Skip to main content

nr5 • 2013 • Kroniek

27e jaargang nr. 5 (mei 2013)

J. Wienen

Kroniek

Troonswisseling

Het kan niemand ontgaan zijn dat er een troonswisseling is in Nederland. De belangstelling is groot, er is flink wat enthousiasme, maar terzijde klinken ook de protesten van de republikeinen, die hun afkeer van het erfelijk bekleden van een ambt kenbaar maken. Ook in kerken wordt aandacht besteed aan de wisseling op de troon.

Ooit vertelde mijn oma dat ze, toen ze jong was, een dominee had horen zeggen dat revolutionairen eerst de koning willen afschaffen en daarna God zelf. Hebben kerk en monarchie wat met elkaar? In ieder geval kende de monarchie in Nederland nauwelijks warmer aanhangers dan protestantse christenen. Is dat nog zo? Het kan zijn dat ik het me verbeeld, maar ik heb de indruk dat in protestants kerkelijke kring wat vaker dan vroeger wat afstandelijk op de Oranjes wordt gereageerd.

Republikeinen

Fanatieke republikeinen kom ik in de protestantse kerken niet echt tegen. Daarvoor kom je bijvoorbeeld bij het Republikeins Genootschap uit. Dit is een slapend gezelschap. Op een website heeft het nog wel een ledenlijst staan. Het schijnt dat als je ooit in een onbewaakt ogenblik ja gezegd hebt, je daar op kwam, zonder dat je er weer vanaf kunt komen. Zo prijkt de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan op de lijst. Zou hij zich nog willen afficheren als prominent republikein? Een activist op dit terrein lijkt het me in ieder geval niet. Interessanter is dat de lijst geen voor mij herkenbare kerkelijke of christelijke personen oplevert. Wel een interessant rijtje mensen als Paul Cliteur, Thomas von der Dunk, Karel Glastra van Loon, Theo van Gogh, Herman Philipse en Max Pam. Deze heren staan of stonden nog meer bekend om hun afkeer van kerk en geloof dan om hun republikeinse gezindheid. De Republikeinse kring in België verwijst op haar site door naar Humanisme van de Verlichting en Scheiding van kerk en staat. Het kan toeval zijn, maar het lijkt er op dat afkeer van de monarchie eerder samengaat met een sterke afkeer van kerk en geloof.

Sommige republikeinen stellen dat er een relatie is tussen godsdienst en monarchie. Paul Cliteur schreef een aantal jaren geleden dat gelovigen denken dat er een speciale verbinding is tussen de koning en God. De koning zou een soort hotline met God hebben, een soort representant van God zijn op aarde. Dat de koning bij de gratie Gods regeert zou betekenen dat de koning met Gods hand regeert. Daarom zouden gelovigen een heilig ontzag voor de koning hebben. Dit snijdt voor onze tijd geen hout.

Bijbel en (kerk)geschiedenis

Ik krijg niet de indruk dat Cliteur veel begrijpt van de geloofswereld van christenen van vandaag. Het is zeker waar dat in diverse culturen zo’n verband tussen God of goden en de koning gelegd werd. Sterker nog: in diverse culturen maakten de koningen deel uit van de godenwereld. Bijvoorbeeld de Farao’s van Egypte. Maar juist de bijbel is heel ambivalent over het koningschap. In 1 Samuël 8 wordt zelfs een uitgesproken negatief oordeel gegeven over Israëls verlangen naar een koning: Het is het plaatsen van een mens op een plek die alleen God toekwam. Weliswaar is er daarnaast een andere lijn van koningen als gezalfden des Heren, die daarom een bijzondere positie hadden, maar ook hier is er geen sprake van een onvoorwaardelijke bewieroking van een ‘goddelijk gelegitimeerde’ koning. De gezalfde Saul verloor het leven en zijn familie het koningschap; David, de koning bij uitstek, kreeg weliswaar een blijvende dynastie, maar zijn misstappen worden in de Bijbel nergens met de mantel der liefde bedekt en na zijn zoon Salomo verloor de dynastie het grootste deel van zijn koninkrijk. De Herodessen in het Nieuwe Testament worden niet direct voorgesteld als verlengstukken van God.

In de vroege kerkgeschiedenis werden veel christenen gemarteld en gedood omdat ze nota bene weigerden de keizer goddelijke eer te bewijzen. Onder de christelijke keizers ontstond er in het oosten van het Romeinse Rijk een ongezonde macht van de keizer over de kerk. In het westen liep het wat anders. De paus zette in de Middeleeuwen keizers en koningen die zijns inziens niet deugden af (en andersom). In de zestiende eeuw ontstond de opvatting dat een vorst, die zich niet hield aan de bezworen rechten van onderdanen, afgezet kon worden. Dat was precies wat er in de Nederlanden in 1581 gebeurde onder leiding van Willem van Oranje. De onderdanen waren er niet voor de vorst, maar de vorst was er voor de onderdanen. Elders in Europa gingen veel landen de fase van het absolutisme in, waarin het droit divin, het goddelijk recht van de koningen om heerschappij te voeren een belangrijke rol speelde. In Engeland brachten puriteinse protestanten zo’n koning op het schavot. En in 1689 bracht een andere Willem van Oranje Engeland een soort constitutionele monarchie en een zekere godsdienstige verdraagzaamheid.

Het geloof

In Nederland volgden na de afzwering van de vorst meer dan twee eeuwen republiek, zij het meestal met een Oranje kleur in de vorm van een stadhouder (eigenlijk de plaatsvervanger van de afgezette koning). Pas in 1813 kwam de monarchie (afgezien van de broers Bonaparte, koning en keizer van 1806 tot 1813). Wel stonden al tijdens de Republiek de gereformeerde predikanten bekend als vurige aanhangers van het Oranjehuis. Daarbij ging het niet om het droit Divin. Vermoedelijk gaat deze band met het Oranjehuis terug op de rol van de Oranjes bij de Nederlandse Opstand, waarbij het geloof een belangrijke rol speelde. Daarnaast was zeker van belang dat prins Maurits in het heftige conflict tussen remonstranten en contraremonstranten opkwam voor de vrijheid van de kerk en de overwinning van de contraremonstranten mogelijk maakte.

De rol van Willem III, die als vurig protestant de protestantse opvolging in Engeland verzekerde, is ook niet uit te vlakken. In de periode van de monarchie bleef deze oriëntatie van de protestanten op Oranje van belang. Willem III liet zijn protestantse sympathieën duidelijk blijken en het openlijk geloofsgetuigenis van koningin Wilhelmina maakte grote indruk. De koninklijke familie is daarna zeker betrokken gebleven bij kerkelijke en geestelijke ontwikkelingen, al is dat minder uitgesproken protestants en orthodox. Ik herinner me een gesprek met koningin Beatrix bij een ontmoeting van verschillende godsdienstige groepen in Nederland. Die ontmoeting was op haar nadrukkelijk verzoek georganiseerd en haar persoonlijke betrokkenheid liet ze duidelijk merken in het gesprek dat ze voerde. Dat prins Willem Alexander belijdenis deed, is in deze tijd bepaald niet vanzelfsprekend. Evenmin als zijn verklaring dat het huis van Oranje protestants blijft (ook al huwde hij een katholieke vrouw).

Historische rol

Is er nu sprake van een minder vanzelfsprekende band dan in het verleden? Deels klopt dat wel. De kerk staat in de samenleving meer aan de zijkant. Er is meer voorzichtigheid bij nationale sentimenten. Het begrip Vaderlandse Kerk hoor je niet veel meer. Het Wilhelmus krijgt in de nieuwe kerkelijke liedbundel wel weer een plek, maar het kostte flink wat discussie. Maar aan de andere kant zijn er her en der wel gelegenheidspreken en speciale kerkdiensten. Het Nederlands Bijbelgenootschap plaatst dagelijks op haar website een stukje over koningen in de Bijbel. In christelijke kranten en tijdschriften wordt aandacht besteed aan de troonswisseling en bijna steeds met grote waardering voor de koningin en een positieve verwachting rond de nieuwe koning. Bij discussies in de Tweede Kamer zijn het steevast de christelijke partijen en de VVD die steun bieden aan de positie van de koning in het Nederlandse staatsbestel.

Nog steeds zal de verbondenheid met de monarchie het grootst zijn bij de het protestantse volksdeel. Wel is het verschil met de katholieke groep veel kleiner dan vroeger. Maar de gevoelens van verbondenheid zijn minder sterk en minder vanzelfsprekend bij de jongere generaties, in de samenleving als geheel en ook bij het protestantse volksdeel. Daar zit voor de monarchie op den duur wel een zeker risico in. Want de populariteit en het vertrouwen zijn heel groot en koningin Beatrix heeft het bijzonder goed gedaan, maar heftige incidenten kunnen in deze hypesamenleving wel sneller problematisch worden dan vroeger.

De voorkeur van protestanten voor de Oranjemonarchie is veel meer historisch dan principieel-monarchistisch van aard. Niet in de monarchie als zodanig, maar wel in de historische rol zie ik iets van Gods trouw door de geslachten heen. Er is alle reden om dankbaar te zijn voor een vorstenhuis dat op zo unieke wijze Nederlands bestaan, geschiedenis en eigen aard belichaamd, symbool is van vrijheid, verdraagzaamheid, samenwerking en over de grenzen kijken. Een eigentijds koningschap kan in haar wonderlijke verbinding van gezag en dienst, van schittering en zorg iets laten zien van het herderlijke koningschap dat in de Bijbel verbonden is met David. Bovendien kan het niet gekozen zijn van de koning makkelijker iets symboliseren van de dubbelheid van het overheidsgezag: het komt op uit het volk, maar staat er ook boven. De overheid is er ten dienste van het volk. Maar het is ook Gods dienares. Dat geldt net zo goed voor republieken als voor monarchieën.

Uit de tijd?

Als er geen principiële voorkeur voor de monarchie hoeft te zijn, kun je je afvragen of de republikeinen wellicht een punt hebben. Is het koningschap uit de tijd? Het hoofdargument van republikeinen is meestal dat het belachelijk is dat het hoogste ambt in het land bekleed wordt op grond van geboorte uit bepaalde ouders en niet op grond van verkiezing of verdienste. Het is niet democratisch, want het volk heeft deze hoogste ambtsdrager niet gekozen; en riskant, want er kan zo maar een ongeschikt iemand op de troon terecht komen. Erg overtuigend vind ik het niet. Wat is er ondemocratisch aan de monarchie als een overgrote meerderheid van de bevolking het graag zo wil? Is het democratisch iets af te schaffen wat de overgrote deel van het volk juist graag wil behouden? Bovendien is het koningschap in Nederland al lang ingebed in een democratisch systeem, waarbij een koning invloed heeft door te adviseren en door te informeren en door contacten en verbindingen te leggen, maar waar de verantwoordelijkheid voor de politieke beslissingen altijd ligt bij ministers of bij een gekozen volksvertegenwoordiging.

De Europese monarchieën zijn de meest stabiele democratieën ter wereld. Het argument dat iemand alleen op basis van deskundigheid en verdienste een ambt zou moeten bekleden is ook niet erg overtuigend. Dat argument zou het democratische argument in ieder geval ondergraven. Want er worden heel wat Kamerleden gekozen, waarvan het intellectueel vermogen niet indrukwekkend is. Ons systeem werkt juist heel aardig in het samenspel van koning, gekozen volksvertegenwoordiging en op kwaliteit geselecteerde ambtenaren. Wat de koning betreft kan die in ieder geval goed voorbereid worden op zijn bijzondere taak. De praktijk, voor zover we daar zicht op hebben, laat zien dat de inbreng van de koninginnen de afgelopen eeuw vaak bijzonder goed en nuttig geweest is.

De republikeinen lijken een punt te hebben als ze zeggen dat het toch wat uit de tijd is om een ambt erfelijk te laten zijn. Maar bij nader inzien vraag ik me af hoe overtuigend dit argument is. Erfelijkheid speelt nog steeds een grote rol in onze samenleving. Als mensen sterven, vallen hun bezittingen toe aan familie. Dat geldt ook voor aandelen in bedrijven. Bij familiebedrijven zie je leidende functies vaak overgaan van generatie op generatie. Je hoort maar weinig protesten tegen deze gang van zaken, waarbij iemand op grond van afkomst de leiding kan krijgen over een miljardenbedrijf.

Familierelaties en carrière

Daarnaast blijkt familierelatie ook in de politiek nog altijd een relevante factor te zijn. In de Verenigde Staten, waar iedere vorm van erfelijke adel ontbreekt, zijn er politieke dynastieën die een enorme rol spelen, zoals de families Adams, Harrison, Kennedy, Roosevelt en Bush. President Franklin Roosevelt was verwant met elf eerdere presidenten, vijf door bloedverwantschap en zes door huwelijksrelaties. George W. Bush is verwant aan zestien vroegere presidenten. In Griekenland wisselden leden van de families Papandreou en Karamanlis elkaar af als premiers. In India hebben we de Nehru-Gandhi dynastie, in Pakistan de Boettho dynastie. Ook in communistische of andere dictatoriaal geregeerde republieken tref je dynastieën aan: de Kims in Noord-Korea, de Castro’s in Cuba, de Aliyevs in Azerbeidjan, de Assads in Syrië.

En Nederland? We hebben de regententijd achter ons gelaten, maar de regentenfamilies zeker niet. Geslachten van ministers, kamerleden en burgemeesters hebben we tot de dag van vandaag. In dit verband kun je bijvoorbeeld namen noemen als Drees, De Brauw, Donner, Van Aartsen, Patijn, De Gaay Fortman, Diepenhorst, Den Uyl, Geertsema, May, Bolkestein, Witteveen en Bot. Familierelaties hebben nog steeds invloed op de carrièremogelijkheden. Dat heeft zowel te maken met wat mensen meekrijgen in de opvoeding (en wellicht in de genen) als met de fascinatie voor familieverwantschap bij anderen. Die fascinatie voor familieverwantschap speelt waarschijnlijk ook een rol bij de fascinatie voor vorstelijke families. In deze tijd van enorme media-aandacht is dat wellicht nog sterker dan vroeger. De leden van de koninklijke familie zijn in zekere zin bekenden van ons allemaal. We leven mee met geboorte, romances en huwelijken, soms ook scheidingen en ruzies, verdriet en rouw.

Ten slotte

Een ander kritiekpunt wordt gevormd door de kosten van de monarchie. Die zijn er. Maar een gekozen staatshoofd zou net zo goed veel geld kosten. De representatie van de staat is bijna per definitie een kostbare zaak. Overigens schat ik in dat de opbrengsten van de monarchie aanzienlijk hoger zijn dan de kosten. Ik denk dan aan zaken als de internationale belangstelling voor Nederland door de fascinatie voor het koningshuis, de internationale netwerken en contacten van een koning, de handelsbevordering en de belangstelling van toeristen voor verleden en heden van de koninklijke familie.

Ik zie geen overtuigende argumenten voor een republiek. Integendeel. De basis van de Nederlandse monarchie is de enorme identificatie van de geschiedenis van dit land met de familie van Oranje-Nassau. Zonder Oranje was er geen Nederland geweest en het is de vraag of zonder Oranje Nederland als onafhankelijk land was blijven bestaan. De Oranjevorst als een soort verpersoonlijking van land en volk is een soort paraplu boven, een bindmiddel van een samenleving die verder vaak tot op het bot verdeeld is. Die symbolische functie van de monarchie is van grote waarde. Het koningschap daagt de drager uit om ook werkelijk mensen te verbinden en boven de partijen te staan. De koning hoeft geen campagne te voeren, geen verkiezingsbeloften te doen, geen politieke vijanden te maken. Het koningschap is een nationaal rolmodel, dat de drager stimuleert om te zijn, waar hij symbool voor staat. In Nederland is Oranje nationaal symbool bij uitstek, symbool van ons land, van onze onafhankelijkheid, van onze vrijheid en van verdraagzaamheid. Er is alle reden om blij te zijn met de Oranjemonarchie.

Drs. Jos Wienen is burgemeester van Katwijk en redacteur van Kontekstueel.

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.