nr3 • 2013 • Interview
januari 2013 (jaargang 27 nr. 3)
Interview
C.C. den Hertog en H.M. Schormans-Marchand
Een dikke kaars én een dikke preek
Opgegroeid in Schaesberg bij Heerlen, werd hij als kind ondergedompeld in het rijke Roomse leven. De liturgie lag op straat, de pastoor ging op de biddag met de wijwaterkwast door de velden om te zegenen en de kerk was altijd open. Want daar was het tabernakel en daar woonde de Heer. De hele klas ging te biecht en maar liefst acht jongens uit zijn klas wilden priester worden. Hij ook. Op het seminarie echter ontdekte hij hoe de macht die de geestelijkheid had misbruikt kon worden. Hij brak ermee. Inmiddels al vele jaren predikant binnen de PKN, maar in zijn hart – juist als het om liturgie gaat – nog door en door katholiek. Een gesprek met Peter Schormans.
We zien de behoefte om meer te doen met elementen uit de klassieke katholieke liturgie. Je ziet het in het Dienstboek en het komt ook steeds meer op in orthodox gereformeerde kring. Heeft u het gevoel dat dat kan, dat je er dingen uit kunt lospellen? Hebben mensen gelijk als ze een sobere Goede Vrijdagdienst willen waarop de kaars uitgaat?
‘In feite is de Stille Week iets waar je het hele jaar naar toe werkt, het is het hoogtepunt van het kerkelijk jaar. Het hangt er niet maar los bij, zodat je kunt zeggen: dat gaan we nu ook doen – en de rest laat je dan liggen. Je zult het moeten omgeven met zorgvuldige uitleg, zodat mensen weten wat ze aan het doen zijn. Als dat niet haalbaar is, zeg ik: laat het dan maar achterwege.
In Geldermalsen kon ik deze dingen goed doen. Ik ben daar begonnen met de Stille Week. We begonnen met 20 mensen en het eindigde met 110 toen ik wegging. We volgden de klassieke orde: Witte Donderdag avondmaal, Goede Vrijdag geen preek, maar enkel schriftlezing. Het triduüm was eigenlijk één dienst verdeeld over drie dagen. In mijn jeugd leidden de vormen van de liturgie je binnen in de boodschap. Maar in een protestantse context werkt het anders. Je moet veel uitleggen om de vieringen heen. Dat doe je dan natuurlijk niet alleen in de Stille Week. Het hangt af van de liturgie die je op zondag hebt. In Geldermalsen was het op een bepaald moment zover dat de gemeente het geaccepteerd zou hebben als ik het smeekgebed en het gebed van verootmoediging onder aan de trappen zou bidden – die ruimte is er ontstaan. Onder aan de trappen begin je je schuld te belijden. Je staat dan niet tegenover de mensen als je bidt, maar je staat samen met de gemeente voor Gods aangezicht. Na dat gebed ga je de trappen op en draai je je om en verkondigt de gemeente de genade en de vrede. Dat is machtig als je daar iets van kunt overdragen. Zo sprak ik met de mensen en ze beleefden dat steeds meer.’
Was dat in Geldermalsen omdat de protestantse liturgie te steil bleek en het leven van alledag te leeg liet?
‘Nee, het was allereerst vanuit missionair oogpunt. Hoe kan ik de mens van deze tijd erbij krijgen? Dat was mijn vraag. Ik hoopte dat langs de weg van de liturgie ook het woord tot de mensen kwam. Van mijn rooms-katholieke achtergrond uit was ik gewend een thuis te vinden in de liturgie. Dat wilde ik ermee bereiken. Dat mensen daar op adem kunnen komen. Liturgie is als een trein die onderweg op verschillende stations halt houdt waar je in kunt stappen, uit kunt stappen – hij rijdt en jij hoeft hem niet te trekken. Ik zat eens aan een diner naast Simonis en hij zei: Hoe jullie protestanten het volhouden – ik begrijp het niet. Morgenochtend ga ik weer naar de mis. Jullie moeten het iedere keer zelf vinden. Je hebt niks om op terug te vallen. De liturgie van de kerk is voor veel mensen niet meer dan de liturgie van het individu. Dat is onze armoede... Hij heeft gelijk. Juist ook missionair gezien is dit een belangrijk punt. Het was een uitdrukking binnen de bond: Een dikke kaars en een dunne preek. Dat is ook vaak zo. En dan staat het mij ook tegen. Dan wordt het dat gekunstelde: je haalt mensen wel binnen, maar geeft ze niks mee. Maar als je in de prediking consequent Christus preekt en je kunt dat met de liturgie versterken – dan boek je winst. Er waren mensen die zeiden: Die opstanding, ik geloof er niks van – maar ze zongen wél de geloofsbelijdenis mee. En dan gebeurt er toch iets. Calvijn heeft het Woord bij de mensen thuis willen brengen. En dat is heel goed. Maar ik denk wel eens: We moeten de rijkdom van de katholieke kerk verbinden met de rijkdom van het protestantisme. Voor de protestant is de katholieke wereld een wonderlijk gebeuren dat werd afgedaan als poppenkast. En andersom was een protestantse dienst voor een katholiek: Ze zingen daar hard en horen een preek waar je niks van begrijpt. Maar als je het één met het ander weet te verbinden…’
En hoe doet u het hier in Wijckel?
‘Hier hebben ze in de Stille Week op maandag, dinsdag en woensdag een vesper waar rond de 50 mensen komen. Dat was al zo voordat ik hier kwam. We hebben een vaste orde van dienst die ieder jaar gelijk is. We zingen, we bidden, er is een korte meditatie, ieder jaar over dezelfde tekst, we gebruiken hetzelfde boekje – en juist ook die herhaling is liturgie, als de wenteltrap waar Barnard over spreekt. Door de herhaling kom je steeds dieper binnen in het geheim. Als je zo op de adem van het jaar kunt leven, is dat heel sterk. Dan is liturgie een voortdurende catechese waardoor je steeds dieper in het mysterie doordringt. De Goede Vrijdagliturgie vind ik heel sterk. Dan preek ik niet. We lezen het Johannesevangelie met vier stemmen. Dan wordt de kaars gedoofd, als geklonken heeft dat Jezus is gestorven, en wordt de kerk uitgedragen. En natuurlijk: het is maar een kaars – maar het bezorgt me kippenvel. Dan gaan we in stilte naar huis. In de Paasnacht gaan we rond de doopvont staan. De kaars wordt binnengedragen. ‘Het licht van Christus’ wordt er geroepen en dan wordt de kaars neergezet en daaraan steekt ieder zijn eigen kaars aan. En zo, staande rond de doopvont, hernieuwen we onze doopbelofte. ‘Belooft u zich te verzetten tegen alle machten die als goden over u willen heersen? En bent u bereid Hem daadwerkelijk te volgen?’ Dat is een vernieuwing van je leven, bekering. En dan ga je Pasen vieren. Voor zijn Aangezicht zeggen we wie we zijn, wat er geweest is, we staan op de bodem van de belofte – en daar ontvangen we uitzicht.’
En dat zou niet kunnen onder de prediking? Moeten we rond een doopvont staan in de paasnacht?
‘Ja, want dat is toch ook prediking? Het is toegespitste prediking. Het is de toepassing. Je gaat heel bewust daar staan en je vernieuwt voor het aangezicht van de Here je belofte - dat is bindend. Ik moet wel eerlijk zijn, ik vraag me af in hoeverre mensen het werkelijk beleven. Je hebt altijd mensen die meeschuifelen. Maar dat heb je toch evengoed met de preek. In Geldermalsen was de kerk in de paasnacht helemaal donker. Als we de doopbelofte vernieuwd hadden, trokken we in het donker door de kerk met de kaarsen, zongen psalm 43 – ‘Dan ga ik op tot Gods altaren’ – en gingen de trappen op. Vervolgens ging het licht aan en werd het paasevangelie gelezen. Als je die woorden zingt en je weet: nu ga ik op voor zijn aangezicht – dan is dat een biecht, een reiniging, een vernieuwing. Er waren mensen die zeiden: Wat een poppenkast. Maar dat hoort er ook bij. Je moet daar de humor van inzien en zulke mensen de ruimte geven.’
Er zijn mensen die zeggen: Als we de Gekruisigde niet meer prediken…
‘Maar Hem prediken we toch het hele jaar? Ik doe niet anders – maar op zeker moment moet je ook zwijgen. Wat mij opvalt: Als het lijdensevangelie volgens Johannes op deze manier wordt voorgedragen, vanaf het begin van het lijden tot het sterven – is dat zo indrukwekkend. Zó was het dus, zó is Hij voor ons gestorven. Wezenlijk is: een reformatorische prediking en een goede liturgie. In feite zou je iedere bonder kunnen aanraden om het te doen. Want in een doordachte liturgie kan die verkondiging juist een bedding vinden, een voedingsbodem – het heeft dan vanuit de prediking de nodige diepgang. Het staat of valt met de prediking wat mij betreft. Maar je geeft de ruimte aan mensen die de reformatorische prediking te stevig vinden – in die liturgie neem je die mensen wel mee. Waar de prediking Christocentrisch is, kan de viering van de Stille Week de kroon op het kerkelijk jaar zijn. Je participeert in het gebeuren zélf. Bij het voorlezen van het lijdensverhaal was de gemeente de stem van het volk. En de kerk riep: Kruisig hem. We staan niet te kijken, we trekken mee door de diepte als zijn volk. En Hij trekt ons er doorheen. Als je dat onderricht steeds aan de gemeente geeft, waarom zou je dan deze liturgie niet gebruiken?’
Noordmans zegt: We moeten denken vanuit de Geest. In de prediking worden we opgezocht in onze schuilhoeken. Hij wijst daarom het optasten van allerhande vormen af...
‘Het is geen optasten. In de Paasnacht zing je psalm 42, watervloed roept tot watervloed. Als je dat lied zingt, dan sta je er middenin – het is een preek om mij heen. Het is de verootmoediging voor Gods aangezicht. We belijden onze schuld en vragen om vernieuwing – en dat hebben we niet in handen. Liturgie betekent niet dat we over God beschikken of zoiets. Dat zeg ik ook altijd: de kaars blijft een kaars, het ritueel blijft een ritueel. Het is het eigenlijke niet, maar het zijn vormen die dienstbaar kunnen worden.’
Is dit dan ook hoe de katholiek de liturgie beleeft? Of heeft er in de benadering zoals u die voorstaat - waar onderwijs en liturgie elkaar versterken - toch een correctie plaatsgevonden?
‘De orthodoxe katholiek beleeft dat zo. Maar zoals je in de kerk altijd hebt dat mensen psalmen zingen zonder te weten wat ze zingen, zo kan dat ook met de rituelen. De rituelen hangen heel sterk af van hoe jij ermee bezig bent. Mensen zeggen soms tegen je: ‘Dominee, u hebt vandaag voor mij gepreekt’. Dan zeg ik altijd: ‘Verleden week ook hoor’. Maar het maakt iets duidelijk: die mens staat er niet altijd eender in. De ene Paasnacht kan verschillen van de andere, dat hangt ook af van de omstandigheden waarin je verkeert. Dat hangt af van de Geest.’
Kan liturgie niet een façade worden?
‘Neem nu als voorbeeld het Gregoriaans zingen. Dat is een vulkaan die nét niet uitbarst. Je hoort de diepte, de smeking, de klaagzang, de roep om verlossing. Het zijn de psalmen. Het zijn allemaal bijbelwoorden. Dat is geen franje, dat is eredienst. Je hoort de klacht uit de diepte. En dan ga je mee. Ik heb nooit het gevoel gehad van een façade. En trouwens: een gereformeerde preek kan ook een façade zijn. Als je maar ellende, verlossing, dankbaarheid en de stereotiepe terminologie gebruikt, zodat men het gevoel heeft dat het ritueel volbracht is, is dat precies hetzelfde. De mens zoekt altijd iets om zich te verbergen. Maar dan moet je niet zeggen dat dat in de liturgie zit – het zit in die mens; die wil niet naar God. Als afsluiting van een leeskring over Ratzingers Jezusboek zijn we met een groep gemeenteleden naar Rome geweest. Dan kom je in de kerk der Friezen en dan ben je toch in de catholica. Het credo wordt gezongen – en als je dat hoort, ben je thuis. Dat is de wereldkerk, de kerk van alle eeuwen, alle plaatsen. En daar horen wij ook bij.’
Maar wat is de Reformatie dan geweest? Is onze theologie uiteindelijk een katholieke theologie en hebben we dat onvoldoende in de gaten?
‘Ik denk dat de Reformatie, met name bij Luther, ongewild een zijspoor van de renaissance is geweest, waar het ik centraler komt te staan dan het in de kerk gestaan heeft: Hoe krijg ik een genadig God? De eerste vraag van de Heidelberger Catechismus gaat over de mens. Het heeft aan de misvatting van de kerk gelegen dat Luther eruit gezet is. Het had heel goed als beweging binnen de kerk gepast. Die aflaat en alles eromheen – het was een economisch systeem. Het was meer om de economie dan om de theologie dat Luther eruit gezet is. Het was een duivels systeem – men verdiende geld aan de zonden van de mens. Je kunt heel cynisch worden van het feit dat de kwestie zich voltrok rond de economie.’
Heeft u wel eens overwogen terug te keren?
‘Nee, want ik ben nooit echt helemaal weggegaan. Katholieken hebben een soort barmhartigheid die je in het calvinisme mist. Het blijft je geboortehuis en die nestgeur draag je altijd met je mee. Men leert daar de werken van de mens, maar leeft meer van zijn genade. Ik heb het idee dat het in onze kerken wel eens andersom is. Men leert de genade, maar leeft van zijn werken. Men kan er ook meer met humor in het leven staan. En vooral: de kerk is als een moeder, zij draagt jou. Dat is voor mij de kerk, katholiek of protestants. En ja, dat troost me, omdat Christus, mijn Heiland, er het Hoofd van is en wij aan Hem verbonden zijn. Hij heeft ons door zijn Geest de kerk geschonken!’
Ds. Peter Schormans is predikant (PKN) te Wijckel. Mailadres:
Ds. Niels den Hertog (predikant CGK) en ds. Leneke Schormans-Marchand (predikant PKN) zijn redacteuren van Kontekstueel.