nr5 • 2013 • Laatst geboekt
27e jaargang nr. 5 (mei 2013)
Laatst geboekt
Het heil is uit de Joden
Twee romans van vaderlandse bodem strijden al langere tijd om de eerste plaats. Tommy Wieringa schreef: Dit zijn de namen. Oek de Jong: Pier en oceaan. Beide boeken zijn genomineerd voor de Libris literatuurprijs 2013. Het na elkaar lezen van deze twee romans kan veel te denken geven.
Het is heel lang geleden dat ik een roman van meer dan achthonderd bladzijden zo geboeid achter elkaar uit las als Pier en oceaan. Dat is des te opmerkelijker constateer ik achteraf, omdat er nauwelijks een plot zit. Al die bladzijden lang volgen we de ontwikkeling van Abel, alter ego van de in 1952 geboren schrijver. Omstreeks zijn twintigste levensjaar eindigt de roman. De schrijver is ongeveer even oud als ik. Dat maakt de beschreven periode voor mij heel herkenbaar en dat zal gedeeltelijk verklaren waarom het boek mij zo boeide. Een andere reden is dat ik het boek vanuit psychologisch oogpunt bezien buitengewoon knap en fijnzinnig geschreven vind. Wanneer je in de loop van het leven enige zelfkennis hebt opgedaan, en ook in het pastoraat veel mensen hebt ontmoet, zijn er zeer veel momenten van herkenning. Bij het lezen van allerlei passages zag ik mensen voor me met andere namen dan in het boek. Het was opeens alsof ik hen achteraf nog beter begreep. Zelden las ik een boek met zoveel niet gekunstelde beeldende taal. De natuurbeschrijvingen zijn weergaloos mooi, ontroerend zonder dat het sentimenteel wordt. De erotische passages zijn nergens grof, ze getuigen wel van een intensiteit van leven die diep ontroert, zelfs dan wanneer je het gevoel hebt dat het ook wel iets meer ingetogen opgeschreven had kunnen worden.
Modern heidendom
Onder de indruk van dit alles was het dan ook alsof ik een koude douche kreeg toen ik de kop boven een recensie van de hand van Tjerk de Reus in het Reformatorisch Dagblad zag: ‘Modern heidendom bij Oek de Jong’. Mijn eerste reactie was: waarom moet dit nu weer? Tjerk is geen predikant, maar het leek me zo’n typische domineesreactie. Alsof een boek niet gewoon een kunstwerk kan zijn, alsof het alleen maar beoordeeld kan worden zoals de Bijbel de koningen van Israël en Juda beoordeelt: ‘ze deden wat kwaad was in de ogen des Heren’.
Het stuk lezend moest ik mijn oordeel herzien. Tjerk de Reus probeert in de lijn van een van zijn grote voorbeelden, K.H. Miskotte, de eigentijdse literatuur te peilen tot op de levensbeschouwelijke, religieuze wortels. Het is alleen maar de verdienste van een roman wanneer die wortels niet al meteen aan het oppervlak liggen. Wortels horen te zitten waar ze thuishoren: in de onderste lagen. Tegelijk bepalen ze wel wat in de bovenste lagen zichtbaar wordt. Ik werd gesterkt in mijn overtuiging, dat Tjerk de Reus echt een punt had, toen ik enkele dagen later (5 nov. 2012) een verslag las in hetzelfde Reformatorisch Dagblad van een studiedag, georganiseerd door het Christelijk Literair Overleg (CLO), waar onder anderen Oek de Jong sprak over zijn boek. Hij vertelde over zijn gereformeerde opvoeding, die hij achter zich heeft gelaten, maar die hij volgens zijn eigen interpretatie nog steeds koestert. Ik citeer: De ontwikkeling die zijn hoofdpersoon Abel in dat opzicht doormaakt, is ook die van De Jong zelf: “Abel heeft als jongen nog het gevoel dat er in de stilte iets bijzonders kan gebeuren, dat er een stem kan spreken - zoals bij Samuel - of dat er een visioen tot hem kan komen. Maar op zijn achttiende komt hij tot het inzicht dat wat hij zoekt in hemzelf schuilt. Er is geen jenseits, het zijn de beelden uit zijn eigen onderbewuste die hem iets duidelijk maken.” De Jong schetst die verschuiving van een religieus naar een psychologisch wereldbeeld als een vooruitgang, en is zodoende pijnlijk getroffen door het feit, dat diverse christelijke recensenten hem beticht hebben van een ‘heidense’ spiritualiteit.
Langs de rand van het nihilisme
Er zou een hele boom op te zetten zijn over dat psychologische wereldbeeld. Ik denk dat wij, als mensen van na de Verlichting, allemaal gevoeliger zijn geworden voor de mogelijkheid dat stemmen en dromen, die premoderne mensen interpreteerden als van buitenaf komend, opkomen uit de diepste lagen van onszelf. Daarmee is echter niet automatisch de beslissing gevallen dat deze niet ook van buiten, van God kunnen komen. Wanneer we met Psalm 139 meezeggen dat God ook onze hele binnenwereld, onze onbewuste lagen heeft geschapen, is het niet uitgesloten dat Hij ook daar present kan zijn wanneer Hij ons roept. Het beslissende verschil zit niet tussen een psychologisch en een religieus wereldbeeld. Het beslissende verschil is of we ook weggeroepen worden uit de diepten van onszelf of dat uiteindelijk deze diepten zelf goddelijke glans verkrijgen en het afdalen in de eigen diepten de uiteindelijke bestemming van de mens wordt. Vanuit deze thematiek ben ik opnieuw naar de roman gaan kijken. Toen viel me op dat Abel eigenlijk tot niets komt wat met roeping te maken heeft. Zijn moeder die jaren lang de roeping ervaren heeft haar man en het gezin en zo ook God en de kerk te dienen, raakt gedesillusioneerd en vindt dat haar leven op deze manier mislukt is. Alleen de vader van Abel blijft trouw aan zijn roeping in kerk en maatschappij, maar hij komt er uiteindelijk in het boek heel slecht af.
Willem Barnard typeerde het heidendom als ‘het leven dat rust in zichzelf’. Op z’n best is dit het leven van de romanticus, op z’n slechtst dat van de ’bloed en bodem’ aanhanger met daar tussenin het leven van heel veel mensen vandaag: in het leven gaat het om het leven zelf. K.H. Miskotte zei dat onder andere hierom het heidendom structureel verwant is aan het nihilisme. Ook dat klopt precies met het sombere gevoel dat ik aan het einde van de roman steeds meer kreeg ten aanzien van Abel. Hij is uitgegroeid tot een zeer gevoelige jongen, maar waar leeft hij nu uiteindelijk voor en wat gaat hij straks doen. Wat is zijn horizon en zijn roeping?
Anti-heidens getuigenis
Dit brengt me bij het tweede boek: Dit zijn de namen. Of de schrijver, Tommy Wieringa, een godsdienstige achtergrond heeft, weet ik niet, ik kon er nergens iets over vinden. In elk geval behoort hij bij een generatie jonge schrijvers, die niet de indruk wekken dat ze nog iets af te rekenen hebben in verband met een opvoeding in een verzuilde samenleving en kan ik me hem niet voorstellen als spreker op een CLO congres. Des te verrassender is hoe bij hem het anti-heidens getuigenis vanuit de Joodse bijbel tot klinken komt. Volkomen toevallig lijkt het en tegelijk wordt dit beslissend aan het einde van het buitengewoon knap geschreven en tegelijk diep trieste boek.
‘Dit zijn de namen’. Zo begint het bijbelboek Exodus. In het boek van Tommy Wieringa gaat het ook over een exodus, maar het is een rampzalige tocht naar een nog rampzaliger plaats. In tegenstelling tot het boek van Oek de Jong gaat het hier om een verhaal, dat steeds zweeft tussen verbeelding en werkelijkheid. Echt een boek waarop de uitdrukking ‘wel waar, niet echt gebeurd’ van toepassing is. Dat betekent dan tegelijk dat de lezer van meet af gestimuleerd wordt het metaforisch karakter van het verhaal tot zich toe te laten. Ook al kan deze tocht zo niet echt hebben plaatsgevonden, er vindt bij de lezer gemakkelijk iets van hermeneutische horizonversmelting plaats. In het boek gaan mensen op weg, maar er is valse hoop gewekt. Onderweg blijkt de humaniteit het steeds meer af te leggen tegen overlevingsdrift. In de nood wordt soms de een voor de ander een broeder, maar vaker wordt de een voor de ander een wolf.
Terwijl zij op weg zijn naar hun land van belofte, krijgt de lezer van dit land al telkens een beeld, omdat Wieringa de hoofdstukken steeds afwisselt. Het ene hoofdstuk gaat over de reis en het daarop volgende gaat over het leven in de stad, waarheen de reizigers op weg zijn. Ook daar is de humaniteit zeer ver te zoeken. Terwijl het in de hoofdstukken over de reis echter steeds verder naar een dramatisch dieptepunt toegaat, waar het leven gered lijkt te kunnen worden met een rituele moord, bewegen de hoofdstukken over de stad zich precies in omgekeerde richting.
Tweeërlei mystiek
In de stad komt de hoofdpersoon in aanraking met de enige overgebleven Jood aldaar na de Holocaust in Oost-Europa en steeds meer zie je daarna zijn leven door deze ontmoeting veranderen. De lezer die de reis als metafoor heeft herkend in de eigen levens- en wereldervaring, wordt nu op een heel ander been gezet. Er blijkt ook een mogelijkheid te zijn de levensreis te identificeren met de reis van Israël, zoals het boek Exodus daarvan vertelt. Het geheim van de Jood om te overleven blijkt namelijk juist deze identificatie te zijn. Op bladzijde 234 lezen we over de tot dan toe mededogenloze en ontredderde hoofdpersoon in de stad (Pontus Beg): ‘Voor de rabbijn bestond het verleden niet, dacht Beg. Het was even levend voor hem als het heden… Eergisteren of drieduizend jaar geleden maakte geen verschil voor hem. Deze geheimzinnige tijdloosheid ging ook over op hem, Pontus Beg, wanneer hij las over de levens van Mozes, Aäron en Jozua in de woestijn, en zich daar op een mystieke manier mee verbonden wist. Hij was niet meer zo alleen. …met elk woord dat hij las en met elk bezoek aan de rabbijn voelde hij - met een zekerheid die hem ontroerde- dat hij zijn bestemming naderde.’
Beide boeken, zowel dat van Oek de Jong als dat van Tommy Wieringa eindigen mystiek. Bij De Jong is het de mystiek van het in zichzelf rustende leven. Dat scheert naar mijn mening langs de randen van het nihilisme. Wat moet je ermee wanneer het leven zo’n barre tocht blijkt te zijn als Wieringa beschrijft en zoveel onmenselijkheid ook onder schone schijn aanwezig is? Het boek van Wieringa eindigt met een andere mystiek: gelijktijdig worden met de reis van het Joodse volk. Pontus Beg laat zich daartoe roepen. Het is het laatste wat hij van zichzelf verwacht had.
Het heil is uit de Joden. Dat is zijn ontdekking. Ook die van Wieringa? Dat het boek veel lezers mag vinden, die het lezen zoals ik het gelezen heb, zegt de dominee aan het einde van zijn beschouwing.
Naar aanleiding van:
Oek de Jong, Pier en oceaan, uitg. Augustus, 803 blz.
Tommy Wieringa, Dit zijn de namen, uitg. De Bezige Bij, 302 blz.
Dr. Wim Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: