worden, bejubeld, bewonderd, bezongen? Vanwege zijn ‘mogendheden’. Oftewel: vanwege ‘de menigte zijner grootheid’. Dat komt op het eerste gezicht over als pure machtsaanbidding. Ik miste in eerste instantie de andere volkomenheden Gods: liefde, rechtvaardigheid, genade, barmhartigheid etc. Maar, eerlijk is eerlijk, hier wordt Gods macht bezongen.
Macht, omschreven als ‘mogendheden’: gevoerot; van gibboor, held. Het woord komt bijvoorbeeld voor in Psalm 24, waar gesproken wordt over de ‘Heer, de held in de strijd’. Als we over Gods macht denken, stellen we Hem al snel voor als iemand achter de bedieningspanelen. Overhemdje aan, pantalon, kortgeknipte nagels. Zo las ik het ooit in een commentaar over Openbaring. Ook films geven dat beeld. Maar bij gibboor moeten we toch eerder denken aan een bezwete kerel in een maliënkolder. Een voorvechter, een meerdere Simson.
‘En om de menigte zijner grootheid.’ Zijn grootheid is niet in één getal onder te brengen. Wij hebben de neiging dat wel te doen. Grootheid wordt dan een abstractum, een geestelijk aantal PK's. Alsof God XXXL is, overtreffend veel… van hetzelfde. Over dit soort Amerikaanse grootheid gaat het hier niet. Trouwens, neigt ál onze grootheid daar niet naar? Geef mensen een zak met geld en ze kiezen allemaal voor dezelfde te grote huizen met smakeloze grote auto's. God is anders groot; veelvuldig groot. Goed in van alles en nog wat. Deze Held kan ook viool spelen, aardappels poten, troosten etc.
Ik schreef net dat ik in Psalm 150 bepaalde eigenschappen Gods miste. Bij nader inzien mis ik ze niet. Ze zijn besloten in de Naam. Ze zijn mede besloten in de manier waarop over zijn macht gesproken wordt. En is het niet passend om aan het einde van het psalter te bezingen dat Hij machtig is? He can do it. Vraag me niet hoe. Willem Barnard heeft het over de ‘boven alle machten uit (en eventueel onder alle machten door) Komende’ (Stille omgang, 1073). De wereldwijde lofzang is zijn verantwoordelijkheid. De oproep tot lofzang is geen appèl op onze missionaire ambities, maar op Zijn kunnen.
‘Gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.’ De lofzang komt vanuit den hoge. Maar nu komt de aarde in zicht. Psalm 150 is trouwens geen pluralistische kakofonie waarin ieder voor zich uit tatert. Zo wordt de psalm nog wel eens toegepast. Maar er zit orde in. Eerst klinkt de sjofar, de ramshoorn. Zo wordt Israël bijeengeroepen. ‘Bazuin’ is een verkeerde, veel te fanfareske vertaling. De sjofar is een niet al te gigantische ramshoorn die op hoogtijdagen geblazen wordt (Ps. 81:3). Vervolgens worden twee liturgische instrumenten genoemd: luit en harp. Ze komen veelvuldig voor in de psalmen. En ja, dan loopt het uit de hand. Steeds wereldser worden de instrumenten. De beltrom krijgt de voeten van de vloer. Citer en fluit maken de bruiloft compleet. De cimbaal laat een zilverregen van geluid neerdalen. Geluidsboxen worden overigens niet genoemd. Daardoor zijn ook menselijke stemmen hoorbaar, en het geblaat van schapen en het geblaf van honden, kortom: alle adem. De liturgie wordt scheppingsbreed.
Misschien zeurt de vraag nog in ons hoofd: hoe dan? Voor elke kerkganger hordes uitslapers! Misschien moeten we de vraag eerder zo stellen: ‘Hoe zal dat wezen, dewijl we met anderhalve man en een paardenkop zijn?’ (zie Lukas 1:34). Hoe zal ons bijna uitgeblazen waakvlammetje ooit overslaan op de ganse aarde? Ik weet het niet, ik weet het niet. Het moet vanuit de hemel geschieden. Daar wordt Hij nu al bezongen: de Held die nu weer links, dan weer rechts opduikt, veelvuldig in grootheid. Al lovend doen we een beroep op Hem. Ik zou haast denken - oneerbiedige gedachte - dat onze lofzangen Hem onder druk zetten. Als je zoveel lof toegezwaaid krijgt, kun je toch niet achterblijven?
Ds. Wouter van Voorst is predikant (PKN) te Tange-Alteveer.
Mailadres: