Skip to main content

nr3 • 2022 • Hoe houd je het leuk?

36e jaargang nr. 3 (januari 2022)
thema: Dragen of zeulen: het ambt in de kerk

Piet de Jong
Hoe houd je het leuk?
Ambtsdragers blijvend inspireren

Na bijna vijftig jaar kerkenraadservaring, waarvan vrijwel altijd als voorzitter, verbeeld ik me wel enig idee te hebben waarom gemeenteleden in ambtelijk werk vreugde beleven en het met elkaar uithouden, waarom ze er vaak jaren mee doorgaan in wisselende rollen, terwijl anderen er snel mee klaar zijn. Hoe blijft het leuk voor heel de club? Dat zou voor mij nu een belangrijk vraag zijn. Leuk in de zin van aantrekkelijk, spannend, met een zekere gretigheid over de gemeente nadenken. Samen een soort complotgevoel ontwikkelen vanuit de drive dat ‘het evangelie er echt toe doet’. Zoals je ook rond een avondmaalstafel kunt hebben. Het zijn de momenten dat ze ‘buiten’ niets van je snappen als christen, kerklid en ambtsdrager, maar in je beweegt en triggert je roeping.

De redactie vroeg mij een praktisch verhaal te schrijven. Ik schrijf vanuit de rol van de predikant. Als predikant speel je naar mijn gedachte in een kerkenraad een hoofdrol. En wel als geestelijk leider. Die rol moet je op je willen nemen. Toenemend ben ik me daarvan bewust geworden. Jouw ambt als voorganger ziet de kerkorde als het ambt, jij bent ervoor opgeleid, jouw roeping en beroep vallen samen. De anderen zijn geroepen vrijwilligers. ‘Heb zorg om jezelf’, zei Paulus tegen de wat schuchtere Timoteüs, ‘en om de hele kudde.’ Voor mij begon die met de kerkenraadsleden. Hoe hou ik het voor hen leuk? Hoe zorg ik ervoor, dat ze rond half elf thuiskomen, en mocht daar een partner zijn die vraagt: ‘hoe was het’, dat ze spontaan zeggen: ‘Hartstikke leuk! Ik ben weer helemaal opgeladen.’ Met minder mag het niet.

Start
Hopelijk ben je niet het ambt ‘in gerommeld.’ Hopelijk is het ook niet puur verantwoordelijkheidsdrift en allemaal charisma en vroomheid. In mijn eerste gemeente – een boerengemeente in Duitsland – was er elke vijf jaar een landelijk vastgestelde zondag. Na de morgendienst werden de kerkenraadsleden gekozen. Volgens de kerkorde kon je alleen bedanken met een doktersverklaring of verklaren, dat je de belofte niet kon afleggen. Maar van dat laatste maakte niemand gebruik. Allemaal erg formeel.
Terug in ons land in de Hervormde Kerk ging het er zo niet aan toe. (De gemeente in Duitsland bestaat overigens nog steeds.) Maar zelden werd in de PKN iemand ouderling of diaken doordat hij of zij in tongen was gaan spreken, of bijzonder was opgevallen. Wel waren zij bewust met belijdenis bezig, stil en zonder grote woorden. Men vierde het heilig avondmaal mee en daarna werden ze al snel gevraagd. Al dan niet via verkiezingen van belijdende leden. In een van de gemeenten die ik dienen mocht, was een ambtsdragersverkiezing een veldslag om leden van een bepaalde snit. In de eerste kerkenraadsvergadering keek men vervolgens om zich heen: wie zijn mijn strijdmakkers en wie zijn mijn tegenstanders? Zulke mensen werden ambtsdragers namens een groep en om te zorgen voor een bepaald beleid. Op de Veluwe hadden ze dit probleem gesensibiliseerd door alle kerkenraadsleden een etiket te geven: naast elke B(onder) zat een C(onfessioneel). Wie een ambt aanvaardde vanuit het besef ‘de Heer zelf roept mij in deze dienst’, werd hiervan niet vrolijk. Wat ze aantroffen, klopte niet met hun verwachting. Zij wilden Jezus Christus dienen, maar het kwam er zelden uit. Een kerkenraadsvergadering verliep volgens een vast stramien agendapunten. Rond 22. 00u mocht niemand meer iets zeggen. Er werd afgerond.

Aan dit soort bijeenkomsten heb ik niet echt veel vreugde beleefd. Dat steeds vaker een ambtsdrager na vier jaar ermee ophield of nog eerder, begreep ik wel. Meestal ‘wegens vervolgstudie voor hun baan’. Soms beschadigd of teleurgesteld. Had het ambtswerk eerst eervol geleken en was dit het gevolg geweest van een geloofskeuze, dan zag je het elan uitdoven. In een paar jaar tijd was de motivatie weg en vertrokken ze met een boekenbon. Een illusie armer.
Als dit gebeurde heb ik me dat vaak zelf aangetrokken. Hoe hou ik het voor hen leuk? Inspireer ik ze wel voldoende? Hoe houden ze iets van hun motivatie vast: gretig en vreugdevol? Naar mijn idee moest ik de oorzaak vooral bij mijzelf zoeken, als bij deze en gene de gretigheid verdween. Met name in Delfshaven – ruim twintig jaar – heb ik op dit punt veel geleerd. Voorkom een vergadertrauma!

Vergadertrauma
Veel mensen zeggen meteen nee tegen het ambt, omdat ze ‘niets met vergaderen hebben.’ Daarmee bedoelen ze: op woensdagavond zorgen dat je er op tijd bent in de kerk. Nauwelijks klaar met eten en kinderen. Ik kan me herinneren, dat er een tijd was dat je als kerkenraadslid niets hoefde voor te bereiden. De scriba las de agenda voor en de notulen. In een latere fase kreeg je grote enveloppen mee met steeds meer ‘stukken’. Uitgedeeld na de morgendienst. Ik zei: doe die enveloppe vandaag NIET open. Daarna kwam internet. Bij elk punt een heel verhaal dat je ook nog zelf moest printen en lezen. Kom je dan op tijd naar de vergadering, eventueel met je iPad, dan is het: opening, agendapunten, notulen, ingekomen post en weet ik niet wat. Kan het nog saaier? Is er een methode om iemand nog meer het geloof te leren tegenstaan? Van elke tien kerkenraadsleden zijn er twee die steeds praten, de anderen zijn net begonnen met lezen. Door vermoeidheid en soms ook nog gezeur en heel veel enerzijds en anderzijds geeft men snel op. Je bent blij dat je naar huis mag en nog even aan de pils kan. ‘s Nachts word je wakker en hoor je ouderling Jansen nog steeds doorzagen over een of ander totaal onbelangrijk beleidspunt. Je denkt: wanneer ben ik aftredend?

Wil je het leuk houden, dan moet het anders. Ik zei vaak: ‘Je hebt niets met vergaderen? Wij vergaderen ook niet. We komen wel bij elkaar om elkaar scherp te houden. Het is altijd heel boeiend wat we doen.’ Hoe maak je dat waar als predikant? Begin altijd met iets inhoudelijks. Een korte Bijbelstudie. Een belangrijk punt uit een preek om over door praten. Maak ze deelgenoot van een praktisch of pastorale aanvechting van jezelf. Of iets uit de landelijke kerk. Is men qua achtergrond erg verschillend met de neiging tot partijvorming, dan spreek je af: we spelen dezelfde wedstrijd, we spelen hier niet tegen elkaar. Dat hoort bij een vorige eeuw. Luister, leer, denk mee, voeg toe.

Verloop van de avond
Geregeld bestond deel 1 uit ‘een rondje rond de velden’, zoals iemand dat eens noemde. Om de beurt – meteen aan het begin – kreeg iedereen de tijd te vertellen hoe het met hem of haar ging. Qua geloof, ambt, werk, gezin en zo verder. En als we eraan toe waren, dan kon het ook dat er daarna nog in groepjes werd gepraat en gebeden. Ik verbeeldde me, dat op deze manier de kerkenraad nog lang niet een gebedsgroep was geworden – er moesten ook dingen besproken worden en knopen doorgehakt – maar we leerden elkaar kennen en waarderen. Wie was er echt hervormd, wie Oudgereformeerd, wie sprak in tongen, wie kwam uit Ouddorp en wie was eigenlijk vrijzinnig? Dat wist je en dat maakte gesprekken boeiend. In het laatste halfuur kwamen de bekende vergaderpuntjes nog even aan de orde. Voor zover er tijd voor was en iemand nog energie had. Voor de meer ingewikkelde vragen of stappen als bijvoorbeeld (in mijn tijd): samenwonen, homo’s aan het avondmaal, vrouwen in de kerkenraad, maar ook missionair werk, spraken we af op zaterdagmorgen om half tien. Iedereen fris, appeltaart, spijkerbroek, en tegen half twaalf alle dingen besproken.

Ambtsgevoel
In hoeverre is een ambt echt iets van Christus? Merk je dat bij een huisbezoek, dat men je wat anders aankijkt dan een doorsnee Bijbelkringlid? Voelt dat ongemakkelijk, of voelt het juist prikkelend? Daarover werd steeds openhartig met elkaar gesproken.
Voor een positieve en gretige sfeer en zin om aan te pakken moet je als kerkenraad je verbonden voelen. Nogal wat kerkenraden splitsen zich tegenwoordig op in een zogenaamde kleine kerkenraad en een grote kerkenraad om het trauma te vermijden. De laatste komt nog een keer in de vier maanden bij elkaar. Naar mijn idee is dat de manier om het ambtsgevoel snel te doven. Sla je een keer over, dan ben je al weg. Niemand weet wat je doet. Je doet ook steeds minder. Zulke bijeenkomsten zijn als een soort Raad van Advies. Geen verbond of complot van broeders en zusters om de geloofsgemeenschap op te stoken en actief te maken voor een dorp of wijk. Zulke kerkenraadsleden staan al snel op het parkeerterrein. Juist de inhoudelijke ontmoetingen moeten het plezier erin houden. Met de dominee mee kunnen denken, van de omgang met hem of haar leren, geprikkeld worden een boek te lezen of een artikel in de krant. Zadel ze niet op met een hele rij notities die ze nog moeten uitdraaien, ook totaal onvoorbereid zijn ze welkom.

Zorg voor nieuwe input
Veel kerkenraden organiseren elk jaar een uitje met de partners. Prima. Alleen: doe ook regelmatig iets waar je inspiratie van krijgt. Ga naar Rotterdam of Amsterdam. Met de trein. Bezoek diaconale projecten en kerken. Bezoek een moskee. En waarom zou je niet als kerkenraad een halve week naar Londen gaan? Inspiratie is mijns inziens de belangrijkste motor waardoor ambtsdragers vrolijk en gretig blijven.
Er zijn ook andere momenten die inspireren. Dingen die je met elkaar meemaakt. Zoals ziekte en tegenslag. Van de begrafenissen in families van de ambtsdragers sloeg ik er zelden een over. Stel ook jezelf ervoor open als voorganger. In 2010 overleed een schoonzoon heel plotseling. Pas 39 jaar. Na de begrafenis zei ik tegen de voorzitter van de kerkenraad: ‘Jullie zijn morgenavond allemaal welkom op de pastorie.’ De meesten kwamen. Er werd heel veel gepraat, over sterven, verdriet en gemis. Een van hen las uit de Bijbel, een paar anderen deden gebeden. Terugdenkend aan die avond zeg ik: zulke momenten zijn goud voor een kerkenraad. Je hebt elkaar even gezien, echt gezien en echt iets gedeeld.

Wat je niet moet doen als kerkenraad:

  • te laat beginnen;
  • de laatkomers bestraffen;
  • vergeten dat iedereen al moe is;
  • het eerste uur waarin men nog energie heeft, verloren laten gaan aan opening, agenda, notulen, ingekomen, pauze;
  • na 22.15 uur doorgaan. Mijn vrouw zei weleens: je kunt doorgaan na 22.15 uur, maar de Geest stopt rond 22.00 uur;
  • verwijten maken, het zijn vrijwilligers;
  • als predikant kerkenraadsvergadering absenteren;
  • met sommige ambtsdragers op vakantie gaan naar Frankrijk.

P.L. de Jong is emerituspredikant in de PKN en redacteur van Kontekstueel. Hij was predikant in Laar, Asperen, Nunspeet, Delfshaven, Wijk bij Duurstede en Oud-Vossemeer. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 983